Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abram en Lot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abram en Lot

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Lot hief zijn ogen op en hij zag de ganse vlakte van de Jordaan, dat zy die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar. Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte van de Jordaan, en Lot trok tegen het Oosten; en zij werden gescheiden, de een van de ander.

Abram dan woonde in het land Kanaan, en Lot woonde in de steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe. En de mannen van Sodom waren boos en grote zondaars tegen de HEERE. En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef nu uw ogen op en zie van de plaats, waar gij zyt, noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts; want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven en uwen zade tot in eeuwigheid. En lk zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, ook uw zaad zal geteld worden. Maak u op, wandel door dit land in zijn lengte en in zijn breedte; want lk zal het u geven.

En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamré, die bij Hebron zijn, en hij bouwde aldaar de HEERE een altaar. Genesis 13 : 10-18.

Lots keuze — Lots deel

Lot is dan door Abram voor de keuze gesteld, opdat de .twist onder de herders beslecht zou worden en men elkander niet tot last en tot hinder zou zijn. Dat was een wijs woord van Abram: Laat ons maar uit elkander gaan en elkander niet tot moeite zijn. Lot mocht kiezen — Lot kreeg de voorkeur. Dat was niet alleen wijs van Abram, maar ook edelmoedig. Abram was e^n groot man, groot van verstand, maar ook groot van allure, groot van karakter. Dat had hij van zijn God en Zaligmaker. Dat had hij van Christus, ver van te voren, op Wie Abram hoopte, Welke Abram van verre zag.

En Lot koos, zonder aarzelen. Kleinere geesten nemen gemakkelijk voorrang, nemen ook gemakkelijk voordeel! Lot was wel een christen, maar gans niet gestorven aan de wereld en aan zichzelf.

„En Lot hief zijn ogen op en hij zag de ganse vlakte van de Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar." Zie, daar hebt gij Lot ten voeten uit. Hij hief zijn ogen op: de man hoog van ogen. En hij liet die ogen gaan over de ganse vlakte van de Jordaan. Dat was eerdat de HEERE die steden verdierf. Vruchtbaar land! De Jordaan bevloeide met al zijn zijriviertjes die vlakte, net als de Nijl Egypte. Het was een lusthof tot aan Zoar toe. Het leek de hof van Eden wel, boomrijk en schoon. Dat dal lag vol met steden: ieder wilde daar wel wonen: Sodom, Gomorra, Adama, Zeboïm, Zoar, vijf in getal. En dan daartegenover dat kale hooggebergte van Juda en het beboste gebergte van Efraïm: Lots keuze was spoedig gemaakt. De vlakte, hij sloeg zijn tenten tot aan Sodom toe. En hij woonde in de steden, 't Is altijd de lustwarande van Israël geweest. Daar lag later ook Jericho. Jericho I en het herbouwde Jericho EL Dat werd later de residentie van de Herodessen. Machtig land. Machtig schoon. Machtig vruchtbaar. Machtig in trek. In trek bij de wereld — want die wilde daar wel op aan. Daar zat de rijkdom en die rijk willen worden, vallen in velerlei verzoekingen. Dat wilde Lot ook wel. Hij was al rijk, net als zijn oom. Maar wie wat heeft, wil doorgaans nog wel meer! Lot was een christen. Straks kwelt hij dag aan dag zijn rechtvaardige ziel over die mensen daar en over hun wandel. Lot was een christen, dat wel — hij kreeg zelfs engelen op bezoek. Hij was wel een christen, dat wel — maar dat geld — dat geld — en dat goed — dat goed — en dat vruchtbare land — dat beste land. Een mens kan overal niet wonen. Alle volk past hem niet. Een mens past overal niet. Wat is er nu nummer één: de godsdienst of het bezit, de godsdienst of het wonen? 't Mocht er dan mooi zijn — Edens hof geüjk, maar 't was Edens hof niet. Daar woonden boze geesten, onreine geesten. En onreine geesten wonen in onreine mensen. Boze geesten wonen in boze mensen. Die mensen daar waren grote zondaars voor de HEERE. Grote zondaars, zo vond de HEERE hen. Wij zijn allen zondaars, maar er is nog groot verschil in zondaars.

Dit waren zondaars van de ergste soort. Nooit zijn steden zo ten vure gedoemd als deze steden: zij werden met sulfer en vuur uitgezwaveld. Dat was met dat sulfer en vuur, waarvan wij lezen in de hel. Dat vertelt ons de Heere Jezus en Die weet het zeker! Zeer zeker.

De zonde dezer steden wordt in deze tijd een andere mogelijkheid genoemd. Daar dacht God anders over: rote zondaars voor de HEERE. Daar dacht Lot anders over: ie kwelde er zijn rechtvaardige ziel over. Daar dacht Paulus in Romeinen 1 anders over. En vraagt dat aan degenen, die naar 1 Cor. 6:11 van deze zonde bekeerd zijn: Wat nut hadt gij van die dingen, waarover gij u nu schaamt? "

In die wereld nu kwam Lot door zijn keuze terecht het moet tot zijn eer er bij gezegd: tot dageüjkse kwelling zijner ziel. Maar daar gebeurde meer: Door deze keuze en zijn uiteindelijke uitleiding naar Zoar, waarheen hij behouden werd, kwam Lot buiten het beloofde land te verkeren en Lot werd de stamvader van Moab en van Ammon, twee heidense stammen.

Gods wondere belofte

Zo staat het er dan: „En zij werden gescheiden, de een van de ander." En dan komt het eigenlijke van deze geschiedenis: „En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef nu uw ogen op en zie van de plaats, waar gij zijt (Beth-El!), noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts; want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven en uwen zade tot in eeuwigheid."

Toen Abram voor niet zo lange tijd het land betrad, eerst in Sichem, toen in Beth-El, toen in het zuiden, had de HEERE te Sichem gezegd: „Dit is het land, dat Ik u wijzen zou." Nu, maar nu in Beth-El, midden op het gebergte van Efraïm, mag Abram blikken naar noord, naar zuid, naar oost, naar west en wijst de HEERE het als het ware tot aan zijn verste grenzen aan en zegt: kijk maar in alle windstreken tot aan de grenzen: Al dit land zal Ik u geven. Lot hief zijn ogen op om de vlakte der Jordaan te zien. Maar dat deed Lot zelf. Abram mag ook zijn ogen opheffen, maar hij op Gods bevel, om nu te vernemen: „Al dit land zal

Ik u geven en uwen zade tot in eeuwigheid." Lot koos zelf, voor Abram werd gekozen. Lot nam zelf, aan Abram werd gegeven. En werd zelfs gegeven tot in eeuwigheid.

Tot in eeuwigheid. Daarover verschillen de uitleggers. Sommigen menen, dat dit betekent voor lange eeuwen. Tot aan de komst van de Messias. Anderen menen, dat dit bedoeld was voor alle geslachten der kinderen Israëls. Laat ons het maar houden bij de eenvoudigste betekenis, namelijk: voor lange eeuwen. Zo wordt aan koningen beloofd of gewenst, dat zo'n vorst mocht regeren eeuwiglijk, altoos. In elk geval krijgt Abram — en dat door God beloofd — een toezegging: Voor u en uw zaad is al dit land tot in de eeuwen, ja tot aan de komst van de Heere Jezus, ja tot aan het eind der eeuwen, en zelfs, als wij zien op de belofte, dat de zachtmoedigen het aardrijk erfelijk zullen bezitten, door de wederkomst, door de herschepping heen, metterdaad tot in eeuwigheid.

En weer denk ik aan het woord: „De wereld kiest zichzelf een land, een pad voor hare voeten; God vat de Zijnen bij de hand en brengt ze, waar ze wezen moeten."

En wie zijn nu Abrams zaad?

Daaraan heeft de Almachtige heerlijke, wonderbare en onnaspeurlijke beloften gegeven. Telkens heeft de HEERE Abram zaad toegezegd. Maar dat zaad, waarop Abram en zijn vrouw Saraï al lang de hoop hadden opgegeven, nu zij de zeventig gepasseerd waren, bleef ook na de eerste toezegging nog maar uit. Toen had de HEERE gezegd: „Ik zal u tot een gróót volk maken en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden." En Lot mocht niet de aangenomen zoon zijn, hoezeer Abram dat ook gehoopt heeft, straks zal Eliëzer zijn trouwe knecht de erfgenaam niet zijn, eens zal Ismaël het niet zijn. In hoofdstuk 15 zal de HEERE Abram doen opzien naar de hemel en zo ontelbaar als de sterren Abrams zaad doen zijn.

En nu, nu Lot Abram verlaten heeft, belooft de HEERE hem: „En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, ook uw zaad geteld zal worden." — Denkt u dat nu in: Abrams zaad, gezegend in alle geslachten der aarde, om dat éne Abrams zaad, Christus, als het stof der aarde. Schept daar dan maar moed uit, gij die u buiten God gevoelt, om onder dat zaad als zo'n stofje gerekend te mogen worden. Schept daar dan moed uit, gij die bekommerd u afvraagt, hoe ge ooit bij God waardig en geteld kunt worden. Als het stof, zo zal Abrams zaad zijn, vleselijk uit Israël; als het stof, zo zal Abrams zaad zijn, geestelijk. En wat is stof, wat is een stofje der aarde. Hoe nietig, hoe onwaardig. Maar het is bij God geteld, en het is aan Abram toegezegd. Hoewel gij sterfelijk zijt - stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren - zo zijt gij voor Hem, de Schepper van al het stof der aarde, van waarde om der wille van Hem, de Heere Jezus, Die gelegd was in het stof des doods. Schept dan moed, schept dan vrijelijk moed uit de belofte aan de vader aller gelovigen gedaan.

Gij volk. uit Abraham gesproten. Dat zoveel gunsten hebt genoten. Gij Jacobs kind'ren, die de HEER* Heeft uitverkoren, meldt Zijn eer. De HEER' is onze God, die d' aard' Alom door Zijn gericht vervaart.

God zal Zijn waarheid nimmer krenken. Maar eeuwig Zijn verbond gedenken; Zijn woord wordt altoos trouw volbracht Tot in het duizendste geslacht; 't Verbond met Abraham, Zijn vrind. Bevestigt Hij van kind tot kind.

Abrams deel — Abrams God

„Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven. En Abram sloeg zijn tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamré, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar."

Nu dan Lot was heengetogen en Abram met het bescheidenste deel zich tevreden gehouden had, komt de HEERE en zegt Abram toe i\ dit land. Zie maar noordwaarts, zie maar zuidwaarts, oostwaarts en westwaarts: Ik zal het u geven.

Gods volk leeft hier op aarde niet op gestolen grond. Het is eerlijk gekregen van de rechtmatige Bezitter van de einden der aarde, van de God der ganse aarde. En let nu eens op: „Maak u op, wandel door dit land!" Wandelen. Abram heeft nooit hoeven oorlog voeren (dan alleen om Lot te bevrijden — die Lot die zichzelf een land gekozen had!) wandelend heeft Abram het gekregen. Hij heeft er gewoond in grote vrede, Isaac heeft er gewoond en Jacob in grote vrede. Wij lezen bij Jacob, dat zijn vreze op gans het volk gevallen was. Abrams volk is een vreedzaam volk. Vreemdelingen op de aarde. Bijwoners op de aarde. Reizigers naar een ander vaderland, naar een beter vaderland. Hun goed ligt niet hier, maar daar. omhoog, in de stad, die fundamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God is! Lot koos het goede dezer aarde en verloor het. Abram gaf het weg, en hij gewon het, zelfs het ganse land.

Dat gaat zo met mensen, die weten te bezitten, als niet bezittende!!

Ik zal het u geven, naar oost, naar west, naar noord, naar zuid. Wij krijgen hier op aarde een toegemeten plaats. Wij krijgen in de kerk een toegemeten plaats. Vreemdelingen — bijwoners — en toch erfgenamen: wettige kinderen van het huis. Dat is de kerk. Niet ónze kerk. Maar altijd Zijn kerk.

Abram slaat zijn tenten op — tenten, meervoud, vanwege zijn vorstelijke staat, koningskinderen als hij en de zijnen waren, maar ook voor al zijn volk, zijn knechten en maagden — op de plaats van Mamré's oud-heidens heiligdom. En daar bouwt hij het altaar, den HEERE! Daar hebt gij de kerk. Rondom het altaar, dat op Christus zag. Abram woont daar niet dan uit genade. Zijn volk, knechten en maagden, wonen daar niet dan uit genade. Lot koos zichzelf een plaats. Abram en de zijnen krégen een plaats. Bij het altaar, het altaar der verzoening. Dat is om Jezus' wil, Abrams grote Zoon. Het zaad, waarin alle geslachten „der aarde" gezegend zouden worden!!

Daar is de kerk, het volk Gods. Temidden van de tenten een altaar... den HEERE... dat is de kerk om God te erkennen voor een plaats in dit land, bij deze God, uit genade. Het is voor u en voor mij maar van tweeën één: een land kiezen en het verliezen (Lot) of een land krijgen en het tot in eeuwigheid bezitten. „De wereld kiest zichzelf een land, een pad voor hare voeten. God vat de Zijnen bij de hand en brengt ze waar zij wezen moeten."

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Abram en Lot

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's