Geroepen tot heiligmaking
EEN PASTORALE BRIEF
„Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in zijn handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd en betuigd hebgen. Want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid, maar tot heiligmaking. Zo dan die dit verwerpt, die verwerpt geen mens, maar God Die ook Zijn Heilige Geest in ons heeft gegeven". 1 Thessalonicensen 4 : 6—8.
De Heere is een wreker
Een tweetal vermaningen heeft de apostel al doorgegeven. Dat gij u onthoudt van de hoererij. Dat een ieder zijn vat wete te bezitten in heiligmaking en in eer. Nu volgt de derde vermaning. „Dat niemand zijn broeder vertrede noch bedriege in zijn handeling". De twee eerste vermaningen betroffen de sexualiteit en het huwelijksleven. En deze derde dan? Daar bestaat verschil van mening over. Er zijn er die ook deze vermaning laten slaan op het sexuele leven. Anderen betrekken haar op het leven in de handel of nog wijder: de hele handel en wandel van de gelovige. Het hangt er maar van af hoe men de woorden „in zijn handeling" uitlegt en verstaat.
Het is heel goed mogelijk dat Paulus doelt op het voorgaande. In zijn handeling, in zijn manier van leven vertrede noch bedriege men zijn broeder. Paulus bedoelt: men bemoeie zich niet met het huwelijk van zijn broeder. We mogen daarin niet stoken, binnendringen, zodat het huwelijk daardoor in moeilijkheden zou komen. Er zit zo een zekere opklimming in de drie achtereenvolgende vermaningen die alle op het terrein van de sexualiteit betrekking hebben. In vers 3 waarschuwt Paulus tegen het willekeurig kiezen van een man voor een vrouw. Nu eens deze en dan weer die. Kortweg aangeduid met hoererij. In de verzen 4 en 5 vermaant hij tegen het ontheiligen van het eigen huwelijk. En hier in vers 6 tegen het in discrediet brengen van het huwelijk van je broeder. Deze uitleg heeft veel aantrekkelijks. De vermaningen richten zich zo op verschillende aspecten van één zaak: het geslachtelijke leven. En dat was in de Griekse wereld waarin de christelijke gemeente stond een urgente zaak. Daar wrong het nogal eens. Daar mankeerde het nogal eens aan. Trouwens, niet alleen toen. In onze tijd loopt het ook op dit terrein spaak. De zedeloosheid en de bandeloosheid vieren hoogtij. En daar-
om hebben ook wij het ons ter harte te nemen. Het leven der heiliging vraagt juist hier om concrete toepassing. Geen hoererij op welke wijze dan ook. Heiliging heeft ook te maken met een waardige voorbereiding op een a.s. huwelijk. En dan vervolgens ook binnen het huwelijk. Ons eigen huwelijk en dat van onze broeder. De levensheiliging trekt ons huwelijk en gezin binnen om het te doen zijn naar Gods wil. We hebben wel toe te zien, juist in onze tijd, dat we niet mee afglijden met de wereld waarin we leven. Dit is de wil van God, uw heiligmaking, dat ge u onthoudt van de hoererij.
Nu kunnen we dit vers ook een ietwat bredere uitleg geven. „In zijn handeling" slaat dan op de hele levensopenbaring van de christen. Niémand vertrede zijn broeder. Vertreden wil zeggen: over iemand heen lopen, iemand inhalen, iemand bij de benen nemen. En bedriegen betekent letterlijk: iemand te slim af zijn, iemand verschalken, meer willen hebben dan je toekomt en zo uit hebzucht handelen. Een christen mag niet over de rug van een ander naar boven klimmen, nooit zichzelf bevoordelen ten koste van de naaste, vooral niet, omdat die naaste zijn broeder is. Dat zou de broederschap des geloofs en der liefde doorbreken. En daarin wordt Christus Zelf veracht en vertrapt en Zijn werk miskend. De zonde van de hoogmoed wordt door Paulus gehekeld. Het meer-willen-zijn dan de ander. Zo hoort het niet te zijn. Dat past niet in het leven van de heiligmaking. Want daarin regeert Eén en dat is Hij Die kwam om te dienen. Die het verlorene zoekt en het weggedrevene terecht brengt. En waar Zijn Beeld vertoond wordt, daar zal de naaste niet worden vertreden noch bedrogen. Waar Christus regeert over harten en levens, daar zal de liefde bloeien. In gezinnen en huwelijken, in het leven van iedere dag. Daar zoeken we niet wat van onszelf is, maar altijd wat van de ander is.
En dat luistert nauw. „Want de Heere is een wreker over dit alles." Het leven der heiliging speelt zich af onder Gods ogen. En de Heere is geen ledig toeschouwer. De zonde wordt doör Hem gezien. Ook die in ons hart woont en woelt. Hij kent het hart. Hij proeft de nieren. Een wreker is de Heere. Hem komt die wraak toe. Hij zal het vergelden. Daar hebben we elke dag mee te rekenen. Over alles is de Heere een wreker. Niets ontgaat Hem. Wat bewaart dat voor veel zonden, als we steeds bedenken dat de Heere een wreker is. Hij laat de zonde niet op zijn beloop. Hij ziet ze niet door de vingers. Juist de zonden van de Zijnen niet. Het gaat naar Zijn oordeelsdag. Paulus herinnert er aan dat hij dat steeds heeft gezegd in zijn prediking. „Gelijk wij u ook tevoren gezegd en betuigd hebben."
Geroepen tot heiligmaking
„Want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid." De gemeente van de levende God weet zich door God geroepen. Ze zijn geroepen uit de duisternis. Ja, uit de duisternis. Daarvandaan weggeroepen. En toen geroepen tot Gods wonderbaar licht. Geroepen tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid (2 : 12). God heeft Zijn volk afgezonderd door die roeping tot Zijn erfenis.
Dat is Gods bedoeling met die roeping. Hij roept ze als onreinen in zichzelf. Maar Hij heeft ze gerechtvaardigd in het bloed van Christus, dat reinigt van alle zonden. Hoe zullen ze dan nog in die onreinheid kunnen leven? Niet geroepen tot onreinigheid. Daar is mee gebroken en daar moet blijvend mee gebroken worden. Een vrije vertaling van ons tekstvers luidt: „God heeft ons niet geroepen, opdat wij onrein zouden blijven, maar opdat wij ons Gode zouden toewijden" (A. M. Brouwer). Waar God krachtdadig riep, riep Hij weg uit de onreinheid en schonk een beginsel van nieuwe gehoorzaamheid. Geroepen tot heiligmaking. Daar ligt de roeping van een christen. Om heilig en godzalig te leven. Niet om er zelf wat mee te worden. Maar om er Hem in te eren die ons riep. Dat is de begeerte van het nieuwe leven: om voor de Heere alleen te leven.
Neem het ter harte als de roeping Gods u te sterk werd, u bent geroepen tot heiligmaking. En Hij die u roept, is getrouw, die Zijn werk in ons voleindigen wil. Het geheim van het leven der heiliging ligt in een nauw leven met de Heere Zelf. Hoe dichter bij Hem geleefd, des te minder, krijgt de onreinheid kans zich breed te maken. Dan wordt dagelijks de toevlucht genomen tot die Fontein die geopend is tegen de onreinigheid. Wij kunnen onszelf niet heilig maken. Onze heiliging ligt in Christus. Maar Hem ingelijfd, één lichaam met Hem geworden, Zal de zonde ons dagelijks tot een gruwel zijn. Ze onteert Hem Die de onreinheid van Zijn volk heeft gedragen en verzoend in Zijn bloed.
De Heilige Geest in ons
Paulus komt in dit vers tot een conclusie. Als u deze woorden, deze vermaningen verwerpt, dan verwerpt u mij, de mens Paulus niet, maar niemand minder dan God Zelf. „Zo dan, die dit verwerpt, die verwerpt geen mens, maar God." Door deze krachtige uitspraak van Paulus vervalt elk tijdgebonden verklaren van zijn vermaningen. Het zijn maar geen regels die toen alleen golden. Nee, Paulus is zich bewust van zijn apostolische volmacht waarin hij spreekt. Hij spreekt woorden Gods. In zijn woorden klinkt het Woord Gods. Zo zond ook Jezus de zeventig uit. „Wie u hoort, die hoort Mij en wie u verwerpt, die verwerpt Mij en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft" (Lukas 10 : 16).
Paulus verkondigt maar geen privémening. Het is maar geen liefhebberij van hem om op het leven der heiliging aan te dringen. Het komt ook niet voort uit zijn ongehuwd-zijn. Nee, het is God Zelf Die door hem spreekt. En wie zijn woorden verwerpt, verwerpt maar geen woorden van een mens, maar verwerpt God Zelf. „Die ook Zijn Heilige Geest in ons heeft gegeven." Letterlijk staat er: ie ook gegeven heeft Zijn Geest, de heilige, in u. Er is door anderen reeds op gewezen: e gave van de Geest is de gave van God die bij de eindtijd hoort, bij de dagen sinds Pinksteren. In het Oude Testament al aangekondigd en in het Nieuwe Testament volle werkelijkheid geworden. Petrus verklaart het Pinksterwonder aan de hand van de tekst uit Joël 2: En het zal zijn in de laatste dagen, Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees." God heeft de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in de harten (Gal. 4:6). Het lichaam is een tempel van de Heilige Geest, Die in u is (1 Kor. 6 : 19). Het onderpand des Geestes is in onze harten gegeven (2 Kor. 1 : 22). De gemeente Gods is niet in het vlees, maar in de Geest, zo anders de Geest Gods in haar woont (Rom. 8 : 9). De kinderen Gods worden door de Geest Gods geleid. Ze hebben ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen Gods (Rom. 8 : 14, 15). En hier wordt het opnieuw gezegd: ie ook Zijn Heilige Geest in ons heeft gegeven. Letterlijk: ie voortdurend Zijn Geest geeft. Dat is maar niet één keer gebeurd, toen God hen riep. En hen Zijn verkiezing bekend maakte en zo tot het heil in Christus bracht. Nee, steeds schenkt God Zijn Geest aan Zijn Kerk. Die Geest blijft zo bij de gemeente Gods. Hij is haar Leidsman van God gegeven.
En van die Geest wordt hier gezegd: Zijn Geest, de Heilige, in u! Wel, zou die God Die Zijn Geest, de Heilige Geest nog wel, in u geeft, geen leven van heiligmaking van Zijn volk mogen eisen? De Heilige Geest in u kan niet leven bij een onheilig leven van u. Maar in die gave van de Heilige Geest ligt dan tevens het leven der heiliging verklaard. Die Geest in ons strijdt tegen het vlees van ons. De Geest uitgestort op het vlees, wil dat vlees er onder brengen. De Heilige Geest in ons, gaat van binnenuit werken de dagelijkse vernieuwing van het leven. En dat heeft niet alleen met de ziel te maken. Ook het lichaam heeft met dat leven der heiliging alles te maken. Het is de tempel van de Heilige Geest. Daarin woont Hij. Vandaar Paulus' vermaningen in dit gedeelte die alle slaan op het leven van de lichamelijkheid, op het sexuele leven. Je had toen en je hebt later en ook soms nog hier en daar mensen gehad, die het bezitten van het heil zo concentreerden op het zieleleven alleen, dat ze meenden dat het lichaam er niet toe deed en doet. Het lichaam is niet belangrijk. En de zonde in het lichaam hinderen hen niet. Ze staan immers in de vrijheid? Maar, wil Paulus zeggen, is dat dan wel dezelfde Geest die God in u gegeven heeft? Dat is toch de Heilige Geest, die ziel en lichaam beiden wil afzonderen en toewijden aan de rechte dienst des Heeren. Heeft niet Christus Zijn Kerk gekocht naar lichaam en ziel beide? God verlost de totale mens. Zoals Hij geschapen heeft.
Delen we daar reeds in? Of leven we nog in de zonde en daarom in de onreinheid? U wordt geroepen tot heiligmaking. Heden, zo ge Zijn stem hoort. Ja, Zijn stem, niet de mijne. Straks verschijnt de Bruid rein en heilig voor Gods oog. Gereinigd en geheiligd door Christus' bloed. De klederen wit gewassen door het bloed van het Lam. In het nieuwe Jeruzalem zal niet inkomen iets dat onreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's