Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarlijk opgestaan!

Vanmorgen was ik in een kring van theologen, mensen van allerlei kerken en ook van allerlei schakering. Het gesprek spitste zich tenslotte toe op de belijdenis van de Bijbel als Gods Woord, zoals we die ook in de Nederlandse Geloofsbelijdenis vinden. Toch was er nogal verschil van mening hierover. Er waren er die zich helemaal conformeerden aan die belijdenis: „Wij belijden dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben het gesproken..." (artikel 3). „Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil Gods volkomen vervat en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden daarin genoegzaam geleerd wordt. Want overmits de gehele wijze des dienstes, die God van ons eist, aldaar in het lange beschreven is, zo is het de mensen, al waren het zelfs apostelen, niet geoorloofd anders te leren dan ons nu geleerd is door de Heilige Schriften..." (artikel 7).

Nu kwam een merkwaardig onderscheid openbaar. Al die theologen wilden nog wel geloven dat de Heere Jezus opgestaan was van de doden. Ze stonden allemaal op de een of andere manier achter dat „waarlijk opgestaan". Maar verschillende andere dingen kon men toch weer niet zomaar aanvaarden in de Schrift. En daaronder werd dan ook genoemd de kwestie van de vrouw in het ambt. Men meende dat de Bijbel daar niet letterlijk genomen moet worden, dat ze daar tijdgebonden is. Maar waarom wel het „waarlijk opgestaan" aanvaard en niet om een ander voorbeeld te noemen de val van de mens, zoals die ons in Genesis 3 wordt geleerd? Het wordt dan wel een bijzonder subjectieve keuze. En zo blijft er van het objectieve Woord Gods niet zoveel meer over. Want dan doet immers ieder zijn eigen keuze. Zeker, de opstanding van Christus uit de doden is een kernpunt van het christelijk belijden, één van de fundamenten van ons geloof, maar wij bepalen die fundamenten zelf niet. Het is de Heere Die ons in Zijn Woord geopenbaard heeft „Jezus Christus en Die gekruisigd voor een arm en verloren zondaar, Die wel gestorven is om onze zonden, maar ook opgewekt is tot onze rechtvaardigmaking, Die opgestaan is van de doden en opgevaren ten hemel, vanwaar Hij wederkomen zal om te oordelen de levenden en de doden. Wij geloven overeenkomstig de Schriften, dat de Heere Jezus waarlijk is opgestaan. Maar we geloven ook alles wat ons verder in Zijn Woord is geopenbaard. Voor dat Woord hebben we te buigen. Dat Woord hebben we te gehoorzamen.

Een man als prof. Kuitert aanvaardt ook het „waarlijk opgestaan": „Dus daarom staat bij mij die geschiedenis van wat er met Jezus gebeurde ook centraal, kruis en opstanding. Dat praat je niet weg. Daarom moet je als christen ook volhouden dat opstanding iets is wat er met Jezus gebeurde. Geen fantasie van de discipelen of wat dan ook, maar iets wat er met Jezus gebeurde en wat niet weggepraat wordt door interpretatie..."

Zo wordt hier ook een keuze gedaan. De opstanding wordt wel aanvaard, maar andere duidelijke uitspraken van de Bijbel niet. n

Schriftgeloof?

Is dat nu Schriftgeloof, wanneer men zegt dat het wel in de Bijbel staat, maar dat het tijdgebonden is? Maakt de mens dan uit wat tijdgebonden is of niet? Maakt de algemene opinie het uit wanneer iets geloofd en aanvaard moet worden of niet? In de hervormde kerk zijn er velen die het de hervormd gereformeerden verwijten dat ze maar vast blijven houden aan de stelling dat de vrouw niet in het ambt hoort. Maar dat is geen stelling. Dat is een duidelijke uitspraak van de Schrift. In een conferentie van de gereformeerde synode, waarin de onderlinge leergeschillen besproken werden, heeft prof. Kuitert nog eens nadrukkelijk gezegd dat er duidelijke uitspraken in de Bijbel te vinden zijn, die tegen de vrouw in het ambt getuigen:

„Als dr. Van Bruggen uit Kampen (vrijgemaakt) zegt dat je in de bijbel toch werkelijk vindt dat de vrouwen ondergeschikt zijn (en moeten zijn!) aan de mannen, dan heeft hij schoon gelijk; dat vind je daar werkelijk. Alleen, niemand van u neemt dat meer; dat durf ik zo toch wel te zeggen. Niemand nu meent ook meer dat alleen mannen in het ambt mogen. Wij nemen ook vrouwen op in het ambt. Dat is eigenlijk een prachtig voorbeeld hoe het gaat met het gezag van de Schrift. Het gezag van de Schrift is, wat het soort gezag betreft, traditie-gezag. Dat is de eigensoortigheid ervan, het soortelijk gezag van de Heilige Schrift. Dus iet gezag op de manier waarop de paus gezag

Deze gedachte van de algenoegzaamheid van Christus 'offer was in onze belijdenisgeschriften niet nieuw. De Heidelbergse Catechismus leeft in Zondag 15, vraag en antwoord 37, „dat Christus aan lichaam en ziel de ganse tijd van Zijn leven, maar inzonderheid aan het einde van Zijn leven de last van de toom Gods tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht gedragen heeft." Daar wordt de toorn van God tegen de zonde dus gezien als één geheel. Om één zondaar te verlossen moest Christus de ganse toorn van God dragen. En om allen te verlossen had Hij niet méér hoeven te dragen. Het is wel eens zo opgemerkt: Om één mens zalig te maken had Christus niet minder hoeven te lijden en om alle mensen zalig te maken had Hij niet méér hoeven te lijden.

De Dordtse Leerregels „gingen uit van de overtuiging, dat Christus voor een mens, die nooit door ontdekkende genade aan de voeten van Hem is terecht gekomen, niet in die zin gestorven is, dat Hij diens schuld tot de Zijne heeft gemaakt en daadwerkelijk heeft verzoend. Maar zij hielden er tegelijk aan vast dat Christus in iedere preek klaar staat om Zijn Zaligmakersarmen uit te breiden en elke zondaar een hartelijk welkom toe te roepen" (Ds. C. den Boer, Om 't eeuwig welbehagen, Utrecht, 1974).

De prediking

We raken hier aan het punt hoe de algenoegzaamheid van Christus' offerande moet functioneren in de prediking van het Woord.

Het még en móet verkondigd worden dat Christus een volkomen Zaligmaker is en dat Zijn offer een volkomen offer is. Dat geen zondaar te slecht is om de toevlucht tot Hem te nemen en dat geen zonde te groot is om door Zijn bloed te worden verzoend. Wij kunnen in de bediening van het Woord nooit te goed van Hem spreken en nooit genoeg Zijn heil aanprijzen.

Maar dat wil nog niet zeggen dat we nu onbepaald moeten verkondigen: „Christus is voor u allen, hoofd voor hoofd, gestorven en dat hebt u nu maar te geloven". We hebben wel te prediken dat Christus niets liever doet dan zondaren zalig maken en dat we tot Hem mogen komen zoals we zijn. Maar de persoonlijke toepassing kunnen wij niet maken, dat is het werk van de Heilige Geest.

De weg tussen remonstrantisme enerzijds en hyper-calvinisme anderzijds is maar een smal pad en het gevaar van uitglijden, naar links of naar rechts, is zeer groot. De algegenoegzaamheid van Christus' offer mag onze er niet toe brengen de noodzaak van de persoonlijke toepassing door de Heilige Geest te negéren. Maar evenmin mogen we door het feit dat de genade particulier is, in de verleiding worden gebracht de ruimte van Christus' offer te beperken.

Het evenwicht tussen de algenoegzaamheid van Christus' offer en het toeëigenend werk van de Heilige Geest is m.i. nergens zo goed bewaard en ook in de prediking bijna nergens zo klaar voorgesteld als in de Schotse kerk, met name in de theologie van de Marrowmen (Boston, de Erskine's, e.a.). Zij zeggen: God gaf Zijn Zoon tot een Zaligmaker aan de wereld en aan ieder mag gepredikt worden dat er een Evangelie is, dat er een bereidwillige Zaligmaker is, en dat deze Zaligmaker de énige Zaligmaker is, en dat ieder die wil het recht heeft tot Hem te gaan. Maar we mogen niet zeggen in de prediking: „Christus is voor ü gestorven", want dat weten we niet.

En dan wordt weieens dit onderscheid gemaakt: We mogen wèl tot ieder zeggen: „There is a crucified Saviour for you" (Er is een gekruisigde Zaligmaker voor u). Maar we mogen niet tot ieder zeggen: „Christ died for you (Christus stierf voor u). Een onderscheid dat misschien op het eerste gezicht wat subtiel aandoet, maar waarmee toch heel nauwkeurig het verschil wordt aangeduid tussen de aanbieding van het heil in Christus en de persoonlijke toepassing door de Heilige Geest.

In de bediening van het Woord hebben we getrouw te zijn aan de opdracht, en te verkondigen: God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, en heeft 't Woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege afsof God door ons bad, wij bidden van Christus' wege: aat u met God verzoenen" (2 Cor. 5 : 19— 20). En de Heilige Geest wil die prediking gebruiken om de zondaar te overtuigen van de noodzaak van de verzoening door het bloed van Christus en om hem te leren zeggen: Deze Zaligmaker is ook mij gegeven en ook mij geworden tot een volkomen verlossing."

Ridderkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's