Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog meer van Petrus' antwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog meer van Petrus' antwoord

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal. En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht! Handelingen 2 : 39 en 40.

Het heil niet zonder grond aan de gepredikt.
Op de eerste Pinksterdag predikte de apostel Petrus aan die verslagen mannen het heil in Christus. In Zijn Naam was er voor hen vergeving van zonden. Ja, zelfs voor hen, die de Heere Jezus toch gekruisigd hadden. De Borggerechtigheid van hun voormalige vijand kon ook hun vergeving en verzoening schenken. Het dierbaar bloed van Christus reinigt van alle zonden. In dat vertrouwen mochten ze zich laten dopen en zouden ze ook de gave van de Heilige Geest ontvangen. In de weg van verzoening met God door Christus, wilde Die nu ook wonen in hun hart. In korte en krachtige woorden heeft Petrus die verslagen mannen het ganse heil Gods gepredikt.
En dat was geen prediking in het wilde weg. Geen prediking op losse grond. Petrus had die mannen wat aan te bieden. Hij kon, hij mocht ze dat aanbieden. Hij had er grond voor. De belofte kwam de Joden immers toe. Ze was in het bijzonder voor hen bestemd. U komt de belofte toe, mag Petrus hen toeroepen. De beloften van de profeet Joëh die op deze wonderlijke morgen, vervulling vonden, waren immers allereerst gedaan aan Israël. De HEERE bleef getrouw aan Zijn verbond met Abraham. Die mannen zoals ze daar stonden voor Petrus, waren beminden om der vaderen wil. Het verbond met Abraham Zijn vrind bevestigt Hij van kind tot kind, ook tot op deze kinderen, die we hier aantreffen. Daarom mag het heil Gods, zoals dat nu vervulling kreeg in Christus, juist hen worden verkondigd.
De grond van de aanbieding van Gods heil aan die mannen ligt dus niet in hun gemoedsgesteldheid, in hun verslagenheid. Daarom komt hun de belofte niet toe. Daarmee verdienen ze niets. De diepste grond ligt in de genadige trouw Gods. Gelukkig maar. Onze verslagenheid kan immers nooit bestaan voor Gods Aangezicht. Zou ze wel ooit diep genoeg zijn? Wie iets van de afschuwelijkheid van de zonde voor Gods aangezicht verstaat, beseft tegelijkertijd dat hij het nooit naar waarde zal kunnen inleven. Het gaat altijd dieper, dan wij ervaren kunnen. Nooit zullen we er een voldoende voor halen. Nooit verdienen we er de belofte mee. Christus verdiende die er mee, Christus alleen. De prediking van het Evangelie wortelt in het verbond der genade, zoals dat gefundeerd ligt in Christus' bloed. Zo komt allereerst aan de Joden de belofte toe.
Want u komt de belofte toe. De apostel zegt dit, om hen nog meer te dringen zich over te geven aan de genade Gods in Christus. Er zouden immers zoveel aarzelingen bij die mannen kunnen zijn. Aarzelingen, die u misschien ook wel kent uit uw eigen leven. Ja, maar kan dat nu wel? Mag dat nu wel? We hebben het ons toch volkomen onwaardig gemaakt! Wij hebben immers Gods eigen Zoon aan het kruis geslagen. Nu hebben wij toch geen heil meer bij God. Het kan voor ons toch niet meer. En daarom betuigt Petrus: U komt het toe. Voor u is het juist en voor uw kinderen.
Gods trouw reikt ook over het nageslacht. De HEERE had tot Abraham al gezegd: „U en uw zaad na u in hun geslachten". Joël mocht betuigen: „Uw zonen en uw dochteren zullen profeteren". Ook aan de kinderen van die menigte komt de belofte Gods toe.
Wellicht hadden ze hun kinderen thuis gelaten bij hun bedevaart naar Jeruzalem. Ze hadden in hun diepe verslagenheid misschien ook helemaal geen gedachten aan hun kinderen. De HEERE heeft wel gedachten aan die kinderen. Gedachten des vredes. Het genadeverbond overspant de geslachten. Wat een troost voor vaders en moeders, die ook gedachten aan hun kinderen hebben en dan vooral: zorgen over hen. Ze groeien immers op in zo'n moeilijke tijd. Er komt zoveel op hen af. Vooral veel verleidingen, veel wat van God en Zijn dienst wil aftrekken. En die kinderen hebben een niet minder zondig hart dan hun vaders en moeders. Maar boven al deze bange zorgen en worstelingen staat het „u en uw kinderen" van onze tekst. Er is plaats bij de HEERE voor ons nageslacht. Ja, er liggen bij Hem beloften voor ons zaad. En zeker, de HEERE is vrij, wij zijn immers zondaren en wij bederven de geslachten door onze ongerechtigheid, maar toch, ondanks alles doet Hij het horen: „Mijn trouw rust zelfs op het late nageslacht". Zouden we de HEERE daar dan maar niet aan houden? Dat kan! Dat mag, ondanks alles.

Het heil reikt verder
Het was de HEERE te gering, dat Christus Hem een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob, Hij heeft Christus ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Zijn heil te zijn tot aan het einde der aarde. Wat ligt het heidendom ver van God af. Het is vervreemd van het burgerschap Israëls; het is vreemdeling van de verbonden der belofte; het heeft geen hoop en is zonder God in de wereld. Ver van God en vreemd aan God, dat moet van het heidendom gezegd worden. Het leeft dan ook een ellendig en hopeloos leven. Ons Christelijk Nederland zakt steeds verder in dat hopeloze en verloren heidense bestaan terug. Maar laten we op onszelf zien. Ook wij zijn van huis uit heidenen. Beseffen we dat? We zijn er al te veel aangewend, maar wat is het toch een wonder: Christus heeft door Zijn bloed de middelmuur des afscheidsels gebroken. Nu zijt gij, die eertijds ver waart, nabij geworden. Onze tekst zegt: „En allen die daar verre zijn". Gods heil in de Heere Jezus Christus reikt tot aan de einden der aarde. Het kan niet langer worden opgesloten in het Joodse volk. Het is er te ruim en te wijd voor. Het zoekt de einder. Allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere, onze God toe roepen zal. Straks zal de prediking van het Evangelie uitgaan tot aan de einden der aarde. Die prediking is de roep Gods om te komen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Die prediking roept ons erbij. Er staat eigenlijk in de grondtekst: erbij roepen. We worden er bij geroepen, bij het volk Gods. We worden genodigd om ons te laten enten in de oude stam van Israël, opdat die beiden vergaderd zouden worden tot een nieuw volk, een nieuw, een geestelijk Israël.
En overal, waar nu dat erbij roepen Gods uitgaat door de prediking van het Evangelie, komt ons de belofte toe. De belofte van vergeving van zonden en vernieuwing door de Heilige Geest. Zovelen als er de HEERE onze God toe roepen zal. Niet: zo weinigen, maar zovelen. En wat zijn het er velen geweest in de eeuwen die achter ons liggen. Petrus en de zijnen hebben maar amper besef gehad, hoever dat heil wel reiken zou. En wat zijn het er nog velen.

De einden der aarde, zij zullen U loven, o HEERE!
Ook ons heidenen, die leven mogen onder de bediening der verzoening, komt de belofte toe. Ja maar, worstelt u, mij dan ook? Zou er ook voor mij nog kunnen zijn vergeving en vernieuwing? Zeker, er zijn er, die daar strijd mee hebben. Zonder enige aarzeling passen ze de belofte op zichzelf toe en dat door middel van enkele conclusies. Het behoeft nauwelijk gezegd, dat zo de weg niet is. Een kind, dat een heel groot geschenk krijgt, durft het soms niet aan te nemen. Het aarzelt: ,,Is dat echt wel voor mij". Zo ligt het geestelijk ook. We zijn het zo onwaardig. De HEERE kan toch niet meer naar ons omzien. En toch, u komt het toe. U hebt de vloek van de wet op uzelf moeten toepassen, nu wordt u verkondigd het heil Gods in Christus door Zijn Geest. Wantrouw deze HEERE en Zaligmaker dan toch niet. Zet Hem niet voor een leugenaar weg. Moest u zich eigenlijk niet schamen vanwege uw ongeloof. Die dorst heeft, die kome en die wil die neme het water des levens om niet.
Overal waar de roeping Gods uitgaat in het Evangelie wordt de belofte aangeboden. U komt de belofte toe. Dat is de drangreden, waarmee een ieder van ons wordt opgeroepen zich met God te laten verzoenen. Al hebt ge niets dan zonden en ellenden, niets dan tekort ook in het besef daarvan, klemt u maar vast aan het Woord des HEEREN. Smeek Hem om de vervulling van Zijn Woord ook in Uw leven. Hij zal zeker komen.

Nog niet uitgesproken.
De apostel Petrus is nog niet uitgesproken. Hij heeft nog veel meer woorden gezegd en nog andere. We kunnen toch ook niet zomaar ophouden als het er om gaat mensen te redden van hun ondergang. Wie vervuld is van die heilige drang geeft het zo gauw niet op.
We zeggen het nog eens en nog eens. Nu eens met deze woorden, dan weer met andere. Wat zijn we er soms als predikers, als ouderlingen, als vaders en moeders vlug over uitgesproken. Een enkel woord moet 't doen, vlak en toonloos gezegd. En zo'n enkel woord kan 't ook wel doen, maar toch als we werkelijk de ernst van het verloren gaan beseffen, dan zullen we niet zo gauw woorden tekort komen. Met veel meer en andere woorden betuigde en vermaande Petrus. Hij was er zo van vervuld, dat hij er maar niet over op kon houden. Wij willen nog wel eens sputteren tegen te lange preken. Het is toch maar herhaling, zo wordt er dan gezegd. En nu willen we grond van onze tekstwoorden echt niet alles maar goed praten in dezen. Maar we mogen elkaar wel vragen: Waarom moet het toch zo gauw zijn afgelopen? Willen we er soms vooral niet te veel van horen. Hebben we soms het gevoel dat al die vermaningen voor ons niet nodig zijn? Weten we het al? Nu, als dat echt waar is, zullen we er juist niet te gauw genoeg van krijgen. U beseft dan dat het nodig is altijd weer vermaand, geleerd en geleid te worden.
Met veel meer andere woorden betuigde en vermaande Petrus. Petrus' prediking was kennelijk geen vlak en dor betoog. Hij sprak vele woorden en telkens ook andere woorden. En hij sprak die woorden met heel de inzet van zijn hart. Hij betuigde. Hij betuigde altijd maar door, zo staat er. Het is een plechtig woord dat betuigen. De apostel legt getuigenis af van wat hij gehoord en gezien heeft en hij doet een dringend beroep op zijn hoorders om het te geloven Dat laatste klinkt vooral ook in de term vermanen. Het is de apostel er om te doen dat er verandering: bekering en vernieuwing komt bij zijn hoorders. Hij geeft geen koude uiteenzetting, waarbij ze het dan verder zelf maar moeten zien. Zijn prediking is ook geen tentoonstelling van zichzelf. Deze en dergelijke gevaren bedreigen de- prediking altijd maar weer. Petrus is het om het behoud van zijn hoorders te doen. Hij betuigt en vermaant. Hij beweegt hen als het ware tot het geloof. Laten we zo toch bewogen zijn, waar en onder welke omstandigheden we het Woord ook hebben te brengen.

De kern van Petrus' verdere en andere woorden
„Wordt behouden van dit verkeerd geslacht", zo vat Lukas de verdere woorden van Petrus samen. Met dat verkeerde geslacht zijn hier de Joden en hun leiders bedoeld. Een ernstig en radicaal oordeel spreekt de apostel hier over hen uit. Zij zijn verkeerd. Zij zijn niet recht voor God, niet oprecht. Ze zijn daarentegen verdraaid, verkrampt en krom. Met al hun godsdienst immers verwerpen ze de Zoon van God. En ze gaan nog steeds voort om Zijn invloed te breken. En dat alles om hun eigen leiderspositie maar te handhaven. Ze wenden vroomheid voor, maar zijn vol van zichzelf en eigen eer.
Welnu tot hun behoudenis moeten deze mannen van hen scheiden. Ze mogen niet langer luisteren naar hen. Ze worden immers door hen afgehouden van de weg derzaligheid in Christus. Om de zaligheid van hun ziel moeten zij breken met de overpriesters en de Schriftgeleerden, ja, met heel het Jodendom, zoals dat zich tegen Christus verzet. Het is een verkeerd geslacht.
Christus volgen dat betekent scheiding. Dat is voor die mannen niet gemakkelijk geweest. Ze waren opgevoed in respect voor en gehoorzaamheid aan hun voormannen. De rabbi's hadden groot gezag. En nu hoorden ze: Gaat uit uit het midden van hen. Kon dat maar zo? Was dat wel de goede weg? Konden ze maar niet beter proberen de zaken wat samen te voegen? Christus en Zijn apostelen, maar evengoed nog hun oude leidslieden.
Misschien verstaan we deze aarzelingen wel. Er waren mensen in ons leven, godsdienstige mensen voor wie we een diep respect hadden. Maar ze hielden ons met hun wettische godsdienst van Christus af. Dat leerden we verstaan door de kracht van het Woord Gods. Ze wilden het echter niet toegeven en we moesten er mee breken, niet uiterlijk misschien, maar dan toch wel innerlijk. Wat kostte ons dat niet! We hadden die mensen er immers niet voor over. We zouden ze zo graag willen vasthouden. En toch zegt de apostel: „Wordt behouden van dit verkeerd geslacht".
Zalig worden door Christus, dat is zalig worden door Hem alleen. Met alles wat van Hem aftrekt moet gebroken worden. Er staat teveel op het spel. Het gaat om ons behoud. Het kan nooit zijn Christus en... Het is altijd Christus of... Ook als het gaat om de goddeloze wereld. De Joden-christenen moesten gered worden van de Joden, maar de heiden-christenen van de heidenen. Ook het heidense geslacht wordt in de Schrift verdraaid, krom en verkeerd genoemd. Gods Kerk woont temidden van een krom en verdraaid geslacht. Daar moet het uit behouden worden, zoals Lot behouden werd uit Sodom. Dat beseffen we toch wel? De vriendschap der wereld is de vijandschap Gods. Er is geen enkele samenvoeging tussen Christus en Belial.
Willen we dan deze ernstige vermaning van de apostel ter harte nemen! Jongeren en ouderen! Wilt u werkelijk behoud vinden, breek dan met de wereld. Ze is immers een verloren wereld. De wereld gaat voorbij en al haar begeerlijkheden. Het avondrood kleurt de kim van ons geslacht. Haar zon zal bloedrood ondergaan, vanwege de toorn van God over de zonde. Gaat dan uit! Wordt behouden van dit verkeerd geslacht.

Let toch, en zie op vromen en oprechten;
Want, wat men denkt van d' uitkomst hunner paan,
God kroont met vreê het einde Zijner knechten.
Maar durft men stout des HEEREN wet versmaan,
Dan zal Gods wraak de berg van hoogmoed slechten,
en 't boos geslacht, ten gronde toe, doen vergaan.

A. Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Nog meer van Petrus' antwoord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's