Het Woord aangenomen
„Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij Het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als der mensenwoord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft". 1 Thess. 2 : 13.
Dankbaarheid
Opnieuw valt het woord 'danken' in deze brief en ook nu is het danken 'zonder ophouden' (1 : 2). Het is geen danken van mensen, ook geen danken van zichzelf. Maar dank aan God. In de voorgaande verzen heeft Paulus uitvoerig zijn verblijf in Thessalonica beschreven. Zijn bijna bovenmenselijke inspanning om de gemeente te dienen. Zijn dag en nacht bezig zijn om het Evangelie van God onder hen te prediken. Maar als hij dan nu aan de dankzegging toe is, klinkt er geen dankwoord aan de gemeente of aan hem zelf, maar is de dank voor God alleen: De lofprijzing en het eerbetoon bij alle arbeid in de gemeente Gods hoort geen mensen in de schoot te vallen. Ik denk hier aan de gelijkenis van de heer en de knecht. „Dankt de heer ook de dienstknecht omdat hij gedaan heeft, wat hem bevolen was? Ik meen, neen. Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen" (Lukas 17 : 9,10). De knecht hoeft niet gedankt te worden. Alleen de Heere van de knecht. In Zijn dienst staan de knechten. Ze doen alleen maar wat ze horen te doen. Wel, dat heeft Paulus mogen doen. En het is hem een diepe verwondering geweest dat zijn dienst niet onvruchtbaar is gebleven.
Gezegende dienst
Al vele keren is gebleken hoe Paulus zijn dienst opvatte. Ze was dienst aan het Woord van God. Anders was ze niet. Hij wist zich knecht van het Evangelie van God. Hij verrichtte hulpdiensten. Hand- en spandiensten. Wat een vreugdedienst. „Als gij het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt". Woord der prediking. Letterlijk staat er: woord van het gehoor. Woord dat gehoord wordt. Woord dat via het oor ons bereikt. Daarmee wordt gezegd hoe God Zich pleegt te openbaren. Altijd door het Woord. Niet door een gezicht of visioen of wat dies meer zij. Maar door het Woord. En dan in gepredikte vorm. Ook elders in het Nieuwe Testament komt de uitdrukking „Woord des gehoors" of „Woord der prediking" voor. In Romeinen 10 : 14 legt Paulus er alle nadruk op. Prediken, horen, geloof is de volgorde. En in de brief aan de Hebreeën herinnert de schrijver zijn lezers eraan dat het Woord der prediking ook tot hen is gekomen (4 : 2). Het hart van de dienst die God laat verrichten is het Woord der prediking. Zo heeft het God behaagd Zijn Koninkrijk te stichten op aarde. Dat middel lijkt wel een dwaas middel te zijn. Maar toch is het Gods wijsheid. Ook vandaag nog. De dienst der prediking is door niets te vervangen. Alles wat men er bij of er voor in de plaats stelt, is tot mislukking gedoemd.
Maar omdat het Woord der prediking hier een Woord des gehoors wordt genoemd, vraagt het ook om gehoor. Daar heeft de Heere het toe ingesteld. Hij wil door het oor ons hart bereiken. Ons oor wil God tot invalspoort maken om de vesting mensenziel in te nemen. Waar geloof wordt alleen maar geboren door het horen van het Woord. Het is geen kwestie van overerving. Het zit niet in je bloed. Het is geen kwestie van aanleg of karakter. Geloven zonder het horen van het Woord is onmogelijk. Het is al of niet komen onder de prediking van het Woord, is maar geen zaak die aan een bepaalde tijd of instelling gebonden is. Het is Goddelijke noodzaak wil men tot waarachtig geloof komen.
Paulus spreekt over het Woord der prediking van God. Het Woord en de prediking van het Woord komen van God. En daarom spreekt Paulus ook over 'ontvangen'. Het woord hiervoor gebruikt, wijst op 'iets overleveren', 'een boodschap overdragen'. Wat Paulus heeft gepredikt, heeft hij ook zelf eerst ontvangen. Hij is niet de eerste prediker. Hij brengt niet een boodschap die hij zelf heeft uitgedacht. Nee, hij geeft alleen maar door wat hij zelf ook eerst heeft ontvangen. „Hij is niet de schepper van het woord der prediking. Hij heeft het van anderen ontvangen. En zo geeft hij het op zijn beurt door" (M. H. Bolkestein). Een prediker van het Woord is dan ook iemand die ook zelf door het Woord gegrepen werd. Het Woord dat hij spreekt heeft hij eerst zelf uit Gods mond gehoord. En Gods mond dat is Gods Woord. De predikers leggen hun oor te luisteren bij wat God spreekt. Hoe zouden ze spreken indien ze niet gezonden zijn? De Zender is God. Op Zijn golflengte horen de dienaren te spreken. Maar daarom moeten ze ook steeds op die golflengte afgestemd zijn. Ik zal horen wat God de Heere spreken zal. De profeet Habakuk beklom zijn wachttoren en hij hield nauwlettend in het oog wat de Heere in hem sprak en wat hij zou moeten antwoorden aan zijn volk (2 : 1).
Van God van ons ontvangen hebt, staat er. De prediking komt van God via ons. Paulus wist zich het kanaal door wie de Heere sprak. Van God van ons. Wondere afdaling Gods. De Hoge en de Verhevene daalt af op ons niveau. Hij spreekt geen geheimtaal. Maar Hij laat ons Zijn Goddelijk Woord horen in onze eigen taal. Na Pinksteren horen we de grote daden Gods in onze eigen taal. En dat alles: opdat we zouden leren geloven in Hem Die de Vader gezonden heeft tot onze zaligheid. We zien het hier duidelijk. God verkoos Paulus tot Zijn dienst. God maakte hem de heilgeheimen bekend. Het behaagde God Zijn Zoon in hem te openbaren. Maar het was opdat ook Paulus het op zijn beurt weer zou doorgeven. Wat hij ontving, ontvingen ook zij die hem hoorden. Hier wordt de Hogepriesterlijke voorbede van Christus verhoord: „En Ik bid ook voor degenen die door hun woord in Mij geloven zullen" (Joh. 17 : 20). De vrucht op de prediking ligt in de voorbede van Christus. Ook vandaag nog. Wat een troost, waar de arbeid soms vruchteloos lijkt. Zijn Woord draagt vrucht.
Aangenomen
„... gij dat aangenomen hebt, niet als der mensenwoord..." Aannemen is hier zoveel als ontvangen in het hart. Niet een soort verstandelijke instemming. Het Woord aannemen wil zoveel zeggen als: je helemaal onderwerpen aan het spreken Gods. Buigen voor God en de overmacht van Zijn Woord. Want in Thessalonica hebben ze geen mensenwoord aangenomen. Daar leek het wel op. Het Goddelijk Woord kwam in mensenwoorden tot hen.
Er stond geen engel op de kansel. Er werd geen soort kerklatijn gesproken. Nee, er klonken mensenwoorden. En de man die sprak was een gewoon mens. Van gelijke bewegingen als zij. Maar uit zijn mond klonk het Woord van God. Zo hebben ze het aangenomen. Niet als der mensenwoord. Maar, gelijk het waarlijk is, als Gods Woord.
Het Woord aangenomen. Daar gaat het om. Daar is het God om begonnen. Ook vandaag nog als Hij Zijn Woord laat verkondigen. Een persbericht kun je al oflliet aanhoren en vervolgens overgaan tot de orde van de dag en van je leven. Een beursbericht raakt een mens slechts als zijn portemonnee er bij betrokken is. Een verhaal kan een mens boeien, tot weer een ander verhaal tot hem komt. Het waait op den duur weer weg. Maar nu komt ook het Woord van God tot ons. Zijn boodschap van oordeel en genade. Zijn tijding van gerechtigheid en barmhartigheid. Samengevat in 'die ene Naam onder de hemel gegeven: Jezus Christus, de Gezondene van de Vader.
Wat doen we daar nu mee? We doen er altijd iets mee. Twee mogelijkheden zijn er slechts. Verwerpen of aannemen.
Verwerpen, dat ligt op de bodem van ons aller hart. Verwerpen Hem Die spreekt. Daar ligt onze val in Adam helemaal in verklaard. Daar is het verwerpen van het spreken Gods immers begonnen. „Nee" zeggen tegen God onze Schepper en Formeerder. Hij Die ons schiep door Zijn Woord. Hem hebben we verworpen. We hebben „ja" gezegd tegen de leugenmeester. Ons oor geboden aan het woord des duivels (art. 14 NGB). U ziet, weer dat oor. We hebben de invalspoort van ons leven wagenwijd opengezet voor de leugenleer van satan. En ook satan maakt gebruikt van het woord. Toen en nu. Hij is het meest actief waar het Woord des Heeren wordt verkondigd. Zondag is voor satan een werkdag. God komt in de prediking tot ons met de aanbieding van het volle heil in Christus. Ons leven wordt onder het oordeel gezet. Christus' leven wordt aangeprezen. En daar komt het zaad uit de zaadbak van satan. Niet horen, niet aannemen. Waarom niet? Het is maar een mensenwoord wat daar gezegd wordt. Die dienaar is ook maar een mens. Er is wat anders nodig. Er is meer nodig. De letter doodt immers? Verwerpen. „Zo dan, dat het Woord Gods zozeer bij veie mensen veracht wordt, dat het bijna in geen waarde is en dat velen geen vreze hebben, komt daaruit, dat zij niet overleggen dat zij met God te doen hebben" (Calvijn).
Zijn we daar reeds aan ontdekt? Aan die afschuwelijke afweerhouding in ons verdorven hart? Ach, er is altijd wel iets te vinden. In elke preek die we horen zijn wel dingen op te merken waar we ons aan kunnen stoten. Dit hebben we gemist. Dat had ook gezegd moeten worden. Hier te weinig nadruk op. Daar te veel van gezegd. Het duurde te lang. Het was zo saai. Er zat zo weinig vaart in. Het was te voorwerpelijk. Of het onderwerpelijke kreeg zoveel aandacht. Gaat u maar door. Alles samengevat in dit ene: het Woord van God wordt verworpen omdat we het maar een mensenwoord achten te zijn. We zitten op „dat mensje uit het stof getogen" te kijken. En we hebben er geen oog en hart voor dat het God is die door Zijn dienaren tot ons spreekt. Het Woord verwerpen wil zeggen God verwerpen. We zijn van God en van Zijn Christus niet gediend. We willen rechtop blijven staan. We willen niet buigen voor de majesteit Gods in het Woord. Het is vandaag nog net eender als in de volheid des tijds: „Hij is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen". Want het Woord niet aannemen wil zeggen: Hem niet aannemen die in het Woord tot ons komt. Het worde ons tot schuld. En het wordt ook tot schuld waar onze ogen hiervoor open gaan. Dan wordt het onze belijdenis: Fleere, ik heb U verworpen. Ik wil niet dat U Koning over mij bent.
Wat een wonder dat de Heere nog steeds gebleven is waar wij Hem buiten ons leven hebben willen houden. Zie in de tekst „wat geloof men het Evangelie behoort te geven, hetwelk niet hangt aan mensen autoriteit, maar steunt op de waarheid Gods" (Calvijn). Tegen het Evangelie overtreden is erger dan tegen de Wet zondigen. Christus verwerpen is zwaarder zonde dan Mozes ongehoorzaam zijn.
In Thessalonica hebben ze het Woord der prediking van God ontvangen en aangenomen. Omdat ze door het mensenwoord heen de stem van de levende God Zelf hebben vernomen. En dat gebeurt nog. Daar waar de Heilige Geest het Woord ons hart en leven binnendraagt. En die de stem van de Zoon van God hebben gehoord, die zullen leven. Onder ons wordt dan weieens gezegd: Een mens is toch dood en daarom doof en blind. Dat zal waar zijn. Weet u dat al bij ondervinding? En is u dat al tot een zware last voor God geworden? Heeft u dat reeds in de schuld gezet? Maar als we zo spreken, vergeten we de onmetelijke kracht van het levende Woord Gods. Het Woord is door de Geest geladen. En die Geest is Heere die levend maakt. En die niet anders levend maakt dan door het gepredikte Woord Gods. Zeker, we stemmen het met Calvijn van harte toe, dat in deze tekst ook een vermaning tot de leraars klinkt dat ze alleen het zuivere Woord Gods hebben voort te brengen. Ze hebben te spreken naar het Woord. Naar de zin en de mening van de Heilige Geest.
Het Woord aangenomen. God zij lof, het gebeurt ook vandaag nog. Mensen, dood en verloren in zichzelf, worden door het Woord van de levende God uitgehaald uit alle doodsverbanden en in de ruimte gezet. Het Woord, door hen al zo vaak gehoord, wordt als ware het nieuw gehoord. Het snijdt ze dwars door de ziel. Het verbrijzelt en het werpt teneder. Het doodt en doet ons verstommen. Onze mond gaat dicht en ons hart breekt open. Daar valt het zaad. Het Woord wordt aangenomen, zoals de akker in deze tijd van het jaar het zaad ontvangt. Daar is het God nu om begonnen. Daar is het de rechte dienaar om begonnen. Wat een vreugde in de hemel en wat een vreugde op de aarde. Het Woord is aangenomen. Daar valt de mens die spreekt, weg. Hét kwam wel in de gestalte van het mensenwoord. Maar het was geen mensenwoord. Maar waarlijk Gods eigen stem. Daar dankt Paulus hier de Heere Zelf voor. Hij gaat niet met de eer strijken. Ach, hoe zou hij? Hoe gebrekvol was zijn dienst. Hoe kon hij er slechts van stamelen. Maar door al die menselijke zwakte heen, wordt Gods kracht volbracht. De kracht van het Woord. Want dat is het waarlijk. Het geve moed aan de dienaren van het Woord. Hun mensenwoord is waarlijk Gods eigen Woord. En dat doet ook wat, ja veel.
Het Woord werkt
„...dat ook werkt in u die gelooft". Het woord der prediking bewijst dat het Gods Woord is in de kracht die het doet. Het Woord doet wat. Letterlijk staat er: het heeft energie. In hen die geloven heeft het Woord energie. Er gaat kracht van uit. Paulus geeft wel deze beperking aan. In u die gelooft. De werking van het Woord blijft voor de ongelovigen verborgen. LIen doet het niets. Dat zegt men dan ook openlijk. Soms verheft men er zich zelfs op. Het doet me niets. Het raakt me niet. Het doet geen kracht. Maar hen die geloven is het Woord een kracht Gods tot zaligheid. Het Woord geeft zoveel. Het is de krachtbron des geloofs. Daar leeft het van. Het wordt erdoor gevoed en gelaafd. Het is een en al energie. Geladen door de Geest. Verbonden met de krachtbron van de Drieënige God. De Kerk des Heeren kan dan ook alleen maar leven bij alle Woord dat uit de mond Gods uitgaat. Zonder die energie is het geloof zonder kracht. Omdat het zo waar is: Zonder Mij kunt gij niets doen. Maar door het Woord worden de zwakken krachtig, de wankelenden bemoedigd, de dorren verkwikt. Dat ook werkt in u die gelooft. Het komt openbaar in de vruchten des geloofs.
Nooit kon dat een gevolg zijn van een enkel mensenwoord. Nee, daarom in de werking van het Woord komt uit dat het God is Die spreekt. Het is om stil van te worden. Het Woord werkt. En het Woord werkt door. Wat dan bijvoorbeeld? De Kanttekeningen zeggen: de verzekerdheid van de vergeving der zonden, de vrijmoedige toegang tot God door de Heilige Geest, liefde tot God en uw naaste, de hoop der zaligheid, lijdzaamheid en andere dergelijke deugden. We kunnen daar alleen maar mee instemmen. En u die gelooft, leg er uw leven eens naast. Doet het Woord ook kracht in uw leven? Ja, u weet ervan dat het Woord u ter aarde wierp. Dat het u veroordeelde over de hele lengte en breedte van uw leven. Dat het u in de schuld zetten voor Gods aangezicht. Het maakte u door Zijn Goddelijke kracht zondaar voor God. Uw mond ging dicht. Maar toen opende -de Heere Zijn gezegende lippen. Genade vloeit uit Zijn mond.
Christus kwam op u af. Hij veroverde uw hart. Het Woord ded zo'n gezegende kracht. Maar hoe is het nu? Werkt het nog steeds door? Daar gaat het om. Daar is het de Heere om begonnen. Zet u als Maria maar dagelijks aan Zijn voeten. De Heere wil u verder leiden. Zijn Woord is nog met kracht, ook al ervaart u heden misschien zo weinig van die kracht. Zitten de kanalen misschien verstopt met eigengerechtigheden of ongerechtigheden? Leeft u ver bij Hem vandaan? Liggen er zonden tussen Hem en uw ziel? Woont u in het dorre omdat u Zijn Wet en Woord verlaten hebt? Wel, heden dan nog tot Hem uit. Hij is niet veranderd. Zijn Woord is niet minder krachtvol dan toen het u voor het eerst veroverde. Het is een Woord dat in u werkt! Hebt u energiegebrek? De energiebron raakt nooit uitgeput. Met deze energie hoeft u niet zuinig om te springen. Ze is er voor. Ze is er voor u die gelooft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's