Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes Hus - een onbekende hervormer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Hus - een onbekende hervormer

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen ik dezer dagen in oude boeken zat te bladeren kwam ik ineens zijn naam tegen, de naam van Johannes Hus, een onbekende of zeker te weinig bekende hervormer, die een eeuw voordat de kerkhervorming doorbrak de hervormde leer al bracht. Deze man uit Tsjecho-Slowakije van nu, uit Bohemen en Praag, heeft het op durven nemen voor de rechte leer tegen de kerkelijke en politieke machthebbers van zijn tijd. En hij heeft zaken aan de orde gesteld die ook in onze tijd nog van het allerhoogste belang zijn: Hoe heeft de kerk als Kerk van Christus te leven en hoe heeft ze te staan in de huidige maatschappij? Er leefde een brandend verlangen in zijn hart om te getuigen van de genade Gods, maar ook om koningen en vorsten en overheden met het gewone volk op te roepen als christenen te leven in gehoorzaamheid aan de wet van Christus en het gebod Gods: God lief te hebben boven alles en de naaste lief te hebben als zichzelf. Meer dan een eeuw later schreef Luther aan een vriend: „Ik heb tot nu toe alle opinies van Hus gedeeld en geleerd zonder het te weten... Wij zijn allemaal Hussieten." Dat kwam omdat Hus en Luther beiden hebben leren buigen voor het Woord van God.

Johannes Hus werd op 6 juli 1373 als zoon van een arme boer geboren. Zijn vader stierf toen hij nog jong was, maar een welgesteld edelman zorgde ervoor dat hij kon studeren omdat de jongen buitengewone gaven bleek te bezitten. Hij was nog geen dertig jaar oud toen hij al professor was aan de universiteit van Praag. Ondertussen was de Heere in zijn hart gaan werken. Hij kreeg de geschriften in handen van de hervormingsgezinde Engelsman Wiclif en daardoor ging hij de Bijbel nauwkeuriger onderzoeken. Van zijn bekering vertelt hij het volgende: „Ook ik was in de zoete slaap van de wereldse rust verzonken, totdat het de Heere Jezus behaagde mij, een ellendige slaaf van mijn lusten, gelijk eenmaal Lot midden uit Sodom, tegen mijn wil te redden en mij in te leiden in de woningen van het lijden, van smaad en verachting. Toen eerst werd ik arm en gebroken van hart, en terwijl ik met vreze en beven het Woord Gods onderzocht, begon ik de schatten van wijsheid te bewonderen, die daarin verborgen liggen. Ik bad tot God, de Vader van mijn Heere Jezus Christus, terwijl ik de Bijbel tot Hem ophief: „Geef mij niet over aan de gedachten en raadslagen der bozen, geef mij niet wat goed is in mijn ogen."

Juist in deze tijd wordt hij benoemd tot prediker van de Bethlehems-kapel. Daar moest volgens het testament van de stichter, een godvruchtig koopman, in de landstaal gepreekt worden. Daardoor kon Hus ook het eenvoudige volk bereiken met het evangelie. En aan de andere kant spaarde hij niemand, ook de geestelijken niet, maar hij bestrafte hen om hun zondig leven. Hij trok heel veel mensen als hij preekte, maar hij maakte zich ook veel vijanden. Toch blijkt uit alles wat van hem bekend is en wat hij nagelaten heeft, dat het zijn brandende begeerte was dat alle knie, van de hooggeplaatsten en van de minder bedeelden in de maatschappij, zich zou buigen voor koning Jezus. Hij bracht de bijbelse boodschap op een eenvoudige en verstaanbare wijze en hij kreeg veel volgelingen. Maar hij kwam in conflict met de bisschop. En vooral toen hij „de pauselijke aflaat" alsof de paus voor geld de zonden kon vergeven en de straf kon kwijtschelden, openlijk leugen en bedrog noemde en leerde dat alleen het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde, werd hij door de paus in de ban gedaan. De koning wilde dat hij zich zou verantwoorden voor het concilie van Konstanz dat in die tijd juist samen was doordat er allerlei kerkelijke moeilijkheden waren, zo erg dat er op een gegeven ogenblik zelfs drie pausen naast en tegenover elkaar waren opgetreden. Daar hij tegelijk keizer Sigismunt van Duitsland was, naast koning van Bohemen, gaf hij Hus een vrijgeleide zodat hij veilig zou zijn en zich ook vrijuit zou kunnen verantwoorden. Maar deze vorst heeft zijn woord niet gehouden. Toen hij in Konstanz gevangen genomen werd, heeft hij daar niets tegen ingebracht maar zich bij dit feit neergelegd. Daarmee was het doodvonnis van Johannes Hus eigenlijk al getekend. Maar hij was ook bereid om de marteldood te sterven: „Wat verliezen wij, zo schreef hij aan zijn gemeente, wanneer we om Christus' wil ons aardse goed verliezen, onze vrienden, de eer van mensen en dit ellendige leven verliezen? Hij die voor Christus sterft, overwint en is vrij van alle droefheid en geniet de eeuwige vreugde, tot welk land Jezus Christus ons allen voeren moge. Ik vertrouw op God, mijn almachtige Verlosser. Hij zal mij kracht schenken om gevangenis en marteldood te verachten. Wellicht zult ge mij in Praag niet terugzien, maar in de eeuwige heerlijkheid moge God ons verenigen."

Hij werd in Konstanz opgesloten in de gevangenis. Daar werd hij ernstig ziek door alle ontberingen. Maar hij schreef aan een vriend: „Nu eerst leer ik het psalmboek recht verstaan, recht bidden en over het lijden van Christus en Zijn bloedgetuigen nadenken". Ondanks alle aandrang om de leer van de roomse kerk weer aan te nemen en zich onder het gezag van de paus te schik-

ken, was zijn antwoord: „Ik roep God tot getuige dat ik van harte bereid ben om, wanneer het mij door het getuigenis van de Heilige Schrift beter geleerd kan worden, dadelijk van gedachten te veranderen."

Daarmee was zijn doodvonnis getekend. De beschuldigingen die tegen hem ingebracht werden kwamen voornamelijk neer op ongehoorzaamheid aan de kerkelijke macht. Hij werd ter dood veroordeeld omdat hij de Heere God meer gehoorzaam wilde zijn dan de mensen. Toen zijn doodvonnis getekend was, heeft de uitvoering ervan niet lang op zich laten wachten. Zijn terechtstelling vond plaats op zijn verjaardag, op 6 juli 1415. De verraderlijke koning en keizer Sigismund zat in vol ornaat op zijn troon in de Domkerk, omringd door zijn rijksgroten. Daar werd ook Johannes Hus zijn priesterkleding uitgetrokken, 'n spotmuts werd hem opgezet en daarbij werden de woorden uitgesproken: „Wij overhandigen zijn ziel aan de satan". Maar de martelaar antwoordde: Ik geef mijn ziel over aan Christus' genade". Toen werd hij naar de brandstapel gebracht die plaatsvond op een grasveld dat in de mond van de bewoners van Konstanz „het paradijs" werd genoemd. Nu, de brandstapel werd voor Johannes Hus de toegang tot het paradijs. Men probeerde hem op het laatste ogenblik nog tot herroeping te brengen. Maar zijn antwoord was: „Wat ik schreef en leerde was om zielen van het geweld der zonde te verlossen en blijmoedig bezegel ik die leer met mijn bloed".

Toen de vlammen hem aantastten riep hij nog uit: Christus, Gij Zoon van God, erbarm U mijner". En daarmee ging hij de eeuwige vreugde binnen om altijd bij de Heere te zijn. Geen andere misdaad had hij bedreven dan dat hij de Heere Jezus had liefgekregen en van Zijn genade had leren leven. En hij kon er niet van zwijgen dat dit de enige Naam is en de enige weg tot de zaligheid.

De „misdaad" van Johannes Hus was in de grond der zaak dat hij niet kon erkennen dat God de pauselijke heerschappij had ingesteld, die men meer gehoorzamen moest dan de Bijbel, het eigen Woord Gods. En nog steeds gaat het om die pauselijke heerschappij. Er zijn in het verleden al stemmen opgegaan om terwille van de eenheid van de kerk de paus maar te erkennen. In de Anglicaanse kerk is men druk bezig een weg te bereiden tot die erkenning. Maar daarmee pleegt men verraad aan het eenvoudige evangelie van Gods rijke genade in de Heere Jezus Christus.

Johannes Hus heeft gestreden voor een vrije prediking van het Woord Gods in de landstaal, voor de viering van het Heilig Avondmaal naar de instelling van Christus zodat niet alleen het brood uitgedeeld wordt, maar ook de beker met wijn rondgegeven wordt, voor de terugkeer van de geestelijkheid tot een eenvoudig christelijk leven en tot handhaving van de onderlinge tucht, niet van boven af, maar als recht van de gemeente. Johannes Hus heeft zijn leven gegeven voor de rechte verkondiging van het Woord Gods en voor een wandel in gehoorzaamheid aan de Heere. Geloof was voor Johannes Hus ook gehoorzaamheid. En gehoorzaamheid betekende voor hem: zich inzetten voor Gods waarheid.

Wanneer we nu dit leven en sterven van Johannes Hus overdenken, dan komt duidelijk openbaar dat er in onze wereld niet veel veranderd is wat de vijandschap betreft tegen Christus en Zijn kerk. En verder dat eigenlijk dezelfde vragen en problemen nog ^aan de orde zijn als in de dagen van Johannes Hus, die meer dan vijfeneenhalve eeuw geleden stierf vanwege zijn gehoorzaamheid aan zijn Koning en Zijn Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Johannes Hus - een onbekende hervormer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's