Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het drievoudig ambt van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het drievoudig ambt van Christus

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(9)

HET ENIGE OFFER

Uit het voorgaande is ons duidelijk geworden dat en hoe Christus de enige Hogepries-' ter is omdat Hij Gods Zoon is, omdat Hij het volmaakte offer heeft gebracht en omdat Hij Priester en Offer tegelijk is.

De kracht van dit offer kent geen beperking. Het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt van alle zonden. Ook hierin gaat Hij het offer, dat in het O.T. zo'n centrale plaats inneemt, ver te boven.

Daar wordt nog duidelijk onderscheid gemaakt tussen de zonde door dwaling en de zonde die bedreven wordt met opgeheven hand, zonde die met opzet gedaan wordt. U kunt daarover lezen in Numeri 15 : 22 v.v.

Voor de zonde door dwaling verricht is verzoening mogelijk en als het voorgeschreven offer gebracht is dan zal die zonde vergeven worden. „Maar", zo lezen we dan, „de ziel die iets gedaan zal hebben met opgeheven hand, zal uitgeroeid worden uit het midden van haar volk."

Ook in dit opzicht overtreft Christus dus Aaron en zijn dienst. Want geen zonde, hoe groot ook, geen vijandschap, hoe sterk ook, zal standhouden, als het bloed door Christus gestort onze schuld voor Gods aangezicht bedekt.

Het offer is naar alle kanten volkomen en mist zijn uitwerking niet. En zoals iedere hogepriester gesteld is in de dingen die bij God te doen waren, zo heeft Christus als in Gods tegenwoordigheid Zich Gode onstraffelijk opgeofferd.

En er was bij God wat te doen. Moest de toorn van God niet gestild worden en moest de ongerechtigheid niet weggenomen worden en moest de eeuwige gerechtigheid niet aangebracht worden? Laat de Heere dat niet

ieder van Zijn kinderen zien waarom en voor wie het Lam Gds, dat de zonde der wereld wegneemt, noodzakelijk is?

Weliswaar bereikt in het offer van Christus zijn hogepriesterlijk ambt zijn hoogte-en dieptepunt. We moeten echter daarbij niet vergeten dat heel zijn leven van kribbe tot kruis priesterlijke offerande geweest is. Wat was zijn verschijning in het vlees, in de kribbe van Bethlehem, anders dan een overgave tot het offer, een zich schikken naar de wil van God; een zich laten binden onder het oordeel. Daar wiist de Hebreënbrief ook met nadruk op, dat Christus, om de broederen in alles gelijk te kunnen zijn — uitgenomen de zonde — met de zwakheid van het vlees is bekleed geweest. Als Hij geen mens was geweest dan had Hij nooit de straf op de zonde kunnen dragen. Als Hij niet de Zoon van God was geweest dan had Hij de last van de eeuwige toorn van God niet kunnen wegnemen en ons daarvan verlossen.

Maar nu gaat Hij in onze plaats staan. Hogepriester in nederigheid, ja nog sterker, in de vernedering, in de schuld van ons mensen, in de smaad en schande van het kruis, in de diepte van onze verlorenheid, in de hel van God-verlatenheid.

Heel de weg door de Vader bepaald loopt Hij af. Hij wordt genoemd de medelijdende Hogepriester, die onze zwakheden kent.

De barmhartige Hogepriester, die zijn volk representeert voor God.

De getrouwe Hogepriester, die het nooit laat afweten, zelfs niet waar mijn schuld zijn bloed en zijn dood kost.

Geen hogepriester op een afstand, maar o zo dichtbij, in onze plaats, ten onzen behoeve. Is er behoefte aan Hem?

Stemt u in als we u voorhouden: Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren en hoger dan de hemelen geworden? !

In zijn hogepriesterlijk ambt heeft Christus zelf de weg betreden, die gekenmerkt is door het woord barmhartigheid. Eén stralende liefde komt ons tegemoet als Hij ligt in de kribbe, als Hij wandelt op aarde, de zieken geneest, de doden opwekt, de via dolorosa betreedt en sterft aan het vloekhout. Iedere gedachte aan Hem is liefde en iedere stap gehoorzaamheid aan de Vader en barmhartigheid tot het verlorene. Zijn medelijden doet Hem verschrikkelijk lijden, maar in de liefde tot de dood offert Hij zijn priesterlijk hart en zijn leven. Door deze liefde wordt heel zijn priesterlijk ambt gedragen.

Door zijn offer neemt Hij de zonden weg, verschaft Hij ons opnieuw toegang tot de gemeenschap met God en gaat Hij niet alleen in gehoorzaamheid Gods weg, maar baant Hij ook de weg.

Daar hoort u de schrijver van de Hebreënbrief van getuigen en het is als zet hij de vleugeldeuren van Gods Vaderhuis en Vaderhart wagenwijd open: ewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, op een verse en levende weg, welke Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is door zijn vlees; en dewijl wij hebben een grote Priester over het huis Gods; zo laat ons dan toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid (Hebr. 10 : 19-22). des geloofs

En al eerder had hij genodigd: Dewijl wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen Hogepriester die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.

Laat ons dan — d.w.z. op grond daarvan alleen — met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd (Hebr. 4 : 14—16).

Zo is het hogepriesterlijk ambt van Christus een weg en zijn offer een doorbreken van het voorhangsel van zijn vlees om voor zijn gemeente toegang te verschaffen tot de Vader. Een weg voor de Priester zelf als hij over en door de offerdood tot de troon gaat en met Zijn offer voor het aangezicht van God verschijnt voor ons.

Zo ziet de Hebreënbrief Christus gaan, door het gescheurde voorhangsel van zijn vlees, gaat Hij als Voorloper voor ons binnen in het heilige der heiligen, in de hemel voor Gods troon. De Voorloper! Oudtijds was dat iemand die bericht van zaken gaf waar zij thuishoorden. Nu, dat heeft Christus gedaan. Hij heeft bericht van zaken gegeven voor Gods aangezicht. Hij heeft de zaken die bij God te doen waren bekrachtigd. Het heeft voor Gods oor in de hemel geklonken: „Het is volbracht." De zaak van de verzoening is zakelijk, rechterlijk, ambtelijk afgehandeld voor Gods heilige vierschaar.

Samenvattend mogen we dan nu zeggen: het fundamentele in de priesterlijke bediening van Christus is het offer van de plaatsbekleding.

We sluiten dit onderdeel af met een weergave van de gedachte van Calvijn, die op de vraag wat de bedoeling van Christus' priesterschap is dit antwoord geeft: „dat Hij de Middelaar is die ons met God verzoent en met zijn zoenoffer bewerkt dat de toorn van God gestild wordt". Daaruit trekt Calvijn dan deze conclusie: „Zo zien we, dat we beginnen moeten bij de dood van Christus, opdat de werkdadigheid en het nut van zijn Priesterschap tot ons kome" (Inst. II-XV-6). 189 \

DE EEUWIGE PRIESTER

De vorige keer schreven we al dat het hogepriesterlijk ambt van Christus niet alleen gekarakteriseerd kan worden door het woord „enig", maar ook door het woord „eeuwig". We zouden kunnen zeggen dat deze twee aspecten in elkaar grijpen en dat het tweede ambt van Christus enig is, omdat het eeuwig is en eeuwig is omdat het enig is. Maar ik zou graag aan dit tweede aspect nog een korte uitwerking willen geven, voordat we er toe overgaan „de werkdadigheid en het nut" van Christus' hogepriesterlijk ambt te overwegen.

Christus is ook de eeuwige Hogepriester. Op dat eeuwigheidskarakter legt ook de brief aan de Hebreën steeds weer nadruk en dat wordt in de Heidelbergse Catechismus als volgt verwoord: „en (Christus) voor ons met zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader".

U herinnert zich misschien dat het werk van de aardse priester bestond in offeren, bidden en zegenen. Dat maakte de inhoud van zijn ambt uit. Niet anders is het met Christus. Nadat Hij het offer gebracht heeft is Hij niet klaar.

Hij is naar de hemel gegaan, gezeten aan Gods rechterhand en op grond van zijn offer treedt Hij op als Pleitbezorger voor zijn schuldig volk. Door zijn volmaakt offer heeft Hij de hemel ontsloten.

Nog heden ten dage, verhoogd in heerlijkheid, oefent Christus zijn hogepriesterlijk ambt hierdoor uit, dat Hij voor de Vader verschijnt als Degene die het offer voor de schuld der wereld heeft gebracht; en dat uit kracht van de door de Vader aangenomen voldoening, God de Vader de zegen van de verzoening, op Christus' voorbede, aan de zondaar schenkt. Aan de zondaar, jawel... maar aan de arme zondaar, aan de om genade verlegen zondaar, aan de ontledigde zondaar.

Onze Ned. Gel. Bel. wijdt er een heel uitvoerig artikel aan (art. 26), waaruit blijkt hoe groot het belang van Christus' eeuwig priesterschap is. Het houdt bij het kruis niet op. Hij is ook opgestaan. Hij is ten hemel gevaren. Hij deelt zijn schatten en gaven uit.

Hij zit niet alleen in de rust van Gods troon. Hij staat voor Gods aangezicht. Hij is ons ten goede daar. Hij leert niet alleen bidden; Hij geeft niet slechts de verzekering, dat het gelovig bidden in zijn Naam en pleitend op zijn verdiensten bii God altijd verhoord wordt, maar Hij bidt ook zelf voor zijn volk.

Hij treedt voor dat volk op als de grote Voorbidder en Pleitbezorger bij God. En de grond voor zijn pleiten vindt Hij in zijn eigen offer, want Hij is niet met vreemd bloed, maar met zijn eigen bloed in het heiligdom van God voor ons verschenen. Methet eeuwig bloed der verzoening is Hij aan de rechterhand Gods verheven. Met barmhartigheid innerlijk bewogen over de noden van zijn volk. Beschuttend en zegenend breidt Hij zijn doorboorde handen uit over het kleine kuddeke. Nooit sinds zijn hemelvaart heeft Hij die zegenende handen ingetrokken. Op zijn gebed stroomt de zegen neer. Het eeuwig hogepriesterschap van Christus is een steeds vloeiende fontein van genade. Door zijn volkomen gerechtigheid, die zijn volk wordt toegerekend, verwerft Hij voor de zijnen het onvervreemdbaar recht op het eeuwige leven. Maar Hij bewaart en beschut ook bij de verworven verlossing. Hij kan de moeiten en de strijd van dat volk ten volle verstaan. Hij weet wat zijn volk nodig heeft, wanneer Hij bidt.

Daarom leidt Hij door zijn bidden hun gebed in de rechte banen. Hij zuivert het op het gouden altaar, dat voor de troon is, van alle gebrekkigheid en besmetting der zonde en doet het als heilig reukwerk branden voor Gods aangezicht (Ps. 141:2; Openb. 5 : 8). Met deze priesterlijke ontferming en dit bidden houdt het derde deel van zijn priesterlijk ambt nauw verband. Zoals de hogepriester zijn handen zegenend ophief over

het volk zo zegent Christus de zijnen met geestelijke en hemelse zegeningen.

Hij stort door zijn Geest hemelse gaven uit. Hij doet haar voortdurend een stroom van zegeningen toekomen, die duurt tot in eeuwigheid.

Wie deze Priester en zijn werk in ongeloof verwerpt vindt in heel de wereld geen slachtoffer voor zijn zonde; die heeft in zijn nood geen Pleitbezorger bij God.

Het eeuwig priesterschap van Christus bereikt ook hier zijn hoogste doel.

Het verenigt zich met de ten troon verheven Koning. Priester en Koning worden één.

De eenheid van de drie ambten wordt zichtbaar.

Christus is de Bedienaar van het hemels heiligdom, maar Hij is ook Degene die gezeten is aan de rechterhand der majesteit Gods (Hebr. 8 : 1-2). Hij troont in heerlijkheid op grond van zijn offer. Maar Deze, één slachtoffer voor de zonde geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods (Hebr. 10 : 12).

Rusteloosheid karakteriseert de oudtestamentische priesterdienst. Hier bij Christus woont de eeuwige rust. Hij is voortdurend bezig zijn offer en bloed tot gelding te brengen in zijn gemeente op aarde. Ondertussen wacht Hij totdat zijn vijanden gelegd zullen zijn tot een voetbank zijner voeten. Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk priesterschap. Waarom Hij ook volkomen kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden (Hebr. * 7 : 24, 25).

N.Tonge.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het drievoudig ambt van Christus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's