Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een pastorale brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een pastorale brief

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

, .Paulus en Silvanus en Timotheüs, aan de gemeente der Thessalonicensen, (welke is) in God de Vader en de Heere Jezus Christus: enade zij u en vrede van God onze Vader en de Heere Jezus Christus." 1 Thessalonicensen 1:1.

Inleiding (1)

Nadat ongeveer een jaar geleden de behandeling van de brief van Jacobus werd afgesloten, leek het me goed te luisteren naar weer een brief uit het Nieuwe Testament. De brieven aan de Thessalonicensen genieten de laatste tijd nogal enige belangstelling. En dat is wel enigszins te verstaan. In een tijd van neergang in het kerkelijk en geestelijk leven is een bemoediging soms hard nodig. En die vinden we beslist in deze oudste van de bewaard gebleven brieven van Paulus. Vriendelijk van toon, bevatten ze een stuk bewogen zielzorg. Met recht een pastorale brief te noemen, al kennen we deze naam alleen toe aan de brieven van Paulus aan Timotheüs, Titus en Filémon.

Verder is de belangstelling voor deze brieven mede te danken aan de grote plaats die de wederkomst van Christus hier ontvangt en waarover in onze tijd in bepaalde kring veel gezegd en geschreven wordt. We zullen dat nog horen.

Inleiding (2)

Als we Handelingen 17 : 1—9 lezen, dan weten we dat Paulus maar zeer korte tijd in Thessalonica is geweest, Slechts drie weken heeft hij het Evangelie in deze Griekse stad mogen verkondigen. Toen moesten hij en zijn metgezellen wijken voor de druk van de Joden. Toch is Paulus' prediking niet zonder vrucht gebleven. „En sommigen uit de Joden geloofden en werden Paulus en Silas toegevoegd en van de godsdienstige Grieken een grote menigte en van de voornaamste vrouwen niet weinige" (Hd. 17:4). Wat de kracht van het Woord vermag. Immers, zo hebben we het toch te zien? Wij zijn direct geneigd te vragen naar de methodiek van Paulus' prediking om tot zulk een geestelijk rendement te komen. Maar hier valt alleen maar te zeggen: at vermag het Woord Gods toch veel! Daar waar de Heilige Geest het gesproken Woord indraagt in de harten. Na drie zondagen een gemeente gesticht.

Wel lezen we in Handelingen 17 over de inhoud en de wijze van Paulus' prediking. Hij handelde met hen uit de Schriften „dezelve openende en voor ogen stellende dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden en dat deze Jezus is de Christus, Dien ik ulieden verkondige" (vs. 3). Dus, de Christus der Schriften is het hoofdonder-

werp van de prediking. Waar de Schriften worden ontvouwd, daar treedt hij in het voetlicht. De lijdende en opgestane Christus. Die lijden en opstaan moest om aan het recht des Vaders te voldoen. Zij Paulus ons hierin ook vandaag ten voorbeeld. Dat voor de ogen van de hoorders de heerlijkheid van Christus worde uitgeschilderd, zodat blinde ogen Hem gaan zien. En Hem zien, dat was toen en dat is nu leven midden in onze dood.

Schrijver(s)

Drie staan er op een rij: aulus, Silvanus en Timotheüs. We zullen het ons wel zo moeten voorstellen dat Paulus de brief schreef met volledige instemming van de beide anderen. Silvanus of Silas kende de gemeente in Thessalonica heel goed. Samen met Paulus en Timotheüs was hij na het overhaaste vertrek uit Filippi in Thessalonica aangekomen en kreeg zo mede een aandeel in de stichting van de gemeente. Dat geldt ook Timotheüs. Hij is na de vlucht uit Thessalonica zelfs nog weer een keer terug geweest in opdracht van Paulus (1 Thess. 3:6).

Paulus vermeldt zijn naam en niet zijn ambt, zoals dat in andere brieven wel het geval is. Ik schreef al, deze brief is de oudste van zijn hand bewaard gebleven. En in deze tijd, zo neemt men aan, werd Paulus nog niet bestreden inzake zijn apostelschap. Daarom kan hij volstaan met alleen zijn naam te noemen. Toch noemt hij zichzelf het eerst en dan pas de beide anderen. Daar zit toch iets in van de voorrang die hij heeft als apostel op de beide anderen.

Overigens doet het deugd dat ze daar alle drie naast elkaar staan. Kennelijk zonder enige drang om meer te zijn dan de ander. Meer in de leer of meer in de Geest. Paulus zet de namen naast elkaar. Zo moet de gemeente haar voorgangers ook zien. Naast elkaar. De een is niet meer dan de ander. De een mag niet vereerd worden en de ander vertrapt. Naast elkaar op de hoogte waar God ze heeft gezet: dienaars van Christus. Niet meer en niet minder. Een zegen waar de dienaars van Christus zo naast elkaar staan. Zonder de angst dat het de een beter zal gaan dan de ander. „Alle rivaliteit tussen dienaren van Christus is niet uit Hem, maar uit Zijn wederpartijder" (L. Lindeboom).

Adres

„...aan de gemeente der Thessalonicensen". We schreven al iets over het ontstaan van deze gemeente in de Griekse stad Thessalonica, het tegenwoordige Saloniki. „Gemeente", dat wil letterhjk vertaald zeggen: een groep mensen ergens uit-geroepen of weg-geroepen. Geroepen door de stem van de levende God uit de wereld. Samen verbonden aan dezelfde God door het geloof in de Heere Jezus Christus. Weggeroepen uit de duisternis. Samen gebracht tot het licht. Wat een wonder: die gemeente! Nog een wonder: waarvan ik een levend lidmaat ben! U ook al? Daar komt het wel op aan. Deze gemeente, dit nieuwe volk van God, was er toen in Thessalonica. Ze is er, God zij dank, ook vandaag nog. Dat is niet afhankelijk van mensen. Maar deze gemeente vindt haar grond en oorsprong in God Zelf. Leest u / maar: (welke is) in God de Vader en de Heere Jezus Christus".

De gemeente is geen club of partij of bond, samengebracht en samengehouden door mensen of groepsbelang. Maar ze is „in God de Vader..." Ze komt voort uit Zijn wil en welbehagen. Hij heeft haar gewild. En Hij wil dat ze er is en bhjft. En daarom is er ook vandaag nog een gemeente Gods. Dat hebben we niet aan onszelf te danken of aan onze strijd voor de waarheid, maar aan de verkiezende liefde van God de Vader. Wat een bevrijdende gedachte temidden van veel zorg. De gemeente Gods heeft haar wortel, haar grond en haar oorsprong in God Zelf. Ze is immers „in" Hem. Haar bestaan ligt verweven met God Zelf. Daarom zal die Kerk er ook blijven tot het einde toe.

Maar hierin ligt ook de eenheid van de gemeente verklaard. Er moge verschil zijn binnen de levende Kerk Gods. Verschil in levensleiding en weg. Of verschil in achtergrond en aard. Er mogen ook historisch gegroeide verschillen zijn. Maar ze is één in de ene God die hier bij Zijn Vadernaam wordt genoemd. Hij heeft ze immers allen verwekt uit de dood tot het leven. Hij is de Vader van allen. De levende leden van de ene Kerk Gods mogen het zeggen: kinderen van één Vader zijn wij allemaal. En nu heb je in een groot gezin soms grote verschillen. Een moeder zegt het wel eens: ze zijn allemaal weer anders. Met de een beleef je dit en met de ander dat. Maar één ding hebben al de kinderen gemeen: ze hebben één vader. Kijk, dat is nu de levende gemeente des Heeren. O, wat zijn ze verschillend. Wat hebben ze hun eigenaardigheden. Ze zwermen soms alle kanten uit. En toch: ze hebben één Vader. En werd dat maar meer vast gehouden. Er zou misschien meer eenheid zijn in het ene gezin des Vaders.

„...welke is in God de Vader en de Heere Jezus Christus". Let wel: de naam van de Heere Jezus Christus hangt er maar niet een beetje losjes bij. Nee: het woordje „in" heeft evenzeer betrekking op Hem. Het in-Godde-Vader-zijn zou niet mogelijk zijn buiten Christus om. God de Vader wordt slechts gekend in het aangezicht van Christus. Zeker, God staat voorop. De zaligheid gaat van God uit. Het is God de Vader Die verkiest. Maar Hij verkiest Christus om de verkorenen zalig te maken en te verlossen van de schuld en de kracht van de zonde (Lindeboom).

Laten we deze dingen niet al te zeer uit elkaar halen, wat soms wel eens geschiedt. In God de Vader en in de Heere Jezus Christus vindt de Kerk haar grond en haar eenheid. Eén Heere Jezus Christus hebben ze allen lief. Nogmaals, verschillen zijn er vele. Maar die ene Christus heeft hun aller hart ingenomen.

„In" wie bent u? Van nature zijn we „in" de duisternis van ons Godsvervreemde bestaan. Hoor dat toch, rechtzinnige belijder. U kunt wel zeggen: een mens moet dit en God moet dat, maar ondertussen bent u „in" de duisternis. Het licht schijnt om u heen. U ziet het niet, u merkt het niet. Toch is het waar! Het is in Gods hart geweest om u dat te verkondigen. Het licht schijnt overal. Hij wil ook uw duisternis bestralen. „In" uw dood is Christus geweest. Opdat u in Zijn leven zoudt mogen delen. Tot dat leven roept Hij u heden.

Zalig, wie zeggen mag: ik ben een kind door God bemind en in Christus tot het eeuwig geluk geschapen! Dat is onverdiend. Weet en onthoudt u dat? God alleen de eer. Hij is de Vader. Het leven in u komt van Hem. En het is mogelijk door de Heere Jezus Christus. Hij heeft het leven, uw leven verdiend. En nu bent u in het Koninkrijk Gods alleen maar „in", als u „in" God de Vader en „in" de Heere Jezus Christus bent. Anders staat u buiten. Staat u „er buiten". Dat „in" zijn wordt geleerd in de weg van 't „er buiten vallen". Toegevallen door eigen schuld aan de vader de duivel. En nu overal buiten staan. Alles kwijt, wat erger is: God kwijt. Maar om Christus' wil teruggebracht tot het Vaderhart van God. Dat is de gemeente van de levende God. In zichzelf niets. Maar alles in Hem.

Groet

„...genade zij u en vrede..." Ziehier de zegen die op deze gemeente van de levende God wordt gelegd. Dat is maar geen vrome wens. Maar deze zegen wordt geschonken. Allereerst genade. Alle roem is uitgesloten. Genade, onverdiende ontferming Gods. Genade aan u, of genade voor u, staat er letterlijk. Voor u, ja. Zeg dat wel. Voor u. Hoe is dat mogelijk? Kent u die verwondering? Of denkt en zegt u: genade, voor mij, natuurlijk! Ik heb daar wel recht op. Ik ben zus of doe zo! Mis, beste lezer. Er staat: genade aan of voor u en dat betekent een en al verwondering. En toch is het waar. Zo is nu God. Genade voor doodschuldigen. Gratie voor ter dood veroordeelden is bij Hem te verkrijgen. Omdat Hij voor Zijn eigen Zoon geen pardon kende en Deze ook geen gratie wenste. Genade. Niet het werk door mij volbracht. Niet de tranen die ik pleng of de offers die ik breng. Maar Gij, Gij alleen, dierbare Heere Jezus! Genade èn vrede. Ja, waar genade wordt bewezen, daar wordt vrede ontvangen en gesmaakt. Vrede met God! Met Wie we tevoren op voet van oorlog hebben geleefd. Zie, nu is het vrede. Vrede door Hem, Die onze vrede is! Vrede met alle schepselen. Vrede in ons hart. Vrede die alle verstand te boven gaat.

Genade en vrede! En dat aan u! Uit dat wonder leeft de gemeente van de levende God. Daar moet ze het elke dag van hebben. Als "God dat niet geeft, dan heeft ze niets. Maar ziet, het is elke dag bij vernieuwing: genade zij u en vrede. Die komen niet zomaar, maar ze liggen vast in God de Vader en in de Heere Jezus Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een pastorale brief

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's