Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jeruzalem verwoest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeruzalem verwoest

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeruzalem is de stad die de Heere Zich heeft verkoren tot Zijn „woonplaats". Daar is de tempel gebouwd en daar wilde de Heere Zijn volk ontmoeten. In de Schrift lezen we zeer duidelijk: „Want de Heere heeft Sion verkoren; Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats, zeggende: Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd" (Psalm 132 : 13 — 14). En de berg Sion is daarbij de plaats waar de tempel zijn plaats zal vinden. Eigenlijk was hij oorspronkelijk nauwelijks een berg te noemen. Toen Salomo er de tempel ging bouwen, moest hij de berg Sion eerst vergroten en versterken. Het was dan ook geen hoog en indrukwekkend gebergte waarheen Israël optrok wanneer het de Heere offers wilde brengen. Men verwachtte het dan ook niet van deze berg: „Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft." Maar het is de Heere die Sion uitverkoren heeft. En het is altijd weer het wonder van de verkiezende genade Gods, dat hierbij niet gekeken wordt naar wat voor ogen is. De Heere verkiest in Zijn ondoorgrondelijke souvereine genade. Trouwens, dat geldt van heel Jeruzalem. Wie zou hier midden in dit bergland zonder haven, zonder rivier, zonder water, zonder grote wegen een grote stad verwachten? Het is de Heere Die deze stad verkoren heeft. En ook van het aards Jeruzalem wordt gezegd dat zijn Kunstenaar en Bouwmeester God is. Zo moeten we ook van Jeruzalem en de berg Sion zeggen: Het onedele der wereld en het verachte heeft God uitverkoren, opdat geen vlees zou roemen voor Hem.
Jeruzalem is meermalen de plaats geweest van geweldige strijd en grote verwoesting, maar zo grondig als deze stad in de oorlog tegen de Romeinen verwoest is geworden, was het nimmer tevoren. De Heere Jezus heeft daar echter wel duidelijk van gesproken tijdens Zijn omwandeling op aarde: „En als sommigen zeiden van de tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zei Hij: Wat deze dingen aangaat die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet een steen op de andere gelaten zal worden, die niet zal worden afgebroken... Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabij gekomen is (Lukas 21 : 5, 6 en 20). ...Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht. Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt en stenigt, die tot u gezonden zijn; hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen en gijlieden hebt niet gewild. Ziet, uw huis wordt u woest gelaten" (Matth. 23 : 36-38).
In ons vorig artikel hebben we reeds geschreven hoe onder stadhouder Gessius Florus de opstand begon. Dat was in het jaar 66. Aanvankelijk hadden de Joden grote successen. De Romeinse bezetting van Jeruzalem werd uitgemoord. Maar ook de Romeinen richten ware bloedbaden aan. In Cesares worden twintigduizend Joden omgebracht, bijna de gehele joodse bevolking. In Alexandrië worden vijftigduizend Joden gedood. De Syrische stadhouder trekt met een leger van dertigduizend man Judea binnen, waarbij hij verschillende steden en dorpen plat brandt en zo naar Jeruzalem oprukt. Maar de zeloten, die nu het heft in handen hebben genomen, vrezen de strijd niet en verslaan de Romeinen. Deze moeten haastig vluchten en zesduizend Romeinen blijven op het slagveld achter. Met een rijke buit aan wapens en oorlogstuig keren de zeloten naar Jeruzalem terug. En nergens was er meer sprake van een Romeinse bezetting, judea en Galilea hadden het romeinse juk afgeworpen.
We zullen echter verstaan dat de Romeinen deze nederlaag en vernedering niet konden aanvaarden. Nero, die toen de troon in Rome bezette, zond één van zijn beste generaals naar het joodse land. Het was Titus Flavius Vespasianus, die als opdracht kreeg het opstandige land te straffen. In het voorjaar van 67 trok hij tegen Israël op met een grote militaire overmacht, goed getraind en zwaar bewapend. Tegen het einde van dat jaar was Galilea weer onderworpen. Onder de gevangenen was ook Josephus, de bevelhebber van de joodse strijdkrachten in Galilea. Hij liep echter over naar de Romeinen. Hij werd hun tolk en. onderhandelaar met de Joden. In Rome heeft hij later de geschiedenis van de joodse oorlog beschreven onder de naam van Flavius Josephus en verder nog het boek „Joodse oudheid", de geschiedenis van de schepping af tot aan de regering van Nero toe. Tot op deze dag is hij als schrijver van de geschiedenis van de Joden bekend.
Toen het hele land bijna weer in romeinse handen was, op Jeruzalem en de naaste omgeving na, kwam in het jaar 68 het bericht van de dood van Nero. Vespasianus werd door het leger uitgeroepen tot keizer, nadat reeds drie opvolgers van Nero waren vermoord. Hij vertrok daarom terstond naar Rome, terwijl hij het opperbevel van zijn legioenen in Judea overliet aan zijn zoon Titus. Daardoor ondervond de veldtocht vertraging. Pas in het voorjaar van 70 kwam Titus met een geweldige legermacht naar Jeruzalem. Het verzet van de zeer versterkte stad was wel hevig, maar hoe zou men het uit kunnen houden tegen zo'n geweldige en zwaar bewapende legermacht. Ondanks hongersnoden ook nog bloedige partijtwist binnen de stad, toonden de Joden een grote moed en uithoudingsvermogen. De Romeinse legers leden ook grote verliezen. En pas in de zomer kon Titus over bergen lijken en puin tot de omgeving van de tempel doordringen. Hij heeft maar even de schoonheid van het prachtige bouwwerk op de berg Sion kunnen bewonderen. Het heiligdom werd door een naar binnen geworpen fakkel in brand gestoken en al spoedig stond ze in lichterlaaie. Vrijwel op de verjaardag van de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar van Babel stortte de prachtige tempel temidden van rookwolken ineen.
Nog 'n maand hielden de Joden hun tegenstand in het overige deel van de stad vol. De zeloten hebben met leeuwenmoed Jeruzalem verdedigd. Maar toen forceerde Titus toch een doorbraak en heel de stad kwam in brand te staan. Een dag en een nacht heeft de stad gebrand. En toen ging de zon op over de rokende puinhopen van Jeruzalem. Het woord van de Heere Jezus Christus was vervuld geworden.
Vier jaar heeft de strijd geduurd, de heldhaftige strijd van een klein volk tegen een wereldmacht. Maar na vijf maanden van belegering was de heilige stad nog slechts een puinhoop vol lijken, maar in het bezit van de vijand. Meer dan een miljoen Joden waren gedood, bijna een miljoen Joden waren gevangen genomen. Weer treurde het volk op de puinhopen van Jeruzalem. De klacht van Jeremia over de eerste verwoesten kon nu wel herhaald worden: „Hoe zit die stad zo eenzaam, die vol volks was, zij is als een weduwe geworden, zij die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden. Zij weent steeds des nachts en haar tranen lopen over haar kinnebakken; zij heeft geen trooster onder al haar liefhebbers; al haar vrienden hebben trouwelooslijk met haar gehandeld, zij zijn haar tot vijanden geworden" (Klaagliederen van Jeremia 1 : 1 — 2).
Titus gaf bevel om over de overlevenden een strenge rechtspraak te houden. Hij laat het aan zijn vriend Fronto over hun, lot te bepalen. Deze gaf bevel dat allen die als strijders werden herkend of verraden aan het kruis te slaan en zo te sterven. Zevenhonderd van de flinkste jongelingen werden naar Rome meegenomen voor de triomftocht die Titus hield. Allen die ouder waren dan zeventien jaar werden naar de steengroeven en mijnen van Egypte gezonden en tot levenslange slavenarbeid veroordeeld. De jongens en de vrouwelijke gevangenen werden verkocht aan slavenhandelaren. En de prijzen die zij konden maken voor deze slaven waren niet hoog vanwege het geweldige aanbod op de markten van Klein-Azië.
Daarna kwam het bevel om de hele stad en de tempel te slopen. Slechts drie torens bleven staan voor het nageslacht tot een getuigenis van het lot der opstandige stad. Op een afschuwelijke wijze zijn de Joden in die tijd vervolgd geworden. Maar bij de Dode Zee hield een kleine schare Joden toch nog vol. En het zou nog veel inspanning kosten om ook deze laatste verzetshaard op te ruimen. Het was de vesting Masada, die elke bezoeker van het heilige land ook thans nog vol trots aan de bezoekers van het land wordt getoond. Daar heeft men immers nog met grote heldenmoed tegen de Romeinen gestreden. Maar tenslotte heeft men de strijd ook daar moeten opgeven. We willen echter daar nog een en ander over vertellen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jeruzalem verwoest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's