Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De doodsteek der wederpartijders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doodsteek der wederpartijders

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

lk zal zeggen tot God: ijn steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders als zij de ganse dag tot mij zeggen: aar is uw God? Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in rflij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God. Psalm 42 : 10—12.

Van de steenrots vergeten

Wij hoorden van een schreeuwend hert, van tranen tot spijze — dan van hoop op God — daarna van een lied in de nacht en van golven en baren, die over de Psalmist heensloegen. En nu bereikt dit diepe lied haar grootste dieptepunt. Het slot van dit indrukwekkende lied biedt nog één keer de allerdiepste diepte, maar daarna ook de allerhoogste hoogte. Ik ken geen schoner geloofslied in de bijbel. Geen wonder, dat dit lied tot de allerbekendste en de allerbemindste behoort.

„Ik zal zeggen tot God: Mijn steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? " — De psalmist geeft hier zijn God één van de sterkste benamingen. Hij noemt Hem zijn Steenrots. Het was een bergachtig land, waarin David woonde, een land van valleien en van rotsen. God wordt in de bijbel soms genoemd een fontein, soms een zon, soms een schild. Hier wordt Hij genoemd „een Rots". Daar staat zo'n enorme rotsklomp, diep geworteld in de bodem, van ontzaggelijke grootte, hoogte, breedte, lengte: één groot, massief gevaarte, zonder scheuren, zonder barsten, zonder spleten of ravijnen daarin. Zo is voor de psalmist zijn God. Onvergankelijk, onbewegelijk, onverbrekelijk. Zo zijn Zijn eigenschappen. Zo zijn Zijn werken. Zo is Zijn trouw. Op God kan men steunen. Op Hem kan men rekenen. Hij stelt nooit teleur! Zo is Zijn behoudenis. Zo is Zijn liefde.

En de psalmist weet, dat God zo ook altijd voor hem geweest is. Hoe vaak heeft hij op zijn God gesteund. Hoe vaak heeft hij bij zijn God geschuild. Hoe vaak heeft hij bij zijn God de toevlucht genomen in noden. Mijn Steenrots. David" noemt Hem nogal eens zo. Dat heeft vóór hem niemand gedaan der vromen: Adam niet, Seth en Enos niet, Abel niet, Noach niet, Abraham niet, Isaac niet, Jacob niet. Die hebben schone en vertrouwelijke geloofsnamen voor Hem uitgedacht, maar nimmer de naam Rots. Wat staat David toch vast op zijn God, wat acht hij Hem hoog, wat is zijn geloof in Hem vast: mijn Steenrots.

Maar hoe zegt hij dan nu: „Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? " Dat is nogal wat, om zich voor te nemen tot God te spreken — en dan zo tot God te spreken! Wij mogen toch God niet ter verantwoording roepen? Wij mogen toch aan Hem geen verwijten maken? Wij mogen toch aan God geen verwijtende vragen stellen? Zou God vergeten? Zou de Alwetende, aan Wiens verstand geen doorgronden is, die de Opperste Wijsheid is, niet weten, zou Hij niet weten van David, Zijn gezalfde, van David, Zijn gunsteling, van David, de man naar Gods hart? David vraagt niet slechts óf God vergeten heeft, maar hij vraagt naar de reden van het vergeten: Waaróm vergeet Gij mij?

De psalmist geeft uitleg van zijn vraag in de volgende vraag, die hij stelt: „Waarom ga ik in het zwart vanwege des vijands onderdrukking? " David is onderdrukt al lang en nu nog weer eens extra. Gij weet het, aan David is Jezus' woord bewaarheid: „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen. Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, maar nu zijt gij niet van de wereld. Daarom haat u de wereld." Allereerst Davids broeders. Daarna Saul. Dan de verspieders en de verraders van David, hoe hebben zij hem bespied, verraden, gezocht, ten dode toe. Wat is het toch een benauwd leven geweest voor David. En dat is zo gebleven tot zijn levensavond toe. Toen zelfs nu zijn eigen huis, van zijn eigen vrouw, Michal, en van zijn eigen zonen. Welnu, daarover kon David wel in het zwart gaan, als iemand die gestaag in de rouw verkeert als over een geliefde dode.

Men kan in de rouw gaan over zijn zonden, al den dag, zoals wij dat lezen in de acht-en-dertigste Psalm. Maar men kan ook rouw dragen over de bittere haat van kwaadgezinden. Dat is iets, wat geen ogenblik uit iemands gedachten is, als men dag aan dag iemands kwaad zoekt, als men dag aan dag iemand in een kwaad en vals daglicht stelt. Dat doen wel de mensen, maar daarachter zit de duivel, die niet dan iemands val bedoelt. En als Gód dan niet toeschiet, uitkomst geeft en helpt, verstaat u dan niet Davids bange klacht: Waarom vergeet Gij mij ?

Met een doodsteek gehoond

David gaat nu nader in op zijn tegenstanders. Die leggen hem niet alleen lagen. Die verspieden hem niet alleen. Die verraden zijn schuilplaatsen niet alleen. Maar zij honen ook zijn godsdienst, het liefste wat hij heeft. Sarrend zeggen zij bovendien nu ook nog: Waar is uw God? Als u dan zo godsdienstig bent, als u dan zo op God vertrouwt, als u dan de gezalfde Gods zijt, als u dan de man naar Gods hart zijt, waarom komt God dan niet? Waarom neemt Hij het dan niet voor u op? — Hoe komt het toch, dat degenen, die u tegenstaan, in het gestoelte der ere zitten en frank en vrij rondlopen, zij hebben rust in al hun wegen en gij hebt onrust, vrees en angst op al uw wegen en niet alleen dit, maar zelfs uw ziel is beangst en onrustig in u. Neen, het is met u zeker niet goed. U drukken uw zonden en Saul en zijn mannen drukken de zonden nooit. Gij kunt met uw zonden niet eens tot het altaar Gods gaan om vergeving, maar Saul, die over zijn zonden heel niet zo benard is, kan vrijelijk naar Gods altaren gaan. Waar is toch uw God?

Daar hebt u dan Davids wederpartijders. Hij is zelfs door Simei' wel gescholden een Belialsman te zijn. De ganse dag honen zij hem. Honen, dat is bespotten op de ergste

manier. Honen, dat is bijtend spotten, niet maar met een lach of een schampere opmerking, maar dat is trachten iemand zo diep mogelijk te wonden. Calvijn zegt: dit is iemand naar het leven staan, dat is iemand in zijn leven raken. Ja, het wil ook zeggen: iemand in zijn geestelijk leven raken, iemand raken tot in zijn ziel. En dan kunnen woorden, eens in vijandschap gesproken, soms nog jaren later in de heugenis van een ziel nog naklinken. Zulke wondende woorden vergeet men niet gauw. Dat zijn doodsteken. Men kan ook vertalen met een zwaard of met een moordpriem steken. Daar kunnen wat wondende woorden gezegd worden, die iemand gaan door merg en been.

Een wond in het vlees, dat is erg. Maar een wond, die het gebeente raakt, die breekt iemands kracht. Waar iemands gebeente geraakt wordt, daar kan iemand niet meer staan, of niet meer gaan, of niet meer handelen. Die is een gebroken mens. Een mens zonder God is een gebroken mens. Ziet daar wat David overkomen is de ganse dag, tijden en tijden. Ieders leven is niet gelijk aan dat van David en ook ieders christenleven is niet gelijk het zijne, maar een christen heeft het hier niet gemakkelijk. Zoals ook de Meester Zelf, onze Heere Jezus Christus, het niet gemakkelijk gehad heeft. Zoals de Meester is, zal ook Zijn dienaar zijn.

Menigvuldige verlossing

Nu komt weer het refrein: „Wat buigt gij u neder, o mijne ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven." Dat is dus hetzelfde in vers 12 als in vers 6. De rest van het refrein wordt anders, maar daarover straks.

Wat doet een refrein in een gedicht! Dezelfde gedachte telkens herhalen, er inhameren. Nu, dat mag wel in moedeloze dagen: zichzelf telkens moed inspreken. „Wat buigt gij u neder, o mijne ziel..." en dan weer: „Wat buigt gij u neder, o mijne ziel." Dat helpt, in droeve en moedeloze dagen. Dat helpt in moeilijke tijden. En dan: „Wat zijt gij onrustig in mij..." en dan weer: „wat zijt gij onrustig in mij." Dat geeft u zeker rust. En dan: „Hoop op God..." en dan weer: „hoop op God..." dat doet men nooit tevergeefs, want de hoop beschaamt niet! En vooral: „Want ik zal Hem nog loven..." en dan weer: „Want ik zal Hem nog loven." Geen ding helpt u zo uit de benauwdheid, uit de eenzaamheid, uit alle noden als de lof des HEEREN. En zie daar hebt u dan in het refrein van uw leven, de zo herhaalde dingen, die redden u uit al uw noden.

De tekst zegt tenslotte: „Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts." Nu niet de verlossing Zijns aangezichts, zoals in vers 6, maar de verlossing mijns aangezichts. Daar wilde het zeggen: Waar Hij maar Zijn aangezicht vertoont, als Hij ons 't oor leent, als Hij hoort en verhoort, daar kómt de verlossing. Maar hier betekent het: Hij is de verlossing mijns aangezichts, ik mag het zien. Ik mag dit zien: Hij brengt niet de verlossing, maar Hij is de verlossing. Dan is God weer mijn Steenrots, waarin ik schuilen mag. Als ik op mijn God steun, dan sta ik op een vaste rots, daar zal niemand mij afkrijgen, geen Saul, geen wereld, geen mensen, geen spot, geen moedeloosheid. En dan, als wij God maar weer terugvinden, dan verlost Hij keer op keer, Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts. Die ik mag zien keer op keer, mijn ganse leven door.

En dan eindigt de psalmist met 't woord: Mijn God. Als de mensen honend vroegen: Waar is uw God? dan is zijn antwoord: De HEERE is mijn Rotssteen, bij Hem schuil ik en ben ik veilig in angst en smart, in leven en in sterven. En zo reist Psalm 42 maar mee met een christen, zijn ganse leven door.

W.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De doodsteek der wederpartijders

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's