Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus op Golgotha: „Een smaad van mensen"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus op Golgotha: „Een smaad van mensen"

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, en zeggende: „Gij, Die de tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis ... Matth. 27 : 39-44.

Christus gesmaad door allen
We volgen de Heere Jezus nu naar Golgotha. Hier zal Hij dan na alles tenslotte gaan sterven. Het is geen stille, beschutte plaats, waar Sions Borg en Koning het leven gaat geven. Een dier zoekt de eenzaamheid als het de dood voelt komen. De sterfkamer van mensen ligt wat terzijde. Het is daar stil en stemmig. Het volle licht wordt afgeschermd. Als er gesproken wordt is het gedempt. Soms mag een lied worden gehoord, maar ook dan is de vreugde ingehouden, eerbiedig.
Zo'n sterven wordt Christus niet gegund. Hij sterft langs de weg, open en bloot, voor het oog van een ieder, die er langs komt. En er komen nog al wat mensen langs: naar Jeruzalem toe of van Jeruzalem vandaan. Nog of al in het gezicht van de heilige stad zien ze Jezus daar ineens hangen, aan een kruis temidden van moordenaars. „En die voorbij gingen lasterden Hem schuddende hun hoofden". Geen diepe verslagenheid vervult hun hart, noch stille eerbied. Ze kenden Hem wel. Grote scharen hadden toch Hem nagelopen. Hij was bekend onder heel het volk. Ze hoefden niet te vragen, wie het wel was die daar hing met dat „Koning der Joden" boven Zijn hoofd. En toch: geen verdriet, maar wrevel vervult hun hart. Ze lasterden Hem. Ze schelden Hem uit. Ze krenken Hem: de Zone Gods.
En die voorbijgingen lasterden Hem. We horen een weerklank uit oude tijden. Jeremia heft zijn klacht op bij de puinhopen van het onder Gods toorn gevallen Jeruzalem. En hij klaagt: „Allen die over de weg gaan schudden hun hoofd over de dochter van Jeruzalem." De voorbijgangers bespotten Jezus. Meewarig spottend schudden ze het hoofd. Zo is het nu weer en toch zo helemaal anders. Immers Jeruzalem leed rechtvaardig. Hij onrechtvaardig. Jeruzalem leed om haar zonden. Hij om de zonden der Zijnen. Jezus sterft onder de laster van de voorbijgangers. Gaan wij soms ook voorbij? Zijn we er ook niet speciaal voor gekomen om Jezus te zien in deze lijdenstijd. Zo druk zijn we immers aan Jezus niet. Zoveel belangstelling keuren we Hem niet waardig. En toch komen we Hem tegen: iemand gaf getuigenis van Hem, we hoorden een preek of we lazen een overdenking. En wat deden we? Gingen we schouderophalend verder? Of stonden we stil om te lasteren: Die Jezus van die vromen. De wereld lastert Jezus' kruis. Maar ben ik die wereld soms? U?
De wereld lastert bij Jezus' kruis en de kerk spot. We lezen: „En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden en ouderlingen, en Farizeeën Hem bespottende". Dat is dan het hele Sanhedrin in al zijn geledingen. De geestelijke leiders van het volk. Zij komen niet voorbij. Ze komen er juist voor. Zij houden hun mond evenmin. Zij spotten. Er is niet alleen wrevel en haat in hun hart, ze hebben ook een duivels plezier om Jezus. Ze spelen met Hem het wrede spel van hun spot. Ze spreken niet eens, als de voorbijgangers tot Hem, maar over Hem. Hij heeft voor hen afgedaan. Er zijn er nog meer, die^wat te zeggen hebben aan Jezus' sterfbed. De moordenaars, die Hem flankeren spreken ook al woorden van hoon en smaad. Ze beschimpen Hem en verwijten Hem. Kon Hij dan Zichzelf en hen niet verlossen?
Zo gaat de Christus sterven onder smaad en hoon. Wat doen wij bij Zijn sterfbed? Misschien schelden en spotten wij niet met openlijke woorden zoals hier. Maar zijn onze zonden dan geen slag in het Aangezicht van God en van Zijn Christus? Is al die onbewogenheid en achteloosheid ten aanzien van Jezus en Zijn lijden geen hoon? Is al die aandacht en drukte voor wereldse zaken niet spotten met Christus? O, hoe moesten wij diep vernederd en vertederd worden. Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Wie zichzelf leerde kennen bij het kruis komt altijd tekort aan berouw en ootmoed.
Intussen de Heere Jezus hangt daar maar stil en geduldig. Ook deze teug van de lijdenskelk neemt Hij. Koning David heeft ook dit deel van Zijn lijden al voorgezongen in Ps. 22: „Maar Ik ben een worm, geen man, een smaad van mensen en veracht van het volk. Allen, die Mij zien bespotten Mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd." Geen woord ter verdediging komt van Zijn heilige lippen. Hij zwijgt. Hij lijdt, bespot voor spotters met God en Zijn heilige wet.

Christus gesmaad in Zijn woorden
Letten we nu eens nader op de inhoud van al de smaadwoorden, die opgeschreeuwd worden naar Jezus. Hij wordt allereerst gesmaad om wat Hij gezegd heeft. De voorbijgangers halen het tempelwoord nog eens aan. Dat had ook al gediend voor Kajafas. Daar kon het geen geldige beschuldiging zijn. Hier kunnen ze het nog wel gebruiken om Christus uit te jouwen. Zijn onbegrepen woord slingeren ze Hem in het gezicht. Wat een grootspraak! De tempel afbreken en opbouwen in drie dagen. Nu wordt ge zelf gebroken aan een schandelijk kruis. Dat is er nu van al die grote woorden overgebleven. Ja, ge hebt toch ook gezegd „Ik ben Gods Zoon". Wel, laat dat maar eens zien en kom af van het kruis. De geestelijke leiders doen daar nog een schepje bovenop. Hij heeft toch van zich zelf willen zeggen, dat Hij de Koning Israëls is. Niet alleen maar de Koning der Joden, zoals daar boven Zijn hoofd staat, immers dat kan nog vleselijk zijn, maar de Koning Israëls en dat is geestelijk. Daarom laat Hij het nu maar eens waar maken. Ja, zeggen ze spottend, dan zullen we in Hem geloven. Hij zegt, dat Hij nedergedaald is van de hemel als de Zoon Gods, als de Koning Israëls, laat Hij nu dan maar eens nederdalen van het kruis. Ze vragen voor het laatst nog een teken van Jezus' Messiasschap en ze zijn er eigenlijk al van overtuigd, dat Hij dat teken niet geven kan. Ze zijn hem de baas geworden.
Wat durven ze toch allemaal te zeggen! Moeten we de adem niet inhouden. Ze spelen een wreed spel van spot met Hem. Of zullen we maar liever de ogen neerslaan! Daagden wij Hem soms ook zo uit? Zeg niet te vlot: „Natuurlijk niet". Wij dagen Hem toch ook voor de vierschaar van onze rede. Hij moet het maar eens bewijzen, wat er in Zijn Woord staat. We dagen Hem voor de vierschaar van onze ervaring. Als ik het maar eens ervaren zou, wat Hij zegt dan zou ik Hem geloven. O, dat: „Als Hij maar", dat: „indien Hij". Hoe vaak hebt u het gezegd, gedacht of gezucht. Het is ongerechtigheid, de bittere ongerechtigheid van onze zelfhandhaving. Immers, moet Hij vallen voor de vierschaar van onze rede of moeten wij vallen voor de vierschaar van Zijn recht? In dat laatste geval sterft de begeerte naar tekenen en wordt het teken Gods ontvangen: Jezus Christus en Dien gekruisigd.
Hij is Zijn Woord aan het waarmaken zoals Hij daar hangt onder spot en hoon. Hij laat de tempel van Zijn lichaam verbreken, om die straks opgebouwd te zien in de glorie van Pasen. Zo als Hij daar hangt wil Hij de Koning Israëls zijn. De Koning, Die als Priester genade bij God verwerft voor Zijn volk en Die die genade straks zal uitdelen door Zijn Woord en Geest. Als een kruiseling wil Hij ook de Zoon van God zijn om zo het recht van Zijn Vader te voldoen en Zijn Vader te eren naar al de eer, die Hem toekomt.
In die spottende utidaging van voorbijgangers, Joden en moordenaars valt nog eenmaal de duivel Hem aan. In de woestijn had diens verleidelijk „Indien Gij Gods Zoon zijt" al geklonken. Nu doet hij nog een laatste poging. Maar vergeefs. Hier bewijst Zich Christus Gods Zoon niet in Zijn Macht, maar in Zijn Vernedering. Hij blijft, waar Hij is: aan het kruis, onder het oordeel van God over de zonde. Daar blijft Hij ondanks alles, stil en geduldig. Zo schittert Christus als het teken van Gods eeuwige liefde. De Joden begeren een teken en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, de Kracht Gods en de Wijsheid Gods.

Christus gesmaad in Zijn werk
De overpriesters en Schriftgeleerden laten het wat hun spot betreft niet alleen bij Christus' woorden, ook Zijn werk tasten ze aan. Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Dat moeten ze erkennen. Hij heeft zieken genezen, gebondenen bevrijd. Waar Hij was, daar was verlossing, bevrijding van dood en verderf. Met lede ogen hadden ze het telkens weer moeten aanzien. Zij brachten het volk geen verlossing. Nu hing hun grote tegenstander aan het kruis. Zichzelf kan Hij niet verlossen, dat is voor hen geen punt meer. Wat betekent die verlossing van anderen dan nog. Die geldt niet. Die is niet houdbaar. Die betekent niets. Zo grieven ze Jezus. Ja, Jézus, dat is: Zaligmaker, Verlosser. Ze tasten Hem aan in het wezenlijkste van Zijn werk, Zijn Naam, Zijn Persoon. Laat nu maar eens zien dat Ge Jezus zijt, en verlos Uzelf. Kom af van het kruis, van dat schandelijke, smadelijke kruis.
Ook hier zwijgt de Heere Jezus. Hij komt niet af. Juist zo wil Hij Jezus zijn, aan het kruis. Zo gaat Hij Zijn volk zalig maken van al hun zonden. Aan het kruis gaat Hij hen verlossen tot in de diepste nood toe, tot in de nood van zonde en schuld toe. Wat willen wij eigenlijk voor een Jezus. Wat voor verlossing begeren wij? Wie zijn zonde niet kent, verstaat het kruis niet. Van zulk een zou Jezus gerust van het kruis af kunnen komen. Maar Hij blijft, tot troost en verwonderde aanbidding van een ieder in wiens hart het weegt: „Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden". Hij is de Zaligmaker. Hij is ons van God geschonken tot wijsheid, tot heiligheid, tot gerechtigheid en tot een volkomen verlossing.

Christus gesmaad in Zijn Godsvertrouwen
De smaad gaat nog verder. Zelfs van Zijn geloof blijven ze niet af. Hij heeft gezegd, dat Hij de Zoon van God is. Welnu, dat houdt niet alleen in dat Hij macht genoeg moet hebben om van het kruis af te komen, maar ook dat Hij moet kunnen rekenen op de steun van Zijn Vader. Als Hij dan Zichzelf niet verlossen kan, dan zal Die Hem toch wel verlossen. En daar blijkt niets van. Hij heeft wel gezegd, dat God met Hem is, maar het tegendeel is waar. Dat God Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil. Ja, het zijn nog wel Schriftwoorden, waarmee ze de Heere Jezus hier lasteren. Woorden uit psalm 22 : 9. Alweer psalm 22. Deze psalm had een belangrijke plaats in de Messiasverwachting der Joden. De Messias zou veracht worden naar de klacht van koning David in deze psalm. Maar David mocht in diezelfde psalm ook zingen van de uitredding Gods. Die zou de Christus ook zeker ervaren. Ze beledigen Christus met het Woord, die overpriesters en Schriftgeleerden. Waar blijft Ge nu met Uw Messiaans Godsvertrouwen? Het eind van psalm haalt Ge niet! Uw vermetel vertrouwen wordt beschaamd.
Wat moet onze gezegende Heiland dat hebben gekrenkt! Hij leefde in het Woord. Hij leefde in de psalmen en Hij vertrouwde op Zijn Vader. Daarvan mocht Hij ontroerende getuigenissen afleggen. „Ik en de Vader zijn één. Ik ben niet alleen. Die Mij gezonden heeft is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaaglijk is. Ik weet Vader, dat Gij mij altijd hoort." Telkens weer kon en mocht Christus op Zijn Vader terugvallen. Het was toch Diens wil, die Hij volbracht. Het was toch Diens zalving, waarmee Hij gezalfd was. En nu grijpt men Hem daarin aan. Uw Vader heeft U wèl alleen gelaten. Hoe kunt Ge dan de Christus zijn!
Farizeeërs en Schriftgeleerden, u hebt nog gelijk ook! Hij heeft op God betrouwd, maar Zijn God laat Hem nu alleen. Zijn Vader verlaat Hem. Zo dadelijk gaat Hij, alweer met woorden van psalm 22, uitklagen: „Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten." Tegen die smaders, die zelfs Zijn Godsvertrouwen niet ontzien, zwijgt Hij echter. Immers in die verlatenheid is Hij juist helemaal de Christus. Zo treedt Hij helemaal in de breuk, die er was tussen God en Zijn volk. Hij verlaten, opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden worden. Ondanks de spot die Hem zelfs in Zijn Godsverwachting krenkt heeft Hij voorgeloofd en doorgeloofd. Hij is de overste Leidsman en Voleinder des Geloofs, Hij, Sions gezegende Borg.
Is die Borg u hier dan niet dierbaar? Wat ligt er in Hem een volkomen gepastheid. Hoe vaak klonk de spot niet in uw eigen hart: „Dat God je nu verlosse indien Hij je wel wil". Het is de duivel, die Gods kerk bespot en aanvecht. „De HEERE ziet niet meer naar je om." En menigmaal wordt die stem van buiten ook nog gehoord. Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als ze de ganse dag tot mij zeggen: „Waar is uw God". En wie kan er tegen op in eigen kracht? Telkens weer ligt Gods kerk moedeloos en ongelovig terneer. Ze neemt de spot als klacht over: „Waar is God". De moed zinkt en het geloof bezwijkt. Christus is in al onze benauwdheden benauwd geweest. Ja, Hij is in al onze benauwdheden Borg geweest. Hij heeft ook de schuld van het ongeloof en de moedeloosheid gedragen. Hij stelde Zijn Aangezicht als een keisteen. Zo verwierf Hij de Geest des geloofs en der hoop. Ziende op Hem, Die daar hangt gekrenkt in het teerste van Zijn leven en achter Hem aan leert nu een arme zondaar de lijdzaamheid die bevinding werkt, en hoop. En de hoop beschaamt niet omdat de liefde Gods in onze harten is uitgestort.

Al wie mij ziet bespot mij boos te moê;
men schudt het hoofd, men steekt de lip mij toe.
Daar ik 't gebed tot God vertrouwend doe,
moet ik nog horen:
„Dat God, op Wien hij steunt,
hem gunstig' oren
verleen', hem redd',
dat die nu hulp doe komen
en hem in wien Hij heeft zijn lust genomen,
in ruimte zett'."

A. Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Christus op Golgotha: „Een smaad van mensen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's