Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Geest en Zijn werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Geest en Zijn werk

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat gelooft gij van de Heilige Geest? Eerstelyk, dat Hij tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere, dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hy mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste, en bij mij eeuwiglijk blyve. Zondag 20 Heid. Cat.

De persoon van de Heilige Geest

Over de Heilige Geest geeft de Catechismus maar één heel kleine Zondag. Ook in de Heilige Schrift wordt wel de Geest gedurig genoemd, maar Hij zal van Zichzelf niet spreken, Hij zal het uit dat van Christus nemen en dat u verkondigen. De Heilige Geest is de stille Getuige op de achtergrond, maar dan wel op de achtergrond aller dingen. Sommigen, die boven of voorbij Gods Woord heengrijpen, beroepen zich gaarne op de Heilige Geest; anderen houden het zo bij Gods Woord, dat zij het werk van de Heilige Geest daarin en daarbij uit het oog verliezen. Als de Heilige Geest de Stille Getuige is op de achtergrond aller dingen, dan staan toch vele dingen op Zijn naam. De schepping is mede Zijn gewrocht. Het Woord is Zijn gewrocht. De ontvangenis van Christus in het vlees is Zijn werk geweest. De prediking en heel de ambtelijke bediening in de kerk is .Zijn werk. En de kerk zelf in haar toevergadering door de eeuwen heen is Zijn werk. U voelt een geweldig werk, niet minder dan dat van de Zoon. De bijbel begint dan ook met de Heilige Geest, als die vóór de schepping zweefde op de afgrond. En de bijbel eindigt ook met de Heilige Geest, als Die met de bruidskerk bidt om de komst van Jezus, op welke bede de Heere Christus dan ook komen zal op de jongste dag!!

Altemaal bewijzen, dat de Geest Gods wel waarlijk God is, te geloven, te aanbidden gelijk de Vader en de Zoon.

Komt, zoeken wij Zijn kennis te putten uit de Heilige Schriften. Het woord Heilig is een diep bijbels woord: het betekent afgezonderd — afgezonderd van alle onreinheid en zonde — maar ook afgezonderd van alles, alles te boven gaande. Wij kennen het woord heilig voor de tempel, voor de hemel als afgezonderde plaatsen. Wij kennen het woord heilig voor personen als nazireërs, profeten, priesters als afgezonderde mensen. Maar het woord heilig voor God, voor de Heere Jezus, voor de Heilige Geest gaat dit alles ver te boven. Met God, met de Heere Jezus, met de Heilige Geest is niets te vergelijken. Van Hem zingen de engelen: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen. Het is alles verre, verre, onvergelijkbaar verre te boven gaande. Vanwege Gods wezen, vanwege Gods werken. Dat geldt de Heilige Geest zo goed als de Vader en de Zoon.

De Heilige Geest is een Geest. Dat is ook God de Vader — een Geest, dat was ook God de Zoon voordat Hij menselijk vlees aannam en dat is Hij nog. Maar bijzonder de derde Persoon heet zo, naar het Hebreeuwse woord ruach, het Griekse woord Pneuma, het Latijnse woord Spiritus, wat adem of wind of blazing betekent, omdat de Heilige Geest van eeuwigheid tot eeuwigheid uitgaat van de Vader en de Zoon. Hij is als dat wat uitgaat en wederkeert als onze adem van God de Vader en van God de Zoon. De Vader is God boven ons, de Zoon is God met ons, de Geest is God in ons. In het Woord komt de Geest in ons van de Vader en de Zoon. In het gebed en in het Godgewijde leven keert de Geest van ons uit tot God, tot de Heere Jezus. Nu is de Heilige Geest niet een wat, een iets, ook niet een kracht. Hij is niet een wind, een adem, maar als de wind, als de adem. Hij is een Persoon, een Zelfstandigheid. Hij is niet een werking Gods, maar zeer bepaald een Persoon.

Een andere Persoon dan de Vader en de Zoon: een andere Trooster. Als Hij de derde Persoon der Godheid genoemd wordt, dan is dat niet vanwege de tijd, alsof Hij later ontstaan zou zijn, want Hij is met de Vader en de Zoon eeuwig. Als Hij de derde genoemd wordt, dan is dat ook niet vanwege Zijn waardigheid, want Hij is als de Vader, als de Zoon mede eeuwig, van dezelfde Goddelijke natuur, van al dezelfde Goddelijke eigenschappen en ook dezelfde dienst en ere waardig. Hij heet God als de Vader en de Zoon. Hij is eeuwig, oneindig, alwetend, almachtig, heilig, rechtvaardig, barmhartig. Hij doet dezelfde Goddelijke werken: in de schepping, in de herschepping. Hij openbaart de zaligmakende leer — Hij roept kerkdienaars: profeten, evangelisten, apostelen, dienaars des Woords, ouderlingen, diakenen. Hij stelt ze op hun posten, verlicht hun verstanden, Hij bekwaamt ze tot hun diensten, elk tot de zijne. Dan ook vergadert Hij Zich een gemeente uit alle volk, taal, natie en geslacht of tijd: Hij wederbaart het verstand, de wil, de genegenheden. Hij vertroost hen tegen alle zwarigheden, en aanvechtingen tot het einde toe. Hij leidt ze in alle waarheid, in de wegen des Heeren, Hij rechtvaardigt hen en geeft hun ten slotte het eeuwige leven.

Dat is de Persoon van de Heilige Geest, dat is de Geest naar Zijn Godheid.

Het werk van de Heilige Geest

„Dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een oprecht geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make."

De werken van de Heilige Geest worden in de Catechismus samengevat in één zaak, een zeer persoonlijke zaak, namelijk dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij Christus en al Zijn weldaden deelachtig make. Maar zijn de werken van de Heilige Geest niet meer en niet veelomvattender? Voorzeker: daar zijn de werken van de Geest in de toevergadering en in de toerusting van de kerk met al wat daar in en aan de kerk samenhangt. Maar dat werk van de Geest wordt in de volgende Zondag nog apart behandeld. Dan zijn er ook algemene werken van de Heilige Geest, die in het publieke leven nodig zijn, als kennis, vaardigheid, voorzichtigheid. Maar het gaat de Heilige Geest toch bijzonderlijk om het uit dat van Christus te nemen om dat aan mensen te verkondigen. En dan volgt er inderdaad het dragen en volbrengen van eens christens taak in deze wereld. Tot Adam zei de HEERE: Bewoont - bebouwt het aardrijk. Aan Mozes werd de taak gegeven om met wijze mannen het volk te leiden en te regeren. Christus de Koning is aan het volk gegeven niet alleen tot rechtvaardigheid en heiligheid, maar ook tot wijsheid. En de Godzaligheid is tot alle dingen

nut en die heeft de belofte voor dit en voor het toekomende leven. Ook voor dit leven.

Maar alles wat de Geest doet komt dan toch neer op het persoonlijke: Hij is ook mij gegeven. Dat gegeven worden is een gegeven worden door de Vader op de voorbede van Christus. En dat gegeven worden is een duidelijk gekende zaak. Als iemand u wat geeft, dan weet u dat hij u dat geeft. Als een zo hoge Majesteit als de HEERE u iets geeft, dan zult ge zeker weten dat Hij u iets gegeven heeft. Hemelse gaven worden nooit onopgemerkt ontvangen. En als u iets gegeven wordt van zo hoge waarde als de Heilige Geest, zoudt ge dat niet merken? U ontvangt niet iets, maar iemand: die hoge Geest van God. Als u iemand ontvangt op uw levensweg, dan zult ge het zekerlijk weten.

Oók mij gegeven. Ge ontvangt die Geest niet alleen. Ge ontvangt Hem wel persoon-1 lijk, maar in de gemeenschap der kerk, in de gemeenschap van het lichaam van Christus, Dat „ook mij" is van zo groot belang. „Ook mij", dat geeft te kennen de verwondering, dat het grote heil ook aan u, zelfs aan u geschonken wordt. Elke christen zal toch verbaasd staan, dat hem die ere, dat hem die gunst verleend wordt. Dat acht hij zich niet waardig, vanwege zijn zonden, vanwege zijn zondige afkomst. „Ook mij", dat stelt hem in de rij van de bijbelheiligen uit het Oude en het Nieuwe Testament. Dat stelt hem in de rij van de heiligen der kerk. Dat stelt hem ook in de rij van de heiligen, die nog komen moeten, waarop hij zijn verwachting gaat stellen. „Ook mij", ik ben het niet alleen: dat leert hoog denken van anderen; dat leert klein denken van zichzelf.

Als de Geest gegeven wordt, dan merkt hij dat aan zijn verstand. Dat wordt namelijk verlicht. Verlicht om God, Zijn Christus, God en Goddelijke zaken te ontdekken. Verlicht om te ontdekken het Woord, de kerk, de sacramenten en alles wat daarmede samenhangt. Verlicht om het volk Gods te ontdekken, om zich daarbij aan te sluiten, om daarmede op en over de weg te gaan. Men doet een besliste keuze: „Uw volk is mijn volk en uw God mijn God."

Hij merkt dat aan zijn wil. Die wordt geheel omgebogen van te doen wat God niet wil tot datgene wat God wel wil. Hij krijgt genegenheden tot dingen die hij tevoren niet beminde en waartoe hij tevoren genegen was verliest hij alle lust en liefde. Hij krijgt een ander levensbeginsel, dat zich openbaart in een geheel andere levensuiting: in zijn hart komt liefde, blijdschap, vrede, lankmoedig heid, vriendelijkheid, goedheid, matigheid, zachtmoedigheid. Al deze dingen komen vanzelf en successievelijk op in zijn hart en leven. Kortom: hij wordt een ander mens, veranderd naar de inwendige mens, geschapen in Christus Jezus tot goede werken. Hij krijgt geloof, omdat de Geest de Geest des geloofs genoemd wordt. Hij sputtert niet langer tegen enig ding in de Heilige Schrift, maar gaat die geloven van a tot z. Hij gaat vertrouwen door de verzegeling der beloften Gods in de harten der uitverkorenen. Zijn hoop wordt de verwachting der eeuwige zaligheid. En in zijn hart is een liefde ontgloeid voor God en voor zijn naaste. T z b

En dit alles omdat hij deel krijgt aan l Christus en ook aan al Zijn weldaden. Daarover nu ten derde.

Leer mij, o HEER', de weg, door U bepaald: Dan zal ik die ten einde toe bewaren; Geef mij verstand met Godd'lijk licht bestraald: Dan zal mijn oog op Uwe wetten staren: Dan houd ik die. hoe licht mijn ziel ook dwaalt; Dan zal zich *t hart met mijne daden paren.

Doe mij op 't pad van Uw geboden treên. Schraag op dat spoor mijn wankelende gangen; Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen. Ai, neig mijn hart en vurig zielsverlangen, O HEER', naar Uw getuigenis alleen. Laat gierigheid mij in haar strik niet vangen.

Het geloof en de Heilige Geest

„Opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste, en bij mij eeuwiglijk blijve."

De Geest Gods wekt het geloof, richt het geloof op Christus. „Die zal Mij verheerlijken", zegt de Heere Christus. Dat is dan ^ het werk en de lust van de Heilige Geest de mens van zijn zonden te overtuigen om hem op Christus te wijzen, om hem en Christus voor te stellen in Zijn beminnelijkheid, in Zijn schoonheid, in Zijn algenoegzaamheid. Hij maakt Christus begeerlijk voor een zondaar, Hij maakt Christus gepast voor een zondaar, Hij maakt Christus noodzakelijk voor een zondaar. Zo'n mens krijgt maar één begeerte: Christus te gewinnen, met Hem in een verbond te komen, zich voor tijd en eeuwigheid aan Hem kwijt te raken. Daartoe werkt de Heilige Geest het geloof in het hart en maakt dat geloof al meer werkzaam.

Dat geloof gaat zich ook richten op al de weldaden van Christus. De weldaden, dat zijn al de heilsfeiten, die er in Christus zijn: Zijn namen, Zijn staten, Zijn naturen, en heel de gang van Jezus' heil, die maakt de Geest de zondaar deelachtig. Dat doet de Geest door de prediking, waarin de mens geleid wordt van stuk tot stuk, van geloof tot geloof. En dat gaat zo successievelijk in de loop der jaren.

Dan ook troost de Heilige Geest mij. Dat Troosten is eveneens gelegen in Christus. Hij is de troost van Zijn kerk. Hij leidt ze in in alles wat in en van Christus is en Hij is met al het Zijne de bron van alle vertroosting. In Christus is de troost. Christus is de troost, de enige troost in leven en in sterven. Het kan zijn dat de Geest door één of andere tekst, door een toepasselijk woord iemand troost in noden of in druk, maar de diepste troost, de meest blijvende troost is toch gelegen in Christus Zelf, in Zijn wonden, in Zijn offer.

„En dat Hij bij mij blijve in eeuwigheid." De genade is een onverliesbaar goed. De Geest is ook een onverliesbaar goed. Toch leest ge dat de Geest week van Saul en dat David bad dat de HEERE Zijn Geest niet zou wegnemen van hem. Men kan namelijk de zonde doen tegen de Heilige Geest en dat is een onvergeeflijke zonde. Het is de zonde der verharding, als men alle waarschuwingen van de Geest in de wind slaat. Als men ook alle nodigingen van de Geest afzegt. Dan is dat de zonde tegen de Geest Gods en deze zonde is onvergeeflijk. Nu is dit de troost der kerk: Hij wijkt van mij eeuwiglijk niet.

Dan ook kan men de Geest bedroeven. Doet u dat niet! Ge moogt uw ouders niet bedroeven. Ge moogt uw leraren niet bedroeven. Ge moogt zeker de Geest Gods, die goede Geest, niet bedroeven. Alleen het geloof weet gehoorzaam: Hij wijkt van mij niet.

Men kan de Geest ook blussen. Als men de waarheid des Geestes in de prediking van Christus kan horen en niet hoort en niet hoort en niet hoort, dan blust men de Geest en de prediking gaat weg. En weg is weg, dat komt nooit meer terug.

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 november 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Heilige Geest en Zijn werk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 november 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's