Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine kroniek

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De paus verleende aflaat
Het woord „aflaat" is ons welbekend uit de geschiedenis van de reformatie. Van Dale omschrijft het woord als volgt: „Kwijtschelding van die tijdelijke straffen welke men na de vergeving der zonde hier of in het vagevuur nog zou moeten ondergaan; aflaat kan worden verleend om de overvloedige werken van Christus en de heiligen..." Wanneer men nu zou denken dat die aflaat iets was van eeuwen geleden, dan heeft men het wel mis, ondanks alle oecumenische opmerkingen die men te horen krijgt dat Rome toch zo bijbels is geworden en dat we gemakkelijk samen kunnen gaan omdat er eigenlijk in de diepste grond geen verschil meer is in de geloofsopvattingen. In het Hervormd Weekblad lees ik van de hand van Prof. Dr. G. P. van Itterzon het volgende daar over:
„Wie op de Eerste Kerstdag via de televisie er getuige van was, dat de Paus van het balkon van de St. Pieterskerk in Rome de zegen gaf aan, naar men zeide, een kwart millioen pelgrims op het St. Pietersplein en aan allen in de wereld, die naar hem luisterden (urbi et orbi, d.w.z. voor de stad Rome en voor de wereld), kan tevens hebben gehoord, dat aan deze plechtigheid een pauselijke „aflaat" was verbonden voor ieder, die naar hem luisterde. Men is in onze tijd geneigd om daar overheen te gaan, maar het behoort blijkbaar nog steeds tot het geloofsgoed van de officiele Rooms-Katholieke kerk. Men kan daar in het oecumenisch gesprek geen waarde aan hechten, maar dan onderschat men toch de duidelijke bedoelingen van paus Paulus VI en zijn curie." —
Wat is de aflaat eigenlijk? Prof. van Itterzon geeft het volgende antwoord:
„In de R.K. Kerk is de aflaat nauw verbonden met het artikel van de vergeving van zonden. Volgens haar bestond het sacrament van de biecht uit drie delen: Het berouw van het hart, de belijdenis (van schuld) met de mond, n.l. ten aanhoren van de priester in de biecht en de voldoening door boetedoeningen, die door de kerk waren voorgeschreven. Men leerde daarbij, dat de priester in de biecht krachtens de hem verleende sleutelmacht de zonden kon vergeven, zodat de eeuwige straffen in de hel de boeteling niet meer wachtten. Omdat moest blijken, dat; het berouw van de zondaar echt was, en hij wel van de eeuwige straffen in de hel, maar niet van de tijdelijke straffen in dit aardse leven en nadien in het vagevuur was ontheven, legde de priester hem een bepaalde hoeveelheid boetedoeningen op om hiermede aan de tijdelijke straffen hier en in het vagevuur te ontkomen.
Toen in de 7de en 8ste eeuw de zware kerkelijke boete in onbruik raakte, kon men de strenge boeteplegingen afkopen door gebeden, boetetochten en aalmoezen. Hiermede was de grondslag gelegd voor de leer en de. praktijk van de aflaat. In de 13 de eeuw ontwikkelde Alexander van Hales de theorie van de zgn. „schat der kerk". Ze hield in, dat de kerk de beschikking had over een overtollige voorraad van verdiensten van Christus en de heiligen, en dat zij vanwege de gemeenschap der heiligen de goede werken van Christus en de heiligen aan boetvaardigen kon overdragen. Die ging echter niet zo-maar: ze moesten er het nodige voor doen. Dat schreef de kerk hun voor. Men kon een hoeveelheid verdiensten uit de schat der kerk bijv. krijgen, als men deelnam aan de oorlog tegen de Moren in Spanje (1063) of als kruisvaarder naar het Heilige Land (1095). Later werd dit vergemakkelijkt en kon men tegen betaling-oen aflaat verwerven en zo gedeeltelijk of algehele kwijtschelding van tijdelijke straffen verwerven. En toen paus Bonifatius VIII in 1300 de jubileum aflaat verleende, werd er een bijzonder groot gebruik van gemaakt. Het kwam de paus in zijn benarde financiële omstandigheden enorm ten goede.
De aflaathandel, die hieruit opkwam en waartegen Luther en Zwingli krachtig hebben geprotesteerd, is als een misbruik door het concilie van Trente afgeschaft. Daarmede waren echter de aflaten zelf allerminst van de baan. Want op 4 december 1563 verklaarde dit concilie, dat het gebruik van de aflaten, dat voor het Christelijke volk hoogst heilzaam en door het gezag van de heilige conciliën bevestigd was, in de kerk behouden moest worden. Het was wel van oordeel, dat het schandelijke gewin, waaruit de misbruiken voornamelijk waren voorgekomen, geheel moest worden afgeschaft, maar het sprak toch de vervloeking uit over hen, die beweerden, dat aflaten nutteloos waren of de macht der kerk om ze te verlenen ontkenden. In 1794 heeft paus Pius VI dit nog eens met wat nadruk onderstreept." —
Hoe was het nog in de eerste helft van deze eeuw? De aflaat werd nog krachtig verdedigd door de bisschoppen, die er op wijzen dat van de aflaten een zorgvuldig gebruik gemaakt moet worden:
„Hierdoor bewijzen wij een liefdedienst aan ons zelve en aan de zielen d.es vagevuurs; hierdoor bevorderen wij Gods uitwendige glorie, omdat Hij, hoe meer aflaten wij verdienen, des te eerder door ons en door de zielen des vagevuurs, in den hemel volmaakt gekend en bemind zal worden. Vormen wij derhalve bij ons morgengebed de mening, al de aflaten te verdienen, waarmede de werken, welke wij gedurende die dag zullen verrichten, verrijkt zijn. Aan bijna alle gewone gebeden zijn aflaten verbonden. Door het kruisteken verdient men 50 dagen en met wijwater gemaakt 100 dagen; door de akten van geloof, hoop en liefde 7 jaren en zevenmaal 40 dagen aan het rozenhoedje zijn ontelbare aflaten, aan de kruisweg verscheiden volle aflaten verbonden".
Wie wel eens bidprentjes onder ogen heeft gehad van overleden Rooms-Katholieken herinnert zich, dat er een gebed op stond, dat men ten bate van de ontslapene kon bidden en hoeveel 4agen aflaat dan aan de overledene werden kwijtgescholden. Potters spreekt van „minstens vijf tientjes", die men moest bidden en dacht dat aan „vijfmaal het Onze Vader en het Weesgegroet of andere gebeden van dezelfde duur".
In een jubeljaar, zoals dat in de R.K. kerk minstens om de 25 jaar wordt gevierd, maar dat in onze eeuw al een paar malen meer is ingelast, doen de aflaten, zo lang de Heilige Deur in Rome open staat, nog steeds extra opgeld. Het laatst nog in 1950." —

Hoe staat het nu met de aflaten?
Ook in de zogenaamde Nieuwe Katechismus wordt op een wel wat voorzichtige maar toch zeer positieve wijze over de aflaten geschreven. De berouwvolle mens zal proberen iets goeds te doen. Er ontstaat in de mens een verlangen om er iets " voor te lijden: boete:
„In de kerkelijke vergevingstraditie hebben al deze dingen een naam gekregen: herstel van aangericht kwaad, goede werken, penitentie, loutering na de dood, overgebleven tijdelijke straffen in het vagevuur. (In vroeger tijd kon men soms een vastgestelde penitentie omwisselen tegen nuttige goede werken. Bijvoorbeeld in plaats van een pelgrimstocht te maken naar Jeruzalem, bouwde men een brug voor reizigers. Samen met een nog ouder gebruik, dat men namelijk een stuk van de kerkelijke boete kwijtgescholden krijgt omwille van het lijden van een martelaar — een soort plaatsvervanging —, is dit de oorsprong van de aflaat. Een goed werk verving boete (en later ook „overgebleven tijdelijke straffen") en het verschil in zwaarte werd aangevuld door de „schat van verdiensten der heiligen", waaruit de kerk God vroeg om te mogen putten. Wat er aan blijvende geloofsinspiratie ligt onder deze verouderde gebruiken, is dat de kerk zo royaal mogelijk poogt te schenken uit de schat van Christus' vergeving en dat wij onze bereidheid waar maken door iets te doen)". Tot zover de R.K. Katechismus.
Voor een Protestant klinkt dit alles nog behoorlijk Rooms-Katholiek: loutering na de dood, tijdelijke straffen in het vagevuur, e.d. In Rome ging men echter met bovenstaande passage niet accoord. Het ging blijkbaar te ver, wanneer men van „verouderde gebruiken" sprak en verklaarde, dat ze goed waren in zichzelf, maar gemakkelijk misvormd konden worden." —
Op het tweede Vaticaanse concilie kwam openbaar dat in de roomse kerk velen toch wel zaten met de leer van de aflaat. Uiteindelijk heeft de paus alleen beslist dat aflaat gehandhaafd zou blijven.
„Hierbij noemde de paus drie hoofdzakelijke geloofswaarheden, die het fundament van de aflaat vormden:
1. de plicht tot genoegdoening voor de tijdelijke straffen, die door God beschikt waren;
2. de geestelijke schat van de genoegdoeningen van Christus, de maagd Maria en de heiligen;
3. de aan Petrus en zijn opvolgers verleende sleutelmacht, in dit geval de rechtsmacht om over die schat te beschikken. Een verwerping van de aflaatleer zou bovendien gelijk staan met een verwerping of verzwakking van een reeks andere leringen (dogma's): de leer van de solidariteit van de verlosten met Chrsitus; de gemeenschap der heiligen; de oneindige waarde van de verdiensten van Christus, waarvan de werking boven die der sacramenten uitrijst; de sleutelmacht, die zich kan uitstrekken over het bereik der sacramenten heen; de onfeilbaarheid van de concilies, van de paus en van het universele gewone leerambt." —
Een samenvatting van de pauselijke institutie van de aflaat laat ik hier volgen:
„De Kerk kan tijdelijke straffen opleggen, die de zondaar op aarde of in het vagevuur moet uitboeten. Ze dienen tot reiniging der zielen en tot herstel van de geschonden vriendschap tussen God en mens en van de door de zonde verstoorde „universele orde". In de navolging van Christus zijn de Christenen met elkander verbonden tot wederkerige hulp. Ze dragen hun eigen kruis tot verzoening van hun eigen zonden en die van anderen, omdat de Kerk, het mystieke lichaam van Christus, als het ware één mystieke persoon is. Op deze overtuiging rust de schat der kerk, die uit de onuitsprekelijke schat van Christus' verdiensten en de volheid van de gebeden en goede werken van de maagd Maria en alle heiligen bestaat. De bisschoppen hebben toegestaan, dat kerkelijke straffen door lichtere worden vervangen. In de loop der eeuwen is door de kerk het gebruik van aflaten ingevoerd. De pausen hebben bepaald, dat ze, na berouw en biecht, zelfs de volledige kwijtschelding van alle zondestraffen kunnen bewerken. De Kerk deelt gezaghebbend de schat der genoegdoeningen uit in dit zelfs ten behoeve van de overledenen om de gemeenschap der heiligen in Christus tot uitdrukking te brengen. Door het verwerven van aflaten onderwerpt men zich aan de herders der kerk en in het bijzonder aan de opvolger van de H. Petrus." —

Nog steeds de oude aflaatleer
De paus stelde vast dat er nog niets was veranderd in de opvatting inzake de aflaten „met betrekking tot de waarheden des geloofs".
„Die waarheden waren duidelijk: de onderlinge hulp van levenden en doden: de kerkelijke schat der overtollige goede werken van Christus, Maria en de heiligen; de rechterlijke, pauselijke sleutelmacht; de gehoorzaamheid aan de paus. Wel werden de berekeningen van dagen en jaren aflaat afgeschaft en kon men voortaan per dag slechts één volle aflaat verkrijgen, maar voor het overige bleef alles bij het oude. Gewoon traditioneel. Met een aansporing tot het doen van verdienstelijke goede werken. Het Protestantisme beleed, dat ook de allerheiligsten in dit leven maar een klein beginsel der gehoorzaamheid hadden. En Jezus zelf zeide: Zo moet ook gij, nadat gij alles gedaan hebt wat u bevolen is„ zeggen: „Wij zijn onnutte slaven: wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen (Luc. 17 : 10). Doch de leer van de schat der goede werken houdt in, dat mensen in dit leven, boven alle nodige goede werken uit, nog overtollige goede werken kunnen doen, die zij voor hun eigen zaligheid niet nodig hebben, die in de kerkelijke schat der overtollige goede werken kunnen worden gestort en waaruit dan anderen, levenden en doden, kunnen putten om aan te vullen wat bij hen nog ontbreekt. Tegen deze voorstelling, als zouden we een credit- en debetrekening bij God hebben en als zou ons credit aanmerkelijk kunnen oplopen, heeft de Reformatie zich krachtig verzet. Dat een zondaar uit het credit van een ander zou kunnen putten (in de regel tegen betaling) om van hun eigen debet af te komen, stuitte de hervormers tegen de borst. Toch is juist deze leer een van de hoekstenen van het gebouw van gedeeltelijke en volle aflaten voor levenden en doden.
De aflaatleer is een typisch Rooms-Katholiek dogma. De Oosters-orthodoxen, de Protestanten, de Oud-Katholieken en de Anglicanen wijzen haar met beslistheid at. Er valt een zware schaduw over de belijdenis van Gods onverdiende genade in Christus, als men gelooft, dat ons menselijk kruisdragen tot verzoening van zonden van anderen en tot verzoening der goddelijke gerechtigheid zou kunnen medewerken. Prof. Berkouwer spreekt terecht van teleurgestelde verwachtingen. Mocht Van Eupen al hopen, dat de aflaatpraktijk evenals ze ontstond zou verdwijnen en wel door een vroomheidsbeleving, thans^geïnspireerd door de H. Schrift, er was geen schijn van kans. De paus noemde de bul Exsurge Domine, waarmee Luther moest worden getroffen, als een van zijn voornaamste documenten en bleef bij veroordelingen, die daarin over Luther werden uitgesproken. Aan de oecumenische bedenkingen van kardinaal Dopfner werd geen aandacht besteed. De „verouderde gebruiken", om met de R.K. Katechismus te spreken, zijn nog niet afgeschaft: de „continue traditie" blijft heersen over de H. Schrift. Daarom kon paus Paulus VI, tien jaar na de afkondiging van zijn aflaat-constitutie van het balkon van de St. Pieter zonder aarzeling aan zijn apostolische zegen een volle aflaat verbinden voor allen, die er naar hoorden. Als een rots in de branding. Want de branding is er, althans in de Nederlandse kerkprovincie, wel!" —
Tot zover Prof. van Itterzon. Hoe het mogelijk is dat kerken met een gereformeerde belijdenis, die uit de beginselen van de hervorming zeggen te leven, in een „raad van kerken" kunnen zitten samen met de rooms-katholieke kerk die zulke dingen leert is mij een raadsel. Of willen die kerken niet meer staan voor de gereformeerde belijdenis?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Kleine kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's