Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus - de Wet - en de Galaten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus - de Wet - en de Galaten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

PAULUS EN ZIJN TEGENSTANDERS

Het conflict tussen Paulus en zijn tegenstanders spitst zich toe op het punt van de verhouding Wet en Evangelie.

De vraag wat de Wet Gods betekent in het geheel van de heilsopenbaring hangt samen met de vraag wat Christus voor ons betekent.

Om hun opvattingen over de Wet des te beter ingang te doen vinden in de gemeenten van Galatië, maken de tegenstanders van Paulus gebruik van de minderwaardige methode van verdachtmaking.

Een methode die over het algemeen helaas gretig gehoor vindt, en zeker bij een gemeente, die — wat het geloof betreft — pas uit het heidendom overgekomen is en dus nog in de kinderschoenen staat.

Deze verdachtmaking geldt met name het ambt van de apostel.

De apostelen in Jeruzalem werden beschouwd als apostelen van het eerste uur en hun apostolisch gezag rustte vooral in het feit dat zij persoonlijke omgang met Jezus gehad hadden, en dus van Jezus zelf de volmacht tot het apostelambt hadden ontvangen.

Paulus, van wie zij weten dat hij de nog jonge Pinksterkerk te vuur en te zwaard heeft vervolgd, beschouwen zij als een apostel van de tweede rang.

Hij is er later bij gekomen en dus geen „echte" apostel. Zijn volmacht rust niet in de directe roeping van Christus' wege, maar heeft hij door bemiddeling van de andere apostelen gekregen.

Hier ligt voor hun gevoel het kwetsbare punt ten aanzien van zijn apostolisch gezag. Daarmee suggereren zij dus dat de Galaten aan Paulus' prediking niet zoveel waarde behoeven te hechten, omdat hij zijn roeping tot apostel historisch niet concreet weet te maken.

Daar komt nog bij dat Paulus, in afwijking van de Jeruzalemse gemeente, die, zoals we de vorige keer zagen, nog niet los was van de oude tradities wat betreft tempel-en eredienst, besnijdenis en voorschriften, een eigen weg is gegaan. Zij verklaren Paulus' negatieve instelling tegenover de Wet mogelijk uit zijn verstandelijke kritiek op de Wet of ook wel uit zijn missionaire taktiek.

Om maar zoveel mogelijk heidenen voor het christendom te winnen, zou hij zonder ewetensbezwaar heel de Wet terzijde zeten. Paulus kon op zijn zendingsterrein de et niet gebruiken. Dat zou de oorzaak zijn an zijn opzij schuiven van de Wet.

Het ligt voor de hand dat deze verdachtaking grif ingang vindt.

In zijn ambtelijke roeping niet echt, dan eldt dat ook voor zijn prediking. Hoe dikijls wordt er in dat opzicht in de kerk nog teeds gezondigd.

Om practisch te zijn moeten we de dingen aarover het hier gaat dicht naar ons toealen. Laten wij er toch voor waken dat we et evangelie niet krachteloos maken door nbarmhartige kritiek. Soms weet men preies aan te geven welke dienaar des Woords ekeerd is en wie niet. Wie wèl geroepen is en wie niét. Dat is een „echte" en dat is „zo maar wat".

U mag een dienaar, of welke ambtsdrager ook, niet lichtelijk en onverhoord veroordelen. De maatstaf die we bij onze gerechtvaardigde kritiek, die er zijn mag en moet, moeten aanleggen is niet of naar óns inzicht de dominee bekeerd is en of hij naar ónze smaak zijn roeping wel voldoende kan verklaren. Laat dat een zaak zijn tussen God en hem.

De maatstaf mag alleen zijn het objectieve Woord van God, of hij wel of niet verkondigt naar de Schriften èn of hij de Christus der Schriften verkondigt. Vooral jonge, pas beginnende dienaren des Woords hebben van die zogenaamde geestelijke, maar in wezen ongeestelijke kritiek bitter te lijden. Jakobus zou zeggen: Dit moet, mijn broeders, alzo niet geschieden. Denk om de zonde van de tong. „Geestelijk" soms van fluweel, maar in wezen een zwaard.

PAULUS' VERDEDIGING

Paulus is door die onbarmhartige kritiek diep getroffen. Omdat hij de gemeente van zich ziet vervreemden? Ook wel. Omdat ze zijn ambt verdacht maken? Ook wel. Maar toch niet in de eerste plaats. Want het gaat niet om zijn persoon. Hij springt niet verontwaardigd op, zo van: „weten jullie wel wie ik ben? Ik ben apostel Paulus." Neen, een man die zich de grootste der zondaren rekent, een man die zichzelf beschrijft als aller uitvaagsel en aller afschrapsel tot nu toe, een man die in volle vrijmoedigheid zeggen kan: „Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus", is niet zo spoedig persoonlijk beledigd. Dienaangaande moge Paulus ons dienaren van Christus tot een voorbeeld zijn en wij, die een ambt bekleden in de kerk, zijn navolgers.

Maar het pijnlijkst treft hem de verdachtmaking van zijn tegenstanders, omdat ze het evangelie wat hij meende te moeten brengen krachteloos zoeken te maken. Vandaar dat hij in de verdediging komt. Vandaar ook, dat hij zijn verwondering en zijn diep verdriet er over uitspreekt dat de Galaten zo spoedig hun oor geleend hebben aan wat de dwaalleraars beweerden (Gal. 1:6).

De zijdelingse aanval op de echtheid van zijn ambtelijke roeping was bedoeld als een frontale aanval op het evangelie door hem verkondigd.

Paulus' verdediging is niet in het minst zèlfverdediging.

Hetgeen hij bijvoorbeeld schrijft aan de gemeente van Corinthe: Doch mij is voor het minste, dat ik van ulieden geoordeeld worde, of van een menselijk oordeel": hij bedoelt: aar ben ik gelukkig niet van afhankelijk) „ja, ik oordeel ook mijzelven niet... maar die mij oordeelt is de Heere"' (1 Cor. 4 : 3, 4), laat hij ook ten volle gelden voor de gemeenten van de Galaten.

En als hij toch in hoofdstuk 1 en 2 zijn ambtelijke roeping nog eens duidelijk in het licht stelt, dan doet hij dat terwille van het evangelie. Hij moet dat wel doen om het

misverstand bij de gemeente weg te nemen. Hij wijst er dan ook met nadruk op dat hij „een apostel is, niet geroepen van mensen, noch door een mens" (1 : 1).

De apostelen in Jeruzalem hebben hem niet tot apostel gemaakt. Christus zelf heeft hem geroepen. „Het heeft Gode behaagd. Die mij van mijn moeders lijf aan afgezonderd heeft en geroepen door zijn genade, Zijn Zoon in mij te openbaren" (1:15, 16).

Natuurlijk betekende deze roeping en openbaring door middel van het visioen op de weg naar Damascus zijn persoonlijke redding. Maar Paulus zegt dit niet om aan te tonen dat hij heus wel écht bekeerd is. Veelmeer ziet hij op het doel dat God er mee had. De Heere wilde hem in zijn dienst nemen om het evangelie te verkondigen. Het evangelie dat hij verkondigt heeft hij niet van een mens ontvangen, maar rechtstreeks door openbaring van Jezus Christus. Met dit evangelie moest hij naar de heidenen toe (1 : 12, 16).

Zo weet, wil hij zeggen, dat ik dus niet mijn eigen mening verkondig, noch eigen wegen ben gegaan. Ik heb mijn evangelisatorische opdracht niet eens laten bevestigen door de apostelen in Jeruzalem. „Ik ben niet terstond te rade gegaan met vlees en bloed en ook niet wederom naar Jeruzalem gegaan tot degenen die voor mij apostelen waren. Ik heb mij in de stilte afgezonderd in Arabië (de apostel bedoelt hier waarschijnlijk Trans-Jordanië), drie jaar lang. Toen ben ik pas via Damaskus naar Jeruzalem gegaan, en tijdens mijn vluchtig verblijf aldaar heb ik Petrus en Jacobus ontmoet.

Vervolgens ging mijn weg via Syrië naar mijn geboortestreek Cilicië. Ik kende de gemeenten in het Judese land niet eens persoonlijk en zij mij niet. Maar ze namen wél — en dat in tegenstelling met mijn tegenstanders van nu — van harte aan dat Christus mij Zelf tot het ambt van apostel geroepen heeft. Met verwondering constateerden zij: Die ons eertijds vervolgde verkondigt nu het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte." En daarvan gaven ze God de eer (1 : 16b—24).

Uitvoerig maakt Paulus de gemeenten van de Galaten duidelijk — en dat alleen terwille van het evangelie, nergens anders om — dat hij geen ogenblik zich beijverd heeft om zijn missie in Jeruzalem erkend te krijgen, om daarna in afwijking van de oude paden eigen wegen te gaan.

Daarom vindt hij het zo erg dat ze in Galatië de oren laten hangen naar een ander evangelie, daar er geen ander is. Maar er zijn sommigen die u ontroeren, letterlijk: die de zaak op zijn kop zetten.

De tegenstanders doen het voorkomen dat er van twee vormen van het evangelie sprake zou zijn. Een evangelie dat Paulus predikt met veronachtzaming van de joodse wetten en voorschriften en een evangelie dat die wetten en voorschriften tegen elke prijs handhaven wil. Het laatste is natuurlijk het meest „zuivere".

Maar dat is een schijnvertoning. Als Paulus zegt: r is geen ander evangelie (1 : 7) dan bedoelt hij heel concreet wat Calvijn hier zegt: licht kan niet met duisternis gemengd worden: o het Evangelie niet met de Wet."

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Om de bedoeling van de apostel Paulus des te beter te verstaan moeten we nog even aandacht schenken aan de uitdrukking: het evangelie van Christus" (1 : 7). Daarmee wordt aangeduid dat het evangelie, de blijde boodschap van God voor een wereld verloren in schuld, geen zelfstandige grootheid is, geen zelfstandig ontwikkelde „leer", ook geen wereldbeschouwing in de trant van filosofen. Als Paulus het evangelie „evangelie van Christus" noemt, dan raakt hij daarmee de kern van Gods heil — boodschap voor de wereld. Daarom kan hij ook elders spreken van het evangelie Gods (2 Cor. 11 : 27) en het evangelie van onze Heere Jezus Christus (2 Thess. 1 : 8).

Beide uitdrukkingen komen in de brieven van Paulus herhaaldelijk voor. Daar bedoelt hij mee dat het evangelie in God zijn oorsprong heeft. Dat is voor het thema van deze brief ook van groot belang. Ik zeg niet zo maar wat. Daarom is het ook zo bloedernstig. „Wee mij indien ik het evangelie niet verkondig", roept hij ergens uit (1 Cor. 9 : 16).

Het zegt ook alles over de inhoud van het evangelie. Die inhoud is Christus, zijn kruis en zijn opstanding, waardoor hij met één slag een eind heeft gemaakt aan het wetticisme in welke vorm ook.

Christus' werk en Christus Zelf wordt in dit evangelie verkondigd en voorgesteld als de enige en volkomen oorzaak onzer verzoening en verlossing.

Uit het eeuwig welbehagen Gods is het voortgekomen. Door Christus' dood en opstanding aan het licht gebracht. Het geloof in Hem mag er rust in vinden voor tijd en eeuwigheid.

Bent u al zover, lezer, dat u de hoop hebt opgegeven om het leven te zoeken in de dode werken, zodat er paal en perk gesteld is aan het streven om eigen gerechtigheid voor God op te richten?

Dan wordt er voor u in het evangelie op de fluit gespeeld en met een gelovig hart omvat u de blijde boodschap: Christus is voor mij gestorven, heeft gena voor mij verworven.

Het evangelie van Christus. Het moge als muziek in de oren klinken gelijk bij de vrouwen op de Paasmorgen, die met hun specerijen niets konden beginnen bij het graf, en huiswaarts keerden. Nee, niet onverrichter zake. Want de boodschap „Hij is hier niet... Hij is opgestaan", zet wel ons met het onze aan de kant, maar Jezus in het midden.

Zo hebben zij Jezus ontmoet op weg naar huis en Hem aangebeden.

Paulus geeft in de eerste verzen een korte beschrijving van het evangelie van Christus: Die zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader..." (1 : 4).

„Hij is de God, Die Jezus uit de doden heeft opgewekt" (1:2). Hiermee is het einde van het joodse wereldbestel, de bedeling der Wet, aangebroken. Over dit onderwerp zal Paulus handelen.

Èn voor de Galaten toen èn voor ons nu geldt het woord van Luther in zijn commentaar op de Galatenbrief:

„Wie daarom het rechtvaardig zijn voor God zich op een andere wijze aanmatigt als door het geloof in Christus, die stoot Christus van zich en houdt Zijn lijden en opstanding voor overbodig. Wie echter in de stervende Christus gelooft, die sterft tegelijk ook zelf aan de zonde met Christus; en wie aan de opgestane en levende Christus gelooft, die leeft in Christus en Christus in hem."

Zie hier het evangelie van Christus, tegelijk „het evangelie uwer zaligheid" (Efeze 1:3).

N.Tonge.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Paulus - de Wet - en de Galaten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's