Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de goede werken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de goede werken

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn? Daarom, dat de gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en der Wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet, en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn. Hoe? Verdienen onze goede werken niet, die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen? Deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade. Maar maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen? Neen zy, want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingelijfd is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid. Zondag 24.

Onze goede werken niet onze gerechtigheid

Toen na de Babylonische ballingschap de muren van Jeruzalem herbouwd werden, moesten de bouwers met de ene hand de troffel hanteren en bouwen, met de andere hand moesten zij het zwaard hanteren tegen hen die de bouw wilden verhinderen. Aldus lezen wij in Nehemia 4 : 24. „Troffel en zwaard." Zo hebben ook de leraars der kerk te doen. Zij hebben enerzijds de gezonde leer voor te stellen, zij hebben anderzijds de tegensprekers — die er altijd zijn — te weerleggen. De leer van de rechtvaardigmaking door het geloof alleen is een kostelijke leer, waarmede de kerk staat of valt, maar ze wordt altijd aangevallen door hen, die maar wat op rekening van de mens willen stellen, hetzij dan van de deugdzame mens, hetzij van de vrome mens.

Het gaat dus voor heden wederom over de rechtvaardigmaking. Daar is dus een rechtvaardigheid uit de wet: die was er in de mens voor de val; die is er in Christus en de niet gevallen engelen. Zo hoorden wij dan! Er is ook een rechtvaardigheid des Evangelies, die buiten ons in de Heere Jezus Christus is, en die de onze wordt door het geloof.

Nu heeft de mens, die van nature hovaardig is, daar de grootste moeite mee om dit te geloven: om zijn eigen gerechtigheid te verzaken en dezelve in Christus alleen te zoeken. Te allen tijde zijn er mensen geweest en zij zullen er zijn, die opgeblazen door eigen waan eigen gerechtigheid zoeken en anderen leren hun eigengerechtigheid op te bouwen!

Wij vinden in de bijbel de Farizeën tot in hun nauwgezetste secten, die deze leer aanhingen en die onder het ernstigste volk altijd aanhangers vonden. Zij zijn in de Schrift door de Heere Jezus allerernstigst tegengesproken. Wij vinden ze weer in de gemeente van Rome en in die van Galatië onder de valse apostelen, dus vanuit Jeruzalem gezonden, welke door de apostel Paulus krachtig zijn weerlegd in de Brieven aan de Romeinen en de Galatiërs. In de dagen van Augustinus (± 400) komt ge ze weer tegen in de Pelagianen, de volgelingen van een streng levende Britse monnik. Daarna vindt ge ze weer in het Rooms-Katholicisme en dan ook weer in het Protestantisme in de kringen, die in strenge werkheiligheid een vroomheidsbetoon voorstaan in oude vormen en inzettingen en gewoonten, die geenszins voor laatst gehouden worden. Zij zijn ook weer te rechtzinnig om er niet hun hele rechtvaardigheid in te zien, maar dan toch wel een behoorlijk stuk daarvan.

Sommigen bemerken het niet eens, als de hele leer van Christus en Zijn verzoening ineenschrompelt voor deze leer van geboden van mensen en inzettingen, zoals zij dan menen der ouden. Zij menen, dat God door een genadige schatting deze hun gerechtigheid, die zij zelf zeer wel weten een zeer onvolkomene te zijn, voor volkomen houdt. Zij zeggen dan dat de Heere de wil voor de daad houdt.

Tegenover deze opvattingen nu — doorgaans bij zeer ernstige mensen — plaatst onze Catechismus dat de gerechtigheid, die voor God kan bestaan in het gericht, een gans volkomene en der wet Gods in alle delen gelijkvormige moet zijn. Dat moet ze inwendig zijn zo goed als uitwendig en in al haar onderdelen, omdat de wet Gods de enige regel is voor alle recht en gerechtigheid. Omdat God volmaakt rechtvaardig is, zal Hij niet voor rechtvaardigheid houden, wat ook maar enigszins daarvan afwijkt. Daarom moet de rechtvaardigheid, willen wij ons daarop kunnen verlaten, tot in alle delen volkomen zijn... En dat is alleen de gerechtigheid van Christus: die alleen en die volkomen. En ónze goede werken, zelfs onze beste werken, zijn in dit leven ónvolkomen en met zonden bevlekt. Neemt u maar enkele voorbeelden van voorname bijbelheiligen!

Abraham was een groot heilige, maar hij is alleen door het geloof gerechtvaardigd, alzo hij van verre Christus' dag heeft gezien, bij voorbeeld bij Isaacs offer — in de ram. Was hij een heilige als hij Sara zijn zuster liet noemen? als hij Hagar nam, als hij Keturah nam? Brengt dan toch zijn beste werken niet in rekening!

Of wat dunkt u van de moordenaar aan het kruis: is er enig werk door hem gedaan of gedaan kunnen worden, waarop hij zijn rechtvaardigheid heeft kunnen bouwen? Als er bij iemand duidelijk geweest is, dat hij alleen door het geloof, dat hij alleen door de gerechtigheid van Christus gerechtvaardigd is, dan is het toch wei bij hem. Door een geloof zonder de werken!

Niet onze gerechtigheid, noch ook een stuk daarvan. Zou dan Christus te vergeefs gestorven zijn? Zou Zijn „het is volbracht" dan maar ten dele gelden? Zou dan ons geloof ijdel zijn? Moet dan dit onvolkomen deel der gerechtigheid gelijk geschat worden met de volmaakte gerechtigheid van Christus? Moet die onvolmaakte gerechtigheid van ons dan gevoegd worden bij en gemengd worden met de volmaakte gerechtigheid van Christus? Dat zij verre!

Onze goede werken niet beloond naar verdienste

God wil onze goede werken belonen in dit en in het toekomende leven. Dat leert ons de Schrift op velerlei plaatsen. In Matth. 5 : 11—12 worden zaliggesproken degenen, die door de mensen gesmaad en vervolgd worden, tegen wie men liegende alle kwaad spreekt, om Christus' wil. Dan heet het: erblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen, want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.

In Mattheüs 10 : 40—41 wordt loon toegezegd op het ontvangen van een profeet, op het ontvangen van een rechtvaardige, op het

geven van een beker koud water in de naam van een discipel.

In Lukas 6 : 23 en 35 wordt gesproken van een loon in de hemelen — van het kinderen des Allerhoogsten zijn.

In Lukas 14 : 11 wordt gesproken van de verhoging van degene die zich vernedert.

In Romeinen 2:6: ij zal een iegelijk vergelden naar zijn werken.

In I Corinthe 3 : 8: En die plant en die nat maakt zijn één; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid."

Voorts denkt u aan het woord, dat een iegelijk zal wèg-dragen naar hetgeen hij gedaan heeft in het lichaam, hetzij goed, hetzij kwaad. Daar is dus loon naar werken in dit leven en in het toekomende leven. U denkt aan de gelijkenis van de talenten, waarbij de man met het ene talent dat in een zweetdoek gelegd en verborgen had (de luiaard had geen zweetdoek nodig om zijn zweet weg te vegen!), deze gewon niets daarbij om dat aan de Heere weder te geven — met woeker. De tweede ontving twee talenten en gewon twee daarbij en de man met de vijf talenten gewon vijf daarbij plus één talent. Hier ziet ge in dit leven reeds loon naar werken.

Denkt nu niet alleen aan talenten van lichamelijke en verstandelijke gaven, van tijd, van gezondheid, van kracht, maar ook aan geestelijke gaven: die der genade, gaven u geschonken in prediking, in vermaning, in zorg aan uw zielen, in gebeden voor u opgezonden en gij ziet over hoevele talenten u rekenschap zult moeten afleggen. Daar is loon in dit leven naar uw werken in het maatschappelijke en in het kerkelijke. Daar zal ook eeuwig loon zijn naar wat gij gedaan hebt met uw kostelijke ziel: een verwaarloosde ziel — een verzuimde eeuwigheid, een welbearbeide ziel — een welbereide eeuwigheid. Het gebed, het psalmzingen, de verootmoediging der ziel, de offers van lippen en van handen, de worstelingen aan de troon der genade, de bekering tot God, het wandelen met God, de verborgen omgang met God, het tere afhankelijke leven met God, het benodigen van Christus, het geleid worden en het zich laten leiden door de Heilige Geest, het zal alles zijn loon in de eeuwigheid geenszins missen. Maar ook daar tegenover: het zondig leven, het slordig leven, het biddeloos leven, het niet of slordig werken, het onverootmoedigd zijn, het wreed zijn, het opstandig zijn tegen God, ook dat alles zal zijn loon geenszins missen.

Maar nu dat loon, dat goede loon, dat God in dit en in het toekomende leven geven wil, dat schenkt Hij niet uit verdienste, maar uit genade. Wij zijn aan God altijd goede werken schuldig — zullen wij dan om loon vragen? Onze goede werken zijn eigenlijk ónze werken niet! Bovendien een eeuwige gelukzaligheid staat toch in generlei verhouding tot wat wij in dit korte leventje gedaan hebben? Denkt slechts aan de wijnstok: de ranken dragen wel vruchten, maar het is toch de boom, het is toch de wijnstok, die zal worden aangesproken en aangezien op de overvloedige vrucht. Daarom: deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade. Zodat deze onze werken en hun beloning geen enkele gerechtigheid vertegenwoordigen: ze zijn onze gerechtigheid voor God niet — noch ook een stuk daarvan.

Gij zijt volmaakt. Gij zijt rechtvaardig, HEER'; Uw oordeel rust op d' allerbeste wetten: Uw loon. Uw straf, beantwoordt aan Uw eer.

Gij eist van ons. dat w' op Uw daden letten, Dat wij altoos op hoge prijs Uw leer En 't heilig recht van Uw getuig'nis zetten.

Ik ben wel klein, veracht, maar niet verleid, 'k Vergeet in smaad, noch armoe Uw bevelen. Uw recht, o HEER', is recht in eeuwigheid, Gij zult aan elk zijn loon of straffen delen.

Uw wet, waarin zich steeds Uw glans verspreidt, Kan mij döor 't licht der zuiv're waarheid strelen.

Onze goede werken niet te missen in het geloof

Maar als wij nu alleen door het geloof gerechtvaardigd worden zonder de werken, zodat Christus alleen de eer bekomt en onze arme zielen, al is het dat ons geweten ons aanklaagt, dat wij tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden hebben, in Zijn offer volkomen gerust kunnen zijn, maakt deze leer dan geen zorgeloze en goddeloze mensen?

Neen zij!! Onze leer bederft geen zielen, deze goede leer, deze bijbelse leer, die onze goede God ons leert, hier in onze harten. Deze leer is naar de beleving der heiligen. Zou deze leer ons zorgeloos maken?

Ik heb gezien, dat juist de mensen, die roemen in hun eigen werken, de werken nu juist nalaten te doen. Let u maar op, die roemen in hun werken zijn doorgaans het traagst in hun kerkgang en hebben er ook het minst voor over. Omgekeerd werken degenen, die van vrije genade leven, juist alsof er geen genade was. Zorgeloos, dat is een een christen niet. Zorgeloos is de wereld. Zorgeloos is de naamchristen. En goddeloos, dit is de wereld ook en dét is de naamchristen ook.

Die deze leer van vrije genade misbruiken voor hun antinomiaanse (dat is anti-wettelijke) dwalingen, zullen wel zeer teleurgesteld uitkomen. De leer der zaligheid uit genade heeft wel een zeer krachtige drang tot Godzalige werken; daarachter werkt de krachtige drang van het bloed en de Geest van Christus.

Neen, daar is geen vleselijke zorgeloosheid, daar is geen schuldige goddeloosheid. Wie door een waar geloof Christus is ingeplant, die moet voortbrengen vruchten der dankbaarheid. Dat is de drang van het leven. Wie geen vruchten voortbrengt, wordt welhaast uitgehouwen en in het vuur geworpen.

Verlaat u dan in het stuk der rechtvaardiging geenszins op uw goede werken. Vernedert u veel over uw onvruchtbaarheid en over uw gebrekkelijkheid in het doen van goede werken. Verzaakt uw eigengerechtigheid, want zij belet u tot Christus te komen. Zoekt voor God te verschijnen alleen in het reine kleed van Christus' gerechtigheid. Zoekt alleen een mede-erfgenaam van Christus te zijn. Roemt veel in onverdiende genade Gods, roemt veel op de onwaardeerbare verdiensten van Christus. Maakt dat men van u niet zegge, dat gij een zorgeloze en goddeloze zijt. Laat uw geloof openbaar komen in goede werken.

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Over de goede werken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's