Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Isaäc's huwelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Isaäc's huwelijk

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Isaäc bracht haar in de tent zijner moeder Sara; en hij nam Rebecca en zij werd hem ter vrouw,, en hij had haar lief. Alzo werd Isaäc getroost na zijner moeders dood. Genesis 24 : 67

De bruidswerver beëdigd
Genesis 24 moet niet vergeestelijkt worden. Dan loopt men exegetisch geheel vast en men ziet over het hoofd de bijbelse zin van dit hoofdstuk. Het is namelijk een belangrijk hoofdstuk na de dood van Sara, hoe in het huwelijk van de zoon van het verbond Gods, de lijn van het verbond wordt voortgezet. Als u de Goddelijke leiding ziet in deze huwelijkssluiting, dan begrijpt u pas hoe heilig het huwelijk is, dat dat een inzetting van God is, die Hem behaagt, waarom Hij ook de gehuwden in alle dingen wil bijstaan en zegenen. — Maakte eens een voornaam prediker onder ons de opmerking, dat de 67 verzen van dit hoofdstuk er toch niet stonden om te laten zien hoe Isaäc aan een vrouw kwam, dan moeten wij zeggen dat juist die 67 verzen aan het begin van de verbondsgeschiedenis staan, om inderdaad te laten zien, hoe God door het heilig huwelijk Zijn volk en Ziin kerk bouwt. Men zie Calvijn's commentaar op Gen. 24.
Nu dan!
Abraham nu was oud, en weibedaagd, en de HEERE had hem in alles gezegend. Sara was nu gestorven. Abraham zal in het volgende hoofdstuk heengaan. Daarvoor wil hij nog graag Isaäc's huwelijk regelen. Abraham geeft daartoe bevel aan zijn oudste knecht, zijn meesterknecht, Eliëzer, die over alles ging. Wij zien hier, hoe groot Abraham was, dat hij het bewind overliet aan een ander. Misschien kwam dat ook van zijn ouderdom. „Leg uw hand onder mijn heup, dat ik u doe zweren, bij de God des hemels en der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw uit de dochteren der Kanaanieten nemen zult, maar dat gij daartoe gaan zult naar mijn land en naar mijn maagschap." De eed is heilig en wordt in Israël afgelegd bij het geslacht van Abraham, bij dat deel dat besneden werd, mogelijk is die eed bij hèt komende zaad, Christus. In elk geval is de eed een heilig ding. Eliëzer trekt er niet zo maar op uit om een vrouw voor Isaäc te zoeken. Dat gaat onder ede, hij moet zich strikt houden aan wat Abraham hem voorschrijft. Het gaat onder ede bij de God des hemels en der aarde, dat wil zeggen, vooral onder de leiding Gods. Abraham wil niet, dat Isaäc een gemengd huwelijk zal hebben, want een gemengd huwelijk is een gespleten huwelijk: twee werelden in één huis. En ook God wil niet een gespleten huwelijk. Hij wil dat die twee één zullen zijn.
Voordat Eliëzer de eed aflegt, maakt hij een bedenking: „Stel voor, dat de vrouw, die ik vinden zal, niet zal willen volgen." Vooreerst zegt Abraham: „De HEERE, Die tot mij gesproken heeft over dit land en over mijn zaad, Die zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden om een vrouw te zoeken. En voorts als die vrouw niet zal willen volgen, dan zult gij rein zijn van mijn eed." De eed afleggen verplicht niet alleen Eliëzer tot getrouwheid, maar verplicht God om te helpen. De eed afleggen, dat is Gods hulp inroepen — die gewisselijk komen zal — en de eed weigeren af te leggen, dat is Gods hulp van de hand wijzen. Dat is tot God zeggen: „Daar heb ik U niet bij nodig, dat klaar ik zelf wel." De eed weigeren, dat is God loochenen! Dan legt Eliëzer de eed af.
U merkt wel, dat Eliëzer, de knecht uit Haran, een recht christen geworden is. De omgang met een heilig man als Abraham heeft hem veel goeds gedaan. Zoekt u maar bij Godvruchtige meesters te dienen. Straks blijkt uit alles, dat Eliëzer de HEERE kent en vreest. Wat een leiding in zijn leven en wat een eerbied bij zo'n man.
Hij zweert plechtig. Eed zweren is per saldo geloofswerk. Dan neemt Eliëzer tien kemelen van zijns heren kemelen. Dat is nogal wat. Tien kemelen, dat is voor de reis van het gezelschap: water, proviand, reisbenodigdheden, tenten, en dan al het goed zijns heren, dat blijken straks grote, rijke en voorname geschenken te zijn. Het wordt een vorstelijke stoet. Al dat goed van zijn meester was in zijn hand, maar hij was er een goed rentmeester over en benutte het echt niet tot zijn eigen voordeel. Geen wonder: hij stond onder ede. En als een goede knecht was zijns meesters zaak zijn zaak.
Zo reisde hij met zijn gezelschap, kemelen, schatten en knechten naar Mesopotamië, naar de stad van Nahor, Abrahams broeder. Daar was men niet zo verdorven en heidens als in Kanaan, wat dan ook op het punt stond uitgedelgd te worden. Eliëzer deed de kemelen nederknielen. Dat wil zeggen, dat hij ze rust gunde, die schepen der woestijn. Hier vond hij een pleisterplaats voor de dieren buiten de stad bij een waterput tegen de avond. Deze knecht was niet alleen een trouwe knecht in het goed van zijn meester, niet alleen trouw aan zijn woord en aan zijn eden, maar hij was ook trouw in zijn tijd. Hij werkte en reisde zo lang het dag was. Dat is vreze Gods in de religie en in het werk en in het bezit.

Rebecca bereid
Als Eliëzer op zijn rustplaats gekomen is bij de waterput, waar de waterputsters tegen de avondtijd plachten te komen, bad Eliëzer: „HEERE, God van mijn heer Abraham, doe mij haar toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij mijn heer Abraham." Wat een gebedsleven. En dat zo maar op zo'n publieke plaats, bij zo'n put. Nu niet bij Abrahams altaar te Mamré. Zie, dat is het rechte geloof: heilig zijn in zijn eden. En God aanroepen bij de gewoonste dingen en ook bij de bijzonderste dingen. En dan zo nederig. Hij zegt niet: HEERE, mijn God, maar: HEERE, God van mijn héér Abraham. Achting hebben voor zijn meester. Achting hebben voor de Vader der gelovigen. Nederig schuilen achter een anders geloof en toch ook zelf evenzeer en even getrouw geloof oefenen en geloof openbaren.
Hoor slechts wat hij voorts bidt: „Laat dit het teken zijn, dat de dochter van dit volk, welke ik te drinken vraag, het mij geve en dat zij ook onze kamelen te drinken zal geven. Laat dat het meisje zijn, dat U voor de zoon van mijn heer Abraham bestemmen wilt. HEERE, doe ze mij ontmoeten en doet U weldadigheid bij mijn heer Abraham."
Hij stelt dus een teken. Als iemand een teken vraagt uit ongeloof of lichtvaardig God verzoeken, dan is dat naar het mij voorkomt zonde, maar als iemand dat doet in het geloof, tot bevestiging van de gedane eed, dan mag dat. Hier hingen tenslotte al de beloften, die God aangaande Isaäc gedaan had, aan. Zo heilig, als bij God het huwelijk is, zo zeker mag Eliëzer dit doen. Eliëzer stond onder ede, maar ook God stond onder ede. Hier gaat dan ook in vervulling het woord: „Eer zij roepen zal Ik antwoorden." Of hier ook Gods hand in was! Als iemand om Gods wille zoekt te trouwen, om der wille van het aardrijk en ook om der wille van de kerk, van de hemel, dan heeft hij altijd de God van hemel en aarde mee. „Die kind'ren voortbrengt tot Zijn eer, ontvangt een erfdeel van den HEER'."
Eer hij uitgesproken was, zie, zo kwam een meisje aan, dat Ribka (Rebecca) heette, uitgerekend een dochter van Bethuël, een kleindochter van Milka en Nahor. Bethuël was dus een neef van Isaäc en Ribka was een achternicht van Isaäc. En zij droeg een kruik op haar schouder. Zij was uitzonderlijk knap, zij was nog echt een maagd, en geen man bekende haar. Zij ging af naar de fontein, vulde haar kruik en ging weer omhoog uit de put, waar de fontein was. Van enige afstand liep de man Eliëzer op haar toe en vroeg haar wat te drinken. Bescheiden en beleefd zei zij: „Drink, mijn heer!" Vlug gaf zij hem wat te drinken. Zij haastte zich. En waarlijk, daar bood zij hem aan ook zijn kamelen te drinken te geven. Dat was nogal wat. Tien kamelen, die na een dagreize zonder water ontzettend veel drinken. Zij goot de kruik in de drinkbak en liep weer om te putten, totdat zij allen gedronken hadden.
Eliëzer ontzette zich en zweeg stil!
Zou zij dit werkelijk zijn? Nu al zijn?
Stel voor dat zij een kind is van ik weet niet wie!
Zij is ongetrouwd, dat ziet hij wel aan de kleding.
Maar zij kan er wel helemaal niet voor voelen.
Hij vraagt zich af, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had of niet. Of niet, zo staat er achter. Eliëzer is er dus heel niet zeker van. Eliëzer betaalt het water, n.l. met een heel zwaar gouden voorhoofdsiersel, dat tot op haar neus hing, en twee armringen van tien sikkleen gouds gewicht, 't Zal iemand gebeurem dat iemand voor zo'n gastvriends hulp — water — zo'n geschenk krijgt. Nu had hij onder het drenken al gezegd: „Wiens dochter zijt gij? Zouden wij met heel dit gezelschap bij u kunnen vernachten?" Tot zijn verbazing had zij geantwoord: 'k Ben de dochter van Bethuël, kleindochter van Nahor en Milka. Zij had ook gezegd tot deze vreemdeling: „Daar is bij ons stro en veel voeder, ook plaats om te overnachten." Eliëzer stond steil verbaasd. En toen had hij dat grote geschenk gegeven. Hoe is het mogelijk. — Tegelijk de familie van Abraham ontmoet. — En dan zo'n goed en beeldschoon meisje. Ja, dat zijn de gangen Gods! Dat is het Godsbestuur. Onder het drenken hadden zij dit gesprek. Vandaar nu dit grote geschenk van klaar en zwaar goud — een voorhoofdsiersel en twee armspangen. Als nu Eliëzer dit alles hoorde, de familie van Abraham, en nu dit gastvrije water geven en logies aanbieden, dan neigt hij zijn hoofd en aanbad de HEERE: „Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer. En aangaande mij, de HEERE heeft mij op deze weg geleid naar het huis van de broederen van mijn heer Abraham." Ja, dat zijn nu de gangen en wegen Gods met Zijn volk. Alle wegen lopen samen.

Heilig zijn, o God, Uw wegen;
Niemand spreek' Uw hoogheid tegen;
Wie, wie is een God als Gij,
Groot van macht en heerschappij?
Ja, Gij zijt die God, die d' oren
Wond'ren doet op wond'ren horen;
Gij hebt Uwe roem alom
Groot gemaakt bij 't heidendom.

Het huwelijk gesloten
„De jonge dochter liep en gaf het haar moeder te kennen." Daar is nog geenszins een huwelijksaanzoek gedaan, zij weet nog van Isaäcs bestaan niet af. Daar was nog maar alleen een verbaasde aantref van familie van Abraham en dan een beeldschoon meisje.
Nu komt Laban, een broer van het meisje. Die heeft alleen nog maar weet van vreemdelingen, en hij heeft de prachtige geschenken van zijn zuster gezien. Van een man met een hoop kamelen bij de fontein. Laban daar naar toe. Het gezelschap stond nog bij de fontein met de kamelen. Laban: „Kom in, gij gezegende des HEEREN, waarom zoudt gij buiten staan? Ik heb het huis bereid en de plaats voor de kamelen. Ja, dat had Rebecca ook gehoord, dat gebed van die man, en ook de naam Abraham. Dat wist heel Ur van Abraham en van diens God en van Diens zegeningen. De wereld weet het wel: „Gij gezegende des HEEREN". Dat is Abraham en dat is ook deze vrome bidder, deze vrome knecht. Dat ziet de wereld wel nabij en dat ziet de wereld wel verre. Met alle égards ontvangt Laban Eliëzer met al zijn knechten en kamelen. De zadels af, stro, voeder, water voor de voetwassing. En dan een maaltijd voor Eliëzer en zijn mannen"!
Maar neen — ik zal niet eten. En dan vertelt Eliëzer, wie zijn meester is, inderdaad Abraham, en hij vertelt van Gods zegeningen over Abraham: schapen, runderen, kamelen, ezels, goud, zilver. En de zoon des ouderdoms. En voor die zoon kom ik, n.l. om een vrouw te zoeken. Zo en zo is mijn eed, en zo en zo deed mij de HEERE. De engel des HEEREN is voor mij uitgegaan. En dit is vandaag mijn allerwonderlijkste ontmoeting. Dit teken vroeg ik de HEERE en dit geschiedde daareven bij de fontein. Eer ik geëindigd had te spreken tot God, kwam Rebecca en zij deed zo en zo. Ik vroeg: „Van wie bent u?" En zij zei: „Van Bethuël, de zoon van Nahor en Milka." Nu is er één ding aan mijn eed verbonden. Zo de jonge dochter niet zal willen, dan ben ik vrij van mijn eed, dan zal ik links of rechts gaan. Uit één mond antwoorden Laban en Bethuël (Laban voorop!): „Van de HEERE is deze zaak voortgekomen." Zie, Rebecca is voor uw aangezicht, neem haar en trek heen. Zij zij de vrouw van de zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft."
Wederom buigt Eliëzer zeer diep voor zijn God. En dan komen de schatten: zilveren en gouden kleinodiën, klederen voor Rebecca, en voor Laban en zijn moeder kostbaarheden.
En dan daarna eten en drinken Eliëzer en de mannen, die met hem waren. En dan gaan ze rusten.
's Morgens wil Eliëzer gelijk weerkeren. Ijverige man. Laat mij trekken tot mijn heer. Toen zeide Laban en Rebecca's moeder: „Laat ze nog een dag of tien bij ons blijven." Eliëzer is zo blij, dat hij terstond wil gaan. Rebecca wordt gevraagd. Ja, ik zal gaan, nü zal ik gaan. Zij kreeg haar voedster mee, met haar jonge dochteren, haar dienstmeisjes. En een zegen: „O, onze zuster, wordt gij tot duizenden miljoenen en uw zaad bezitte de poort uwer haters." 'k Weet niet, of zij het beseffen, wat een profetie zij hier uitspreken over het volk, dat uit Isaäc en Rebecca worden zal.
En daar gaat dan de stoet.
Door Gods genadige leiding.
Dit wordt een heilig huwelijk.
Bij de put Lachaï Roï — dat is die put, waar Ismaël uit gedronken heeft en Hagar — ontmoeten elkander Rebecca en Isaäc. Hij was juist aan zijn God aan 't denken, hij was juist tot God aan het bidden. Rebecca sluiert zich. Nederig en kuis en kies. En Isaäc bracht haar als een Godsgeschenk in de tent van zijn overleden moeder. En zij huwden. In alle eerbaarheid. Geen vrij huwelijk. En hij had haar lief. Een gelukkig huwelijk. Een gezegend huwelijk. De zegewens van haar ouders werd aan hen beiden vervuld. Zo werd Isaäc na zijner moeders dood getroost.

W. W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Isaäc's huwelijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's