Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wil van God: uw heiligmaking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wil van God: uw heiligmaking

Een pastorale brief

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in de Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt. Want gij weet, wat bevelen wij u gegeven hebben door de Heere Jezus. Want dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; Dat een ieder van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer; Niet in (kwade) beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God niet kennen". 1 Thessalonicenzen 4 : 1—5.

Levenswandel
Het is duidelijk dat met hoofdstuk 4 een nieuw gedeelte van de brief begint. In de eerste drie hoofdstukken heeft Paulus met al de „tederheid van een geestelijke vader" de gemeente versterkt en bemoedigt temidden van al de druk die hen trof. Hier „treedt meer de ernst van de trouwe herder op de voorgrond" (L. Lindeboom). Levenslessen, praktische wenken hoe als Christen te leven. Met deze vermaningen haakt Paulus in op de concrete omstandigheden waarin de gemeente zich bevindt. Timotheüs zal hem verteld hebben na zijn bezoek hoe het is binnen de gemeente. Het zijn vervolgens ook geen vriendelijke verzoeken die hij doet. Nee, met alle klem vermaant hij de gemeente aldus te leven. „Wij bidden en vermanen u". En deze vermaning ligt gefundeerd ,,in de Heere Jezus". We moeten daar terdege op letten. De vermaningen die in de Schrift worden gericht tot de gelovigen zijn niet bedoeld als nieuwe wetten. Christus is geen tweede Mozes. Het Evangelie wordt geen tweede Wet. De ethische vermaningen worden in het Nieuwe Testament verbonden aan het heil dat God geeft (W. Kremer in Priesterlijke prediking). De gelovigen die in Christus der zonde zijn afgestorven, kunnen onmogelijk meer in die zonde leven. Ze hebben vergeving van zonden ontvangen in en door Christus, maar die vergeving tast ook tegelijk de zonde aan. De kinderen Gods zijn door genade een tempel van God geworden. En dat heeft directe gevolgen voor het leven van elke dag. De kinderen des lichts moeten dan ook als zodanig wandelen.
Alleen dat „moeten" wil niet verkeerd verstaan worden. Het is geen „moeten" dat ik kan volbrengen. Het is een „moeten" omdat het „mag" en omdat het nieuwe leven niet anders wil. Het leven naar de wil van God bloeit op uit de geloofsgemeenschap met de Heere Jezus. Of om het ook zo te zeggen: rechtvaardiging en heiliging zitten onlosmakelijk aan elkaar verbonden. We bezitten ze beide in Christus. Het leven der heiliging is een direct gevolg van het in Christus ingeplant zijn door een waar geloof.
Paulus heeft tijdens zijn verblijf in de gemeente reeds gesproken over de levenswandel. Hij gaat er hier verder op door. „Hoe gij moet wandelen en Gode behagen". Wandelen is een vaak gebruikt woord om het nieuwe leven te omschrijven. Het is een wandel waardig der roeping, waarmee men geroepen is. Waardiglijk het Evangelie. Waardig de Heere. Deze wandel wil God behagen. Niet mij zelf behagen, ook niet mensen behagen. We doen dat niet tot bevordering van eigen grootheid of eer. Of om aangezien te worden bij de mensen. Nee, we willen Gode behagen. Voor de Heere leven. Voor Hem alleen. Hij heeft recht op ons hele leven naar lichaam en ziel.
Wel, daar was iets van te zien in de gemeente. Maar nog niet voldoende. Vandaar dat Paulus met klem vermaant „dat gij daarin meer overvloedig wordt". Een vermaning die ook vandaag komt tot alle ware Christgelovigen. Overvloedig zijn we nooit. Er ontbreekt zoveel nog aan. We vallen zo vaak weer terug in allerlei zonden. We vergeten zo vaak de Heere. Hoor dan de vermaning: dat gij daarin in het Gode wandelen en het Gode behagen meer overvloedig wordt. De Heere heeft recht op het volle pond. Op heel het hart en heel de ziel en op alle krachten. En altijd zijn er mensen geweest die hebben gezegd: je bent verlost, doe wat je wil. Je hoeft het allemaal niet zo nauw te nemen. Je moet ook een beetje kunnen leven. Dat zal waar zijn. Maar wat is dat dan: leven? Voor een gelovige toch alleen meer leven uit Christus. Leven waarin we God behagen. Waarin we onze Verlosser eren. Wel, vermaant de apostel, wordt daarin nog meer overvloedig.

Levensroute
De apostel grijpt dan terug op „de bevelen die wij u gegeven hebben door de Heere Jezus". Het is moeilijk na te gaan welke bevelen Paulus concreet bedoelt. In ieder geval is wel dudilijk dat hij geen privé mening over wat nu een waar christelijk leven is, heeft verkondigd. Nee, hij heeft die bevelen gegeven door de Heere Jezus. Vroeger dienden ze andere heren. Nu hebben ze de enige Heere leren kennen en Zijn Naam is Jezus. Hij heeft hen verlost. Maar Hij heeft ook Zijn geboden gegeven als de route waarlangs ze hebben te wandelen. En in opdracht van Hem heeft Paulus ze dat voorgehouden. Denk daar wel aan, wil hij zeggen. In de Naam van de Heere Jezus hebben wij u de bevelen van het Koninkrijk Gods verkondigd. Dat geldt vandaag onverminderd. We hebben niets uit te staan met privémeningen van wie dan ook. Maar de gemeente van Christus ligt wel onder het bevel des Heeren.

Levensheiliging
In gesprekken over levensheiliging wordt wel eens de vraag gesteld: Wat wil God dan precies? Wat is nu de wil van God? Paulus antwoordt: „Want dit is de wil van God, uw heiligmaking".
Van al Gods heilshandelen in Christus is dit het doel: de heiliging van het leven. U zegt: het gaat toch om mijn zaligheid? Dat ik verlost mag worden van mijn zonde? Dat ik wederom-geboren zal worden? Dat ik een kind van God, uit genade aangenomen, mag worden? Dat is allemaal waar. Maar uiteindelijk gaat het de Heere hierom: uw heiligmaking! Dat Hij als de Schepper Zijn schepsel weer terugkrijgt, zoals Hij mij bedoeld heeft. God schiep immers de mens goed en naar Zijn evenbeeld, dat is: in ware gerechtigheid en heiligheid. En dat had tot doel: opdat de mens God zijn Schepper, recht zou kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid zou leven om Hem te loven en te prijzen. Het doel van de verlossing van een zondaar is dat dat beeld Gods weer in de mens hersteld wordt opdat God weer aan Zijn eer zou komen. Dat bedoelt de Schrift in onze tekst. Dit is de wil van God: uw heiligmaking, uw heiliging.
We moeten dat opnieuw goed verstaan. Volgens het Nieuwe Testament zijn de gelovigen „geheiligd in Christus". Die heiliging is ze in Christus geschonken. Hem behoren ze toe. Zijn eigendom zijn ze geworden door genade. Herschapen tot een nieuw leven. Wie in Christus is, die is een nieuwe schepping. Het oude is voorbijgegaan. Dat ligt achter ze. En nu is alles nieuw geworden. Maar nu eist de Heere van Zijn geheiligden dat dit ook in hun leven tot openbaring kome. De heiliging is zo aan de ene kant een gave en geen prestatie van mij. Maar aan de andere kant ook opdracht, eis des Heeren. Het is de wil van God: uw heiligmaking, uw heiliging. De oude mens met zijn werken, met zijn boze praktijken moet worden uitgetrokken. En de nieuwe mens wordt aangedaan. Uw heiliging, ze houdt de dagelijkse bede in: O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk! „Hiertoe zijt gij christenen, hierhenen strekt het Evangelie, opdat gij uzelve Gode heiligt" (Calvijn).
Dit is in de Bijbel nergens een vrijblijvende zaak. Zodat we kunnen zeggen: nou ja, de ene gelovige is daar nu eenmaal verder in dan de andere. Of: de tijd waarin we vandaag leven is problematischer dan een vroegere tijd. Nee, het is de wil van God, onze heiliging. Zonder deze zal zelfs niemand de Heere zien.
Paulus maakt dan de eis tot heiliging verder concreet. „Dat gij u onthoudt van hoererij".
Het valt op dat in bijna geen enkele brief van Paulus de waarschuwing tegen de zonde van de hoererij ontbreekt. Zonden op sexueel gebied kwamen veelvuldig voor onder de heidenen. Ze werden ook vaak nauwelijks als zonden erkend. Dat hing samen met bepaalde vormen van de heidense religie waarin sexuele uitspattingen als heel normaal ervaren werden.
Opvallend is ook dat de bekende kerkvergadering in Jeruzalem (Hand. 15) besluit dat men de heidenen die zich tot God bekeren niet zal lastig vallen met allerlei Joodse voorschriften, maar dat men zich wel van een viertal typisch heidense leefwijzen moet distantiëren. En daaronder wordt dan ook de hoererij genoemd. Dat is maar geen tijdgebonden besluit geweest. Want ze zeggen dan: „Het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht u geen meerdere last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen..." Daarbij hoort dan de hoererij.
Een leven van heiligmaking kan onmogelijk gekoppeld worden met een leven waarin allerlei sexuele machten als het ware vrij spel hebben. En een hoereerder heeft beslist geen erfenis in het Koninkrijk Gods.
Nu moeten we niet denken dat Paulus hier een aversie tegen het sexuele leven wil uitspelen. Daar doelt hij niet op. Maar wel wil hij zeggen dat de Heere van de Zijnen eist dat ze met hun hele leven, ook met hun lichaam gebonden zijn geworden aan de Heere Jezus en daarom de lusten van het lichaam geen vrij spel mogen geven. Want dat lichaam is niet maar zo wat, iets van minder belang. Is maar niet een soort kerker waarin de geredde ziel als in een benauwde gevangenis huist. Nee, naar lichaam en ziel beide heeft Christus Zijn Kerk gekocht. Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest en dat heeft ook konsekwenties voor het sexuele leven. Ook en juist hierin zal de heiliging van het leven gestalte verkrijgen.
Wat is het zaak daar in onze verworden tijd, niet in het minst op sexuel gebied, alle nadruk op te leggen. Dit is de wil van God, ook in de 20e eeuw, uw heiligmaking, dat gij u onthoudt van de hoererij. We mogen daar als christenen wel op letten in een tijd waarin alle remmen worden losgegooid. Waar alles geoorloofd is. De meest perverse toestanden worden goedgekeurd en verdedigd. Dat is dan het moderne heidendom. We hebben er ons van af te keren. Zo licht drijven we mee, wij en onze kinderen, op de golven van de moderne wereldzee.
Paulus spitst het nader toe op elk lid van de gemeente God. „Dat een ieder van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer". Uitlegkundig dienen zich hier enkele problemen aan. Dat betreft de uitdrukking „zijn vat". Wat wordt daarmee bedoeld? Sommigen denken aan: zijn eigen lichaam. Ieder mens moet zijn eigen lichaam zo gebruiken dat hij het heilig gebruikt. Je mag dat lichaam maar niet overgeven aan iedere willekeurige hartstocht die in ons opkomt. De uitdrukking „vat" kan dan duiden op de ruimte waarin het diepste van de mens, zijn ziel of geest woont. Zo doen het de Kanttekeningen op de S.V. Ook ons lichaam is gebonden geworden door genade aan de nieuwe Meester. Dit is een uitleg die juist kan zijn. En die we ons allemaal ter harte hebben te nemen. Wat kunnen de vuren van de hartstocht hoog oplaaien. En waar ze de overhand krijgen, wordt het vuur van de Geest zo gedoofd. Wat een dor leven, waar het bezitten van ons vat in heiligmaking en eer niet gevonden wordt. De Heere kan bij de zonde niet wonen. Hij wil ze niet zien. En waar Zijn kinderen de hand aan de zonde houden, daar onttrekt Hij Zich.
Een andere uitleg van de uitdrukking „vat" is: de vrouw. Zo vertaalt men dan: een ieder wete zijn eigen vrouw te nemen in heiligmaking en eer. Voor „bezitten" vertaalt men dan „verwerven". Een ieder verwerve zijn eigen vrouw in heiligmaking en eer. Dat verwerven begint dan al in de verlovingstijd (Bolkenstein noemt dit). Verwerven wil dan zeggen: iemand voor zich winnen. Iemand veroveren zouden we ook kunnen zeggen. Samen heen leven naar het huwelijk. Niet vóór het huwelijk als man en vrouw leven. Nee, een ieder verwerve ook in de verlovingstijd zijn vrouw in heiligmaking en eer. En wanneer dan het huwelijk een feit is, dat men ook dan als christenman zijn vrouw bezitte in heiligmaking en eer. De man mag zijn vrouw niet misbruiken, niet exploiteren om eigen hartstochten uit te leven. In de vragen van het huwelijksformulier wordt ook door beide partners beloofd dat ze heilig met elkaar zullen leven binnen het huwelijk. Volgens deze uitleg van onze tekst zou Paulus dan bedoelen „dat ieder in het huwelijk met zijn vrouw moet omgaan in de heiliging, in het respect, waarop de vrouw als mens, als vrouw, recht heeft" (Bolkestein).
Dat heeft duidelijke konsekwenties voor een christelijk huwelijk. We mogen niet als „beesten' met elkaar leven. Maar het veroordeelt tevens, wat in onze dagen zo veelvuldig lijkt voor te komen, partnerruil. De man heeft zijn van God gegeven vrouw te verwerven en te bezitten in heiligmaking en eer. En waarom zouden we deze regel ook niet mogen omkeren? De heiligmaking spitst zich hier op het huwelijksleven toe. En zien we niet juist in onze tijd de ontbinding van alle regels door God gesteld, juist op dit terrein. Echtscheiding, driehoeksverhoudingen, losbandigheid, aangewakkerd door bijna alle communicatiemedia.
We mogen wel waken en waakzaam zijn. In de begeleiding van onze kinderen: In de voorlichting die anderen ze geven en die wij als ouders ze geven. Maar ook in het voorbeeld dat we zelf zijn. Hoe gaan we als gehuwden met elkaar om? Wat is de grondslag van ons huwelijk?
U ziet, het leven van de heiliging, dringt binnen in de dagelijkse praktijk van het leven. Het luistert nauw, omdat de Heere het nauw neemt.
Nog verder gaat Paulus als hij zegt: „Niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen die God niet kennen". Gedachtig aan de uitleg van het woord „vat" in de zin van „vrouw", zet Paulus het huwelijk op een hoger plan dan het stond in de wereld van de heidenen. Een huwelijk mag niet gesloten worden of in stand gehouden worden „in kwade beweging der begeerlijkheid". Niet een hartstochtelijke begeerte kan de basis zijn. Want die vlam laait ineens hoog, maar is vaak spoedig weer geblust. We hebben naar de wil Gods te vragen. Ook in de keuze van een levenspartner.
Paulus gebruikt het woord „begeerlijkheid". Hij doet dat in de negatieve zin van het woord. Alle remmen worden losgegooid. De beweging die de begeerlijkheid veroorzaakt gaat naar het kwade. En dat hangt samen, zegt Paulus, met het niet kennen van God. Dat de heidenen zo leven als ze leven, dat komt omdat ze God niet erkennen en daarom ook niet waarlijk dienen en liefhebben. En waar God niet gekend en erkend wordt, daar wordt de mens zichzelf tot een god. Daar doet hij wat zijn verdorven hart hem in geeft. Daar spuit de fontein van binnen uit alle mogelijke vuil naar buiten. De heidenen van vandaag die ook God niet kennen, leven zich daarom juist uit op het terrein van de ongebreidelde hartstocht. De zedelijke verwildering waaraan ons volk zich schijnt te gaan uitleveren, hangt regelrechtsamen met't niet meer kennen van God. Waar Gods wil en wet zijn begraven, daar gaat de wet uit de afgrond de normen voorschrijven. En wie niet blind is, ziet het allerwege om zich heen. Zedeloosheid hangt direct samen met wetteloosheid. L. Lindeboom schreef al in zijn in 1934 uitgekomen commentaar op deze brief: „Naarmate de christenvolken het Woord Gods verlaten en verwerpen, vallen zij terug in heidense en meer dan heidense ontuchtigheden, van allerlei aard en onder allerlei ruwe en beschaafde vormen. Een vreselijke kanker ook van onze tijd, ook in ons land. Daartegen hebben te waken, te getuigen en te arbeiden allen die God kennen!"
Want dit is de wil van God, uw heiligmaking!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De wil van God: uw heiligmaking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1977

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's