Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geboorte van Jezus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geboorte van Jezus

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. Lukas 2 : 7.

Geschonken van de Vader

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Maria's dagen waren vervuld. Langs een bange en donkere weg waren zij in Bethlehem aangekomen. Op het eerste gezicht op bevel van keizer Augustus. Bij nader inzien naar de Raad en het welbehagen van God de Vader.

Van God. Die het al regeert. Naar de belofte van het profetisch woord dat zeer vast is, is Jezus geboren in Bethlehem, het stedeke van David in het land van Juda. Uit de afgehouwen tronk van Davids vorstelijke stamboom.

De Schrift zelf spreidt licht over deze wonderlijke geboorte. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geworden onder de wet.

Onder de wet, daar drukt de vloek, daar dreigt het oordeël.

Eens werd Adam genoemd: de zoon van God. Dat is al lang voorbij. Verleden tijd, vergooide weelde, verbeurd kindschap.

Eens moest God tegen Israël zeggen: Lo-Ammi, Niet-Mijn-volk. Die vloek geldt allen die onder de wet zijn. Adamskinderen zoals u en ik. Wij liggen in onze schande, roept de profeet uit. Lo-Ammi is het oordeel in twee woorden. De liefde is uit, zeggen we dan.

Maar kijk nu eens naar dit Kind.

Hij zorgt voor en verzekert aan vaderlozen, goddelozen, de aanneming tot kinderen. Het doel van Zijn komst in de wereld is: opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden en verlost zouden worden van de vloek der wet.

Toen dit Kind werd neergelegd in deze ijskoude en van God vervreemde wereld, lag Hij in onze schande en schaamte. Hier staat God de Vader op met gunstige gedachten.

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Sober zijn de woorden waarin ons Christus' geboorte is beschreven. De sluier van de nacht dekt aanvankelijk het geheim toe. Er waren geen engelen, geen herders, nog geen Simeon of Anna of Wijzen uit het Oosten in de stal aanwezig. Alleen Maria die het Kind ter wereld bracht en Jozef als getuige. Die anderen komen later pas als de geboorte reeds een feit is.

Zij baarde, Maria de moeder des Heeren. Daartoe was zij uitverkoren. Zij mocht moeder zijn van de Zoon van God. De gezegende onder de vrouwen. Dit wijst op bijzondere verkiezing. Het moederschap, in onze dagen bij velen eer geweerd dan begeerd, eer veracht bij velen dan met blijdschap ingewacht, is in de Schrift in hoge ere. Het mag gezegd worden in het licht van de geboorte van dit Kind, dat kinderen een erfdeel des Heeren zijn. Gelukkig zijn er ook nog moeders en ik hoop van vele onder hen die dit lezen, die hun kind (eren) biddend leiden naar hèt Kind. Ik lees van Hem dat Hij gekomen is om Gods kinderen tot de heerlijkheid te leiden.

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Toen in die stille stonde zag Jezus het levenslicht. Hij was niet uit Maria en Jozef. Hij was niet uit den bloede noch uit de wil des mans. Hij werd ontvangen van de Heilige Geest en geboren uit de maagd Maria, naar het Woord der belofte.

Wie zal een reine geven uit een onreine, vraagt Job? Niet één, is het beslissende antwoord.

Ik wel, zegt God vandaag. Hier is Mijn Godsgeschenk. De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, daarom dit heilige dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.

Maria's eerstgeborene en Gods Eniggeborene tevens.

Dit Kind in de kribbe is, als u het zo noemen wilt, éénzijdig Godswerk. Maria is instrument in Gods hand. Moeders die kinderen zich zagen voorgaan naar de hemel zijn er altijd geweest. Daar kunnen zij zich dan over verwonderen dat zij een kind voor de Heere mochten voortbrengen. Dat is ook v*en stuk bijzondere verkiezing. Deze moeder Maria brengt een Kind uit de hemel en Hij moet naar... de hel. Onder de vloek der wet sterven.

Een zwaard zal door uw ziel gaan, moeder Maria.

Maar Hij zal ook groot zijn voor de Heere. De Held komt straks uit de hel terug in Zijn opstanding uit de doden. Zo zal Hij verlossen die zuchten onder de vloek der wet.

De Vader heeft Zijn Zoon gegeven. Hij is de gave van Gods liefde. Waarbij zal ik de liefde Gods vergelijken? Bij een oceaan zonder bodem. Dit Kind is maatstaf van de üefde Gods. Welke moeder geeft haar kind zó maar weg? Dat doet God de Vader. Hij geeft Zijn eigen Kind weg, het liefste wat Hij had. Meer dan alles kan niemand geven. Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.

Hoe staan bij u de zaken op het Kerstfeest, hoe staat uw zaak ervoor bij God?

Door strijd en aanvechting heen werd Hij geboren bij Maria en Jozef. God gaat met zondaars nog altijd door het onmogelijke heen. Hij wordt „geboren" als de Geest Hem openbaart in het hart van de verbrijzelde zondaar.

Maria baarde haar eerstgeboren Zoon. Ze hield Hem in haar armen, ze drukte Hem aan haar hart. Niet als moeder alleen, maar als 'n diep gelovige vrouw. Godsgeschenk, fluissterden haar lippen en haar hart en mond zingt: Mijn ziel maakt groot de Heere en

mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker. Het geloof mag zeggen: „Mijn Jezus". Een onvruchtbare en rechteloze zondaar mag Hem vasthouden.

In Hem alleen is rust; waar 't harte heeft gezondigd, En waar Gods heil'ge wet de eeuw'ge dood verkondigt.

Uw zaak, arme en ellendige, staat er goed voor bij God.

Haar eerstgeboren Zoon. Maar God brengt Hem in de wereld. Als Eerstgeborene opent Hij de poort tot het leven. Heden doet hij niet anders. Over hen die gezeten zijn in de schaduw van de dood zal een licht schijnen. De eerstgeborene is de Heere heilig, voor de Heere afgezonderd. Dat is een diepe zo niet de diepste gedachte van het Kerstfeest. Dat het een daad Gods is aan de wereld is waar. Om ons mensen en om onze zaligheid is Hij mens geworden. Maar dat het een daad Gods is aan Zichzelf moet niet vergeten worden. Dit Kind is geboren om de wil des Vaders te doen, om Zijn welbehagen uit te voeren, om Zijn deugden te verheerlijken. De eerstgeborene moest sterven of gelost worden. Gelost werd hij na veertig dagen bij de voorstelling in de tempel. Maar daarboven gaf Hij Zichzelf tot een losprijs in het offer van Zijn leven. Zondaars die een Borg en Losser nodig hebt, hier is Hij. Geloofd zij de Heere, die heden niet heeft nagelaten u een Losser te geven. De eerstgeborene had heerschappij over zijn broeders en recht op een dubbel erfdeel. Door Hem worden rechtelozen en allesverbeurdhebbende zondaren gerekend tot erfgenamen Gods. Gods Zoon een geschenk van de Vader. We vatten samen: Hun zal een schat van zegeningen in Hem ten erfdeel zijn.

Gelegd in een kribbe

En wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe. Laten we nu oppassen voor fantasie en romantiek. De werkelijkheid scheurt onze fantasie aan flarden. Naar de gewoonte van die tijd zal zij, als alle moeders, haar Kind in doeken hebben gewikkeld. Wel spreken doeken en kribbe van de schamelheid waarin Gods Zoon, Licht uit Licht en waarachtig God uit waarachtig God, in deze duistere wereld werd neergelegd. In een voerbak voor beesten. Armer kan het ook al niet.

Gelijk met de dieren van het veld. Vernederender kan het ook al niet. Het geheel in ogenschouw genomen doet later de apostel Paulus schrijven: Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm geworden is daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede rijk zoudt worden. Daarom moet er aan toegevoegd: genadevoller kan het evenmin. Doeken en kribbe waren nog maar tekenen van Zijn armoede, de echte armoede die er in schuil gaat en tot uitdrukking is gebracht, is dat God het mens-zijn heeft aangenomen om mensen aan te nemen. Het Woord is vlees geworden. De Zoon van God heeft zich ontledigd staat er in Filippenzen 2. Zijn heerlijkheid die Hij bij de Vader had, is verhuld. Zó is God bij de mensen. Daarom draagt Hij de naam: Immanuël.

Om die ontlediging te onderstrepen gebruikte God de doeken en de kribbe. In het vleesgeworden Woord wordt de aanneming tot kinderen gegarandeerd. Zijn incarnatie is er terwille van onze adoptie.

Het neerliggen in de kribbe, zo laag gesteld op deze vervloekte aarde, heeft met de diepte van onze zondeval te maken. En die doeken hebben te maken met de gewaarwording van Adam en Eva, die na hun val beide zagen dat zij naakt waren voor God. Om onzer zonde wil laat Christus zich nu kleren aantrekken, hoewel het eeuwig licht Hem bekleede in de heerlijkheid bij de Vader. Straks aan het kruis zal Hij zich tenslotte nog laten uitkleden, zich nog dieper ontledigen. Zich hélemaal uitkleden. Wie kan dat?

Je hoeft je niet helemaal voor een ander uit te kleden is de stelregel die wij huldigen. Dat ben ik ook niet van plan, is meestal ons weerwoord. Maar wat is het arm worden van Christus anders dan zich hélemaal uitkleden? Kijk op het Kerstfeest niet te veel naar die doeken en die kribbe. Of kijk er naar op de juiste manier. Zie op het Kind en buig in de schuld. Onze naakte armoe voor God komt er in openbaar. Gods Woord heeft het over de schande uwer naaktheid. Kijk naar dit Kind en smeek om genade. Versier u niet met vroomheid en eigengerechtigheid. Probeer niet langer zelf uw schande voor God te bedekken. Leef er niet over heen.

Over de schande uwer naaktheid wil God het met u hebben in dit Kind in doeken gewonden en liggende in de kribbe. In het gewaad van de Schrift komt Hij in de prediking naar u toe. Hij werd zo te schande om u te verstrekken de klederen des heils. Hij slaat de mantel der gerechtigheid om de schouders van de uitgeklede zondaar. Zo laag^ staat Zijn kribbe op een door de zonde vervloekte aarde, dat ieder die leert bukken voor de hoogheilige God er bij kan.

Hebben wij soms niet verdiend om aan handen en voeten gebonden weggeworpen te worden in de buitenste duisternis?

Wat leven we daar gemakkelijk overheen. We kleden ons wat aan, we brengen versiering aan. We denken dat we Hem er eer mee aan doen. Maar we weten niet hoe diep we Hem in Zijn liefde beledigen. Dat moet anders worden. Dat wordt anders als God u ontdekt, ik mag ook zeggen uitkleedt, of uw ogen opent dat u naakt bent.

Maar dan houd ik niets meer over. Wat wilt u dan?

Hier is uw God, o Sion, Die in onze lage stand, ons genadig biedt de hand. Zondaren worden genodigd. In die lage stand kan de zondaar zich aan Jezus kwijt en Jezus zich aan de zondaar kwijt. Hij wil u bedekken met een eeuwige gerechtigheid voor Gods aangezicht.

U bent toch niet van plan om aangekleed en wel uw stand een beetje op te houden? Wat ik u raden mag, neen, wat Hij u aanraadt: Koop van Mij witte klederen opdat de schande uwer naaktheid bedekt worde. U verliest er niets mee als u gewaar wordt dat al uw deugd een wegwerpelijk kleed is. Voor u ligt Hij in doeken gewonden in de kribbe. Een Koning in een kribbe. Zonder zonde en tot zonde gemaakt.

Hoe kan ik een zondaar zijn en toch een rechtvaardige?

Dat is een zwaarder raadsel dan ooit Simson opgaf. Het raadsel van een mens die niet weet hoe hij rechtvaardig kan zijn voor God. Hier ligt de oplossing voor de hand. In de kribbe ligt Gods Zoon het onverklaarbaar geheimenis van Gods welbehagen. Arm is ons hart en leeg is ons leven. Wij hebben Hem niets te bieden. Maar dit Kind heet Immanuël, God met ons. Armen heeft Hij met goederen vervuld.

Geen plaats in de herberg

Waarom moest dat zo? Omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. Zo wilde God de Vader het. Zo wilde Christus het Zelf. Ingaan in ons lot. God werd onzer één. Hij nam ons lot op zich. Maar wie lot zegt, zegt ook schuld.

Voor henlieden was geen plaats. Dat betekent voor Jozef en Maria niet en voor het Kind ook niet. Deur na deur ging dicht en men vergat in Bethlehem de herbergzaamheid. U weet toch, hierdoor juist hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. Als ze dat geweten hadden, zegt u. Ja, en u weet het wel.

Is er voor Christus wel plaats bij u? Zo niet, dan maakt u het nog bonter dan de lieden van Bethlehem, al jaren en jaren. Weet u dat? Doe niet zo vroom, word eindelijk toch eens eerlijk. Geen plaats, zo klonk het overal bar en bits. Ze kwamen nergens onder dak. Zie, zo is het begonnen en zo is het doorgegaan. Straks geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Straks wordt Hij als ongewenste vreemdeling de grens over gezet bij de Gardarenen. De Samaritanen zullen Hem ook doorsturen omdat Zijn aangezicht was als reizende naar Jeruzalem. Maar niet over ons grondgebied, zeggen ze dan. Nazareth werd Hij uitgeworpen.

Dat moet wat voor Christus geweest zijn om tenslotte buiten de poort van Jeruzalem geworpen te worden. En Hij dragende Zijn kruis, ging uit naar Golgotha. Weg met Deze! Kruist Hem! Bethlehem is het begin nog maar, het begin van het einde dat Hij vindt op Golgotha. „Geen plaats" wordt compleet in de klacht: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Als de aaFde geen plaats biedt en de hemel Hem plaats ontzegt, dan is er nog maar één plaats over: de hel en de Godverlatenheid.

Geen plaats en toch...: Hij komt op aarde. Niemand houdt God in Zijn liefde tegen. Ook al verzet zich de hele wereld er tegen en uw en mijn hart erbij. God zet door! Dan maar door de lage deur van een beestenstal. Dan desnoods in een harde krib. Ook in ons harde hart vindt Hij geen plaats.

God maakt plaats waar van nature geen plaats is. Zo breekt Hij het harde hart. Toen wij God de rug hebben toegekeerd, heeft de Boze de plaats in ons hart ingenomen. De zonde en de wereld en ons eigen ik eisen de plaats op. Bij voorbaat staan ook wij aan de

deur met een: ik wil niet dat Gij Koning over mij zijt.

Mijn woord heeft in u geen plaats, zo klaagt de Heiland. Hoort u dat! Verontrust het u? De waarheid vindt geen herberg. DE WAARHEID nog minder. We zitten volgeboekt en volgepropt. Een en al zorg misschien. Een en al zaak; een en al geld en ga maar door. Een en al vroomheid kan ook nog.

Soms wenden we een plaats voor, net als Felix, in de toekomst. Voor ditmaal ga heen en als ik gelegener tijd zal bekomen hebben, zal ik u tot mij roepen. En als u dan sterft? De deur blijft niet altijd open staan.

Geen plaats en toch... Christus neemt met de laagste plaats genoegen. Verstoten zijnde verstoot Hij niet. God zegt in Christus: want zie er is een plaats bij Mij.

Wat is de Heere gastvrij. Daar komt een verloren zoon aan en de boetvaardige zondares. Hij komt langs de vijgeboom en nodigt Zacheüs: Ik moet heden in uw huis blijven.

Ik sta Mijn plaats bij de Vader voor u af om in uw plaats te gaan staan. Dat is evangelie van Kerstfeest.

Vlak voor Hij weer naar de Vader gaat, getuigt Hij: Ik ga heen om u plaats te bereiden. Ik lees van sommigen in de Bijbel dat zij gasten en vreemdelingen op aarde waren. Voelt u zich in hun gezelschap thuis?

Hij kwam in onze plaats. Wie wil vluchten en kan nergens heen?

Hierheen, naar de kribbe van Bethlehem. Het verontschuldigt ons niet dat alle dingen zo gelopen zijn. Maar het is wel de weg om van schuld bevrijdt te worden. Als Hij Zijn plaats opeist, dan ga ik van de plaats, van mijn troon. Dat kost strijd, veel strijd, een leven lang strijd.

Zeg niet: wat kan ik er aan doen. Onmacht is een gevaarlijke ziekte. Vreest niet voor de genadeslag die u het veld doet ruimen. Zo leert u Hem plaats geven. Wie Hem zoekt, zal Hem vinden. En reken er dan maar op dat voor wie Hem volgen, ook geen plaats is onder de mensen. Men lacht u uit. Men schuift u weg. Maar de Heere zal mij aannemen. Dit kind vraagt aan al Gods kinderen, zwervers en vreemdelingen: Wat wilt Gij dat Ik u doen zal?

Weet u het al? Nog niet? Mag Paulus het voor u zeggen?

Opdat Christus door het geloof in uw harten wone en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt.

Ja, zegt u, dat is het precies. En nu ik de eenvoudige woorden van de Kerstboodschap op me laat inwerken, hoef ik me niet langer te verdiepen in mijn eigen hart. Ik heb er grondig weet van dat in mij, dat is in mijn vlees, geen^goed woont. Maar even grondig weet ik nu, gebogen bij de kribbe:

Het is een wonder in onz' ogen, Wij zien het, maar doorgronden het niet.

N Tonge.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 december 1976

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De geboorte van Jezus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 december 1976

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's