Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abraham in Gerar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abraham in Gerar

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorts zeide Abimélech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat gij deze zaak gedaan hebt? En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om der wille mijner huisvrouw zullen doden. En ook is zij waarlijk mijne zuster: zij is mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouw geworden. En het is geschied als God mij uit mijns vaders huis deed dwalen, zo sprak ik tot haar: Dit zij uwe weldadigheid, die gij bij mij doen zult: aan alle plaats waar wij komen zullen, zeg van mij: Hij is mijn broeder. Toen nam Abimélech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden en gaf ze aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder. Genesis 20 : 10—14.

De belofte beproefd
Wij hebben wederom een geloofsbeproeving van Abraham vlak voor de geboorte van de lang beloofde en lang verwachte zoon. De belofte Gods wordt duur verkregen en ook duur vervuld. Gods beloften laten doorgaans lang op zich wachten. En zij worden fel bestreden.
Abraham is uit Mamré getrokken naar het zuiden. De Schrift meldt niet waarom Abraham vandaar gaat. De mogelijkheid wordt geopperd, dat hij dat doet om de aanblik van de verwoeste steden te ontwijken. Die aanblik van vier totaal uitgediepte en uitgebrande steden moet wel ontzettend geweest zijn, vooral in die eerste tijd. Als men dan bedenkt, dat dat zo'n vruchtbare en schone vlakte geweest is als de hof van Eden. De andere mogelijkheid tot Abrahams verhuizing moet wel zijn de onvruchtbaar makende zwavellucht, die vandaar uit natuurijlk ook Mamré bereikte, wat, zoals wij zagen, op gezichtsafstand van de vlakte van Sodom lag. Vandaar dat Abraham doortrok naar het zuiden. Tussen Kades en Sur. Daar lag dan Gerar. Daarmee was Abraham niet buiten het hem beloofde land gekomen, want later zou dat behoren tot het zuidelijk deel van Juda. Calvijn ziet er ook een reden in, dat Abraham, wetend dat die vlakte van God vervloekt was, verder naar het zuiden trekt. Abraham woont niet graag in een gevloekt land. Er staat uitdrukkelijk bij, dat hij dit deed om als vreemdeling te verkeren in Gerar. En zie, daar hebt gij het punt. Gods volk is en blijft een pelgrimsvolk op aarde, terwijl de wereld zo haar vaste woonplaatsen heeft hier beneden. Dan noemt Calvijn nog een vierde reden, waarom Abraham uit Mamré vertrokken kan zijn, namelijk dat hij om de kwaadwilligheid van zijn gastvrienden genoopt werd heen te gaan. Hoe meer de wereld ziet de gunst Gods over Zijn gekenden, hoe afgunstiger en hoe hatelijker zij doorgaans worden. En voeg daar maar bij de oordelen Gods, die de hele prachtige vlakte met al die mensen verwoestte, die maken de stemming van die volken ook niet milder. Dan kiezen die volken doorgaans de zijde van de getroffenen, terwijl Abraham uiteraard koos de zijde Gods.
Abraham wedervaart hier hetzelfde als wat hem eens in Egypte overkomen was. Maar dat was al weer lang geleden. En de patriarch blijkt nog altijd van dezelfde aard te zijn, die zich ook bij hem nooit verloochende. Niet voor niets heeft God tot hem gezegd: „Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht." En dit blijkt voor Abraham maar een moeilijk te leren les geweest te zijn.
Weer heeft Abraham van zijn huisvrouw gezegd: Zij is mijn zuster. Dat had hij met Sara afgesproken reeds toen hij door de HEERE geroepen werd uit Ur der Chaldeën. En Sara noemde Abraham getrouw haar broer. Zoals blijkt uit vers 13. Nu was dat ook in zekere zin waar, want zij was ook een dochter van Terach, net als Abraham van Terach een zoon was, maar zij was van een andere moeder. Ik las, dat zij dat al bij hun vertrek hadden afgesproken, toen zij uit Ur gingen en dat zij misschien wel daarom zo lang op een zoon moesten wachten. God, die het huwelijk zo heilig acht, behandelde hen als een broer en een zuster, zolang zij zichzelf zo beschouwden.
En nu zij dan als vreemdelingen in Gerar woonden, zond Abimelech, de koning van Gerar, om haar van Abraham weg te nemen. Wederom dezelfde verzoeking als eens in Egypte. Wederom en altijd maar weer een aanval op de beloften Gods, niet alleen een belofte voor een manlijk zaad, de latere Isaäc, maar weer en vooral een satanische aanval voor „het" zaad, de Christus. Die was beloofd en die moest niet komen!!
Sara was inmiddels weer twintig jaar ouder, maar had als kinderloze — en dat terwijl de mensen zoveel ouder werden dan nu — nog steeds haar fleur en fierheid behouden. Nu was ook zo'n stadskoning als Abimelech oppermachtig en dan was een vreemde jongedochter of vrouw als een stuk van de hofhouding, gelijk ge bij die oosterse vorsten als bij voorbeeld aan Babylonische en Perzische hoven menigvuldig leest. Intussen weer eenzelfde en zware beproeving van Abrahams en Sara's geloof, een zware beproeving van de belofte Gods. Hoe dichter de vervulling bij komt — die komt nu in het volgende hoofdstuk — hoe zwaarder de verzoeking.

Abimelech geplaagd
Maar God kwam tot Abimelech in een droom des nachts. Abimelech schijnt niet een eigennaam te zijn, maar een titel, zoals Farao een titel was, een koningstitel. Hij was dus de koning van Gerar, de Abimelech. En tot hem komt God in de droom. Hij, Isrels wachter, sluimert niet. Geen kwaad zal u genaken, de Heer' zal u bewaken. Hij waakt in teder mededogen, als wij slapen. Wat is de HEERE toch teder, barmhartig voor Zijn volk. Hij waakt voor hen, als zij slapen, Hij waakt ook voor hen, als hun vijanden slapen.
Intussen is God machtig om Zichzelf te openbaren aan Zijn eigen volk, aan Abraham bij voorbeeld, maar ook aan Abimelech. Abimélech weet tegelijk goed met Wien hij te doen heeft. Als de God des levens tot een mens komt — al is het in de droom — dan weet die mens goed met Wien hij te doen heeft. De HEERE zegt kort en op de man af: „Zie, gij zijt dood, om de vrouw, die gij weggenomen hebt, want zij is met een man getrouwd." U hoeft niet te vragen, hoe God over echtbreuk denkt. Nog lang zijn de geboden Gods niet op Sinaï afgekondigd, maar hier ziet u duidelijk wat God aangaande het huwelijk denkt en zegt en u vindt hier ook, hoe in het bewustzijn der mensen deze inzetting Gods leefde. God zet blijkens dit vers zelfs de doodstraf op echtbreuk. En vooral op het nemen van een anders vrouw, een gehuwde vrouw. De HEERE is een wreker van huwelijksschending. Waar het leven van het menselijk geslacht hieraan hangt, is niets heiliger dan het huwelijk. Dit was ook de eerste inzetting Gods. Wat voor deze ene Abimelech gold, dat geldt ook voor heel zijn stadsbevolking en voor alle mensen. „Zie, gij zijt dood."

God treedt Abimelech bijtijds in de weg, want hij was tot Sara nog niet genaderd. Bewonderenswaardige voorzienigheid Gods! „Heere, zult Gij dan een rechtvaardig volk doden?" vraagt Abimelech. Niet terecht, want al had hij haar nog niet aangeroerd, zo was Gods straf — de dood — alleen al op het nemen gezet. Maar hij wist dan niet dat zij getrouwd was, want hij zelf heeft gezegd: „Zij is mijn zuster" en ook zij heeft gezegd: „Hij is mijn broeder." Abimelech heeft dus zowel Sara als Abraham gesproken, en zij hebben volgens de afspraak beiden tot Abimelech gezegd wat zij elkander beloofd hadden, nu vele jaren geleden. Abimelech voegt er aan toe, dat hij in oprechtheid des harten en in reinheid der handen gehandeld heeft. Abimelech maakt in het algemeen een oprechte indruk en ook een nette indruk. Zo kan men dat soms bij het heidendom aantreffen: een hoge zedelijkheid en een onkreukbare oprechtheid. Calvijn schrijft dit toe aan een algemene godsdienstigheid.
De HEERE toont dit wel te weten. Wat is de HEERE zuiver in Zijn oordeel: „ Ik heb het ook wel geweten, dat gij in oprechtheid uws harten dit gedaan hebt en ik heb u ook belet tegen Mij te zondigen."
Wat is de HEERE dus teder niet alleen over Abraham en Sara — ondanks hun zonden — maar wat heeft Hij ook goedgunstig rekening gehouden met de koning zelf. De HEERE gebiedt Abimelech om de vrouw terug te geven. „Want hij is een profeet." God heeft een bijzonder oog voor Zijn profeten. „Tast Mijn gezalfden, Mijn profeten niet aan, want zij zijn Mijn oogappel." Hier voor het eerst in de bijbel komt het woord profeet voor. Wist u, dat Abraham de eerste profeet van de bijbel is? Hij zal voor u bidden, opdat gij leeft. Maar zo niet, gij zult sterven en al het uwe. Abimelechs oprechtheid redt hem niet. Daar is voorbede voor nodig. Wat is een krachtig gebed van een rechtvaardige toch van grote kracht. Wat vermag dat veel. Dat houdt de dood weg van Abimelech en van al zijn volk. Zij waren namelijk innerlijk aangetast met een dodelijke geslachtsziekte. En daarom was dat gebed wel zeer nodig.
Abimelech staat des morgens zeer vroeg op. Hij riep al zijn knechten te samen. En hij vertelde ze alles. Die mannen vreesden zeer. Wat moet de ijver en de schrik van heidense mannen ons niet beschamen. Wat een ijver om God te gehoorzamen. Wat een vrees voor Gods oordeel. Dat kunnen zij aan Sodom wel gezien hebben. Wij vrezen vaak niet op de ergste vermaningen. En wij vrezen vaak niet onder de zwaarste oordelen.

Die wars van 't kwaad niet in de zonden leeft,
Maar zijnen gang bestiert naar 's HEEREN wetten;
Gij grote God, Die ons bevelen geeft,
Gij eist, dat w' op Uw woord gestadig letten,
En dat w' ons hart, aan Uwen wil verkleefd,
Geduriglijk op Uwe wegen zetten.

Gij scheldt en straft vervloekte hoovaardij,
Gewend zo wijd van Uw geboón te dwalen,
Dat toch Uw gunst mijn ziel van smaad bevrij,
Die op mijn hoofd veracht'lijk neer zou dalen;
Daar 'k U mijn dienst, naar Uw getuig'nis wij',
Om nooit Uw straf mij op de hals te halen.

Het geloof bevestigd
„Wat hebt gij ons gedaan?"
„Wat heb ik tegen u gezondigd?"
„Wat hebt gij een grote zonde over ons gebracht?"
„Wat hebt gij gezien, dat gij ons zo gedaan hebt?"
Ziet daar een viertal vragen, die Abimelech Abraham stelde. En er tussendoor de vermaning: „Gij hebt daden gedaan, die niet gedaan moesten worden."
Abimelech is een heer. Hij is een rechtschapen man en ook zeer zachtmoedig. Abraham weet niet goed, wat hij zeggen zal. Deze rustige en voorname man staat verlegen, als hij ter verantwoording geroepen wordt. Hij zegt: „ Ik dacht: alleenlijk de vreze Gods is in deze plaats niet. En zij zullen mij doden om der wille van mijn huisvrouw." Is dat recht, om deze stad en dit volk te verdenken van de goddeloosheid van de andere steden? De vreze Gods is in deze plaats niet. En toch, hoe bevreesd zijn zij na die ene Godsontmoeting in de droom. En hoe spreekt Abimelech van een grote zonde, die Abraham over zijn koninkrijk gebracht heeft! En hoe vrezen zij allen voor het oordeel van die ziekte, die over hen kwam? En hoe vrezen zij voor het oordeel des doods!
Dan geeft Abraham tekst en uitleg van zijn verhouding tot Sara. „Toen God hem uit zijns vaders huis deed dwalen." Hier is Abraham weer zo oprecht als een duif. God deed mij dwalen uit mijns vaders huis. Wat een tere godsvrucht! Hier valt Abimelech direct voor. Voor de bekering tot God, voor de aanvaarde pelgrimstocht naar een beter vaderland valt hij. Deze man is een profeet. Deze man is een man van die God, Die hij vannacht ontmoet heeft. Zo'n man wil hij wel altijd bij zich houden.
„Zie, mijn land is voor uw aangezicht, woon waar het goed is in uw ogen!" Deze man kan alles van hem krijgen. Dat zegt hij en doet hij nog vóórdat Abraham gebeden heeft. Hij geeft deze profeet schapen en runderen en knechten en maagden. En hij gaf hem Sara weder. Farao gaf Abraham vee enz. met het bevel om weg te gaan: Abimelech geeft hem dit alles met het verzoek te blijven. Met het gevolg, dat Isaäc hier geboren is. Voorwaar geen kleine zegen voor dit land!
Dan ontvangt Sara 1000 zilverlingen tot een bedekking der ogen. Met een stil verwijt aan Sara, die zich als een ongehuwde vrouw had aangesteld, ontvangt zij deze vorstelijke gift, opdat zij een sluier zou kopen en zich alzo de ogen zou bedekken met de sluier der eerbaarheid, als een gehuwde vrouw. „Hij zij u als een bedekking der ogen!" „En wees geleerd": neem hier een lesje uit. Ik zeide: Abimelech was een heer. Dat blijkt ook uit de hoffelijke wijze, waarop hij Sara aan haar goddelijke roeping voor de tokomst bindt. Zo kan de wereld soms een christen of christin een beschamende les geven.
Toen bad Abraham — de profeet. En het huis van Abimelech werd ontheven van de kwalen, die hun de voortplanting onmogelijk maakten. Wat doet onzedelijkheid veel kwaad. Wat zijn dat veel voorkomende zonden: de zonde van Sodom; de zonde van bloedschande (Lot en zijn dochters); de zonde van overspel en echtbreuk. Drie achtereenvolgende hoofdstukken in de bijbel! Mij dunkt ook ons en ons volk tot lering en tot ernstige waarschuwing.
W. W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Abraham in Gerar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's