Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De onwankelbare belijdenis der hoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De onwankelbare belijdenis der hoop

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Om bijbels over de hoop te spreken moeten we laten gelden wat de Schrift ons over de hoop te zeggen heeft. Van het Oude Testament naar het Nieuwe is wat de hoop betreft niet zo'n grote stap, mits we blijven belijden dat heel Gods Woord een eenheid is. Onze belijdenis zegt terecht: „Intussen gebruiken wij nog de getuigenissen, genomen uit de Wet en de Profeten, om ons in het Evangelie te bevestigen..." (N.G.B., Art. 25). Dat geldt met name ook van de hoop.

De wezenlijke positieve betekenis van de hoop in het Oude Testament die bestaat in het op God gericht zijn met vertrouwen, geduld en verwachting van het toekomende, neemt het N.T. helemaal op.

De bevestiging van het evangelie bestaat hierin dat de accenten nog sterker benadrukt worden, ja zelfs dat we van een aanvankelijke vervulling van de hoop mogen weten.

Om goed georiënteerd te zijn, willen we een paar accenten naar voren halen, die later in ons onderwerp uitvoeriger aan de orde komen.

Om te beginnen worden we ook hier (in het N.T.) met alle klem gewezen op het feit dat de hoop nergens op zichzelf staat. De genade van de hoop staat niet los van de andere gaven die de Heilige Geest aan de gemeente schenkt. De Heilige Geest is op de Pinksterdag aan de kerk gegeven als gave van de laatste dagen. De tijd tussen Christus' hemelvaart en wederkomst is de eindtijd, is daarom ook de tijd van de Heilige Geest.

Hij is de Trooster die bij de gemeente blijft, haar leidt en regeert en Zijn gaven haar meedeelt. De band tussen de Heilige Geest en de hoop wordt duidelijk aangegeven in Galaten 5:5, waar Paulus schrijft: ant wij verwachten door de Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid. Geloven en hopend verwachten zijn beide door de Geest.

Het hopend verwachten is geen vrucht van onze akker.

De christelijke hoop is zodoende duidelijk afgegrensd tegenover de algemeen menselijke hoop.

Verder wordt de hoop in het N.T. dikwijls in één adem genoemd met het geloof. Als de apostel in Hebreeën 11:1 het geloof noemt de vaste grond der dingen die men hoopt dan bevestigt hij daarmee wat we reeds in het O.T. gevonden hebben. Het bijbels begrip hoop wordt door het vaste vertrouwen op God volledig bepaald. Het grote doel waartoe God Jezus Christus heeft opgewekt

uit de doden is: pdat uw geloof en hoop op God zijn zou (1 Petrus 1 : 21).

In het vertrouwen ligt de zekerheid dat God schenkt wat Hij beloofd heeft. Vandaar dat de hoop gericht is op de dingen die men niet ziet.

Voor zover wc van een „definitie" van de hoop kunnen spreken, schrijft Paulus aan de gemeente van Rome: e hoop nu die gezien wordt is geen hoop, want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? Maar indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid (Rom. 8 : 24 en 25).

De hoop kan zich niet richten op het zichtbare, want de zichtbare dingen zijn tijdelijk (2 Cor. 4 : 18). Het zichtbare vergaat immers omdat het tot de sfeer van het vlees behoort en niet tot de sfeer van de Geest. Als voorbeeld dient Abraham, de vader der gelovigen. Toen er bij hem een einde kwam met het rekenen op wat voor handen is, hield hij alleen over om op hope tegen hope te geloven dat hij een vader zou worden van vele volken.

Een volgende verbinding is die tussen geloof en geduldig venvachten. Geloof en hoop worden beide op de proef gesteld, al is het alleen maar vanwege het feit dat de christen de volkomen vervulling van Gods beloften nog niet in zijn bezit heeft en wel in het vooruitzicht.

Het N.T. gebruikt hier het woord „lijdzaamheid".

Lijdzaamheid is de vertaling van het griekse hupomonè, en betekent geduld vooral in de zin van uithoudingsvermogen.

De hoop heeft een lange adem nodig om te bereiken wat God beloofd heeft en ondanks de schijn van het tegendeel, vol te houden in het nochtans des geloofs, dat God die het beloofd heeft getrouw is.

God acht het nodig om daarvoor ook verdrukking te gebruiken wat Paulus tot zijn conclusie brengt: n wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt en de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; en de hoop beschaamt niet omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest die ons is gegeven (Rom. 5 : 3 — 5).

Paulus prijst de Thessalonicenzen om het werk des geloofs en de arbeid der liefde en de verdraagzaamheid der hoop op onze Heere Jezus Christus, voor onze God en Vader (1 Thess. 1 : 3).

Tweemaal komt in de aangehaalde teksten het woord liefde voor. Eerst de liefde Gods uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, de liefde als gave Gods aan de gemeente, en dan ook de liefde zoals die in de gemeente leeft in daden van de liefde (arbeid der liefde) gestalte krijgt, gericht op God en de naaste.

Dat wijst ons op het nauwe verband tussen liefde en hoop. Waar hoop is, is naast geloof en naast uithoudingsvermogen ook liefde. Zo komen we uit bij het bekende woord uit 1 Corinthe 13 : 13. En nu blijft geloof, hoop en liefde, maar de meeste van deze is de liefde. Deze drie bepalen het wezen van het christen-zijn.

Christenen worden gekarakteriseerd als mensen, die elkander hartelijk liefhebben, zich verblijden in de hoop, geduldig zijn in de verdrukking, volharden in het gebed en hun wordt toegebeden: e God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij moogt overvloedig zijn in de hoop door de kracht van de Heilige Geest. (Vergel. Romeinen 12 : 9, 12 en Romeinen 5 : 13).

Tenslotte willen we de aandacht vestigen op de verbinding tussen de hoop en de toekomst. Wie hoopt in bijbelse zin heeft toekomst en verwacht ook toekomst.

De hoop richt zich op God, maar op de God die een onbevlekkelijke en onverderfelijke en onverwelkelijke erfenis heeft beloofd. De hoop is eschatologisch geladen, d.w.z. met zekere verwachting en vast vertrouwen op God, die ons verlost heeft en nog verlost op Wie wij hopen dat Hij ons eens verlossen zal.

De toekomst van Gods kerk ligt in de voleinding van het eschaton, in de voltooiing van het Godsrijk als God zal zijn alles en in allen.

Wij verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal.

Heel sterk komt in het N.T. naar voren dat het woord hoop eigenlijk in twee betekenissen gebruikt wordt. De hoop als het bezit van een gelovige, als zijn geestelijke bagage. Zonder hoop kan hij echt niet leven, zonder hoop is hij niet eens een christen.

De grond voor de hoop van Gods kerk is de heilsdaad van God in Christus. Het heil dat de Vader in de Zoon tot stand heeft gebracht, en in de heilsfeiten van geboorte, dood, opstanding, hemelvaart, pinksteren en wederkomst, als de grote werken Gods vastligt, vormt het fundament van de hoop. Zo alleen is Christus de Hoop der heerlijkheid (Kol. 1 : 27). Deze heilsdaad van God in Christus behoort tot de daden Gods in het laatste der dagen, meer nog, het is Gods heilsdaad van de laatste dagen. De laatste dagen zijn eigenlijk ingegaan toen Christus op aarde kwam, het Woord vlees geworden is. Ze vinden hun vervulling bij de wederkomst. Daarom kunnen we zeggen dat de hoop bij uitstek een eschatologisch heilsgoed is. Nu, in déze tijd, nu, in de verwachting van de wederkomst, is het de tijd dat men met een getroost vertrouwen zich richten mag op de beloften Gods, die in Jezus Christus ja en amen zijn.

In feite mag Gods kerk in het geloof bezitten en in de hoop zich uitstrekken naar wat God beloofd heeft.

Hoop als een goed dat wij bezitten.

Daar komt nu een tweede betekenis bij. Hoop in de zin van het gehoopte goed. Dan spreekt het N.T. over de hoop die weggelegd is (Kol. 1:5). Over het verwachten van de zalige hoop (Titus 2 : 13).

Petrus wekt ons op om volkomen te hopen op de genade die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus (1 Petrus 1 : 13). Dat brengt mee een uitzien naar de dag des heils. Terecht merkt Pop op: De hoop is in het Nieuwe Testament volstrekt gevuld en beheerst door Gods reddend optreden in Christus Jezus. De hoop is geheel christocentrisch bepaald. Men hoopt op de Messias en op wat Hij doen zal bij zijn komst."

Het kan goed zijn om er nog even op te wijzen dat we de hoop nooit los mogen zien van de opstanding van Christus. Omdat in de opstanding van Christus het geboorteuur ligt van de levende hoop (1 Petr. 1:3). Ook omdat de opstanding van Christus het fundament is van het geloof en de hoop op de opstanding der doden.

Paulus geeft in Handelingen 23 : 6 te kennen dat hij over de hoop en opstanding der doden geoordeeld wordt. Voor de stadhouder Felix verantwoordt hij zich als volgt: ebbende hoop op God, welke ook dezen zelf verwachten dat er een opstanding der doden wezen zal, beiden der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen (Hand. 24 : 15).

Zo zien we dus dat er in wezen geen verschil is tussen de hoop der gelovigen in het Oude en Nieuwe Testament.

Het enige onderscheid dat gemaakt zou kunnen worden — en het is een heel belangrijk onderscheid — is, dat de gelovigen nu in een andere situatie verkeren. De beloften Gods zijn met de komst, het sterven, de opstanding en de hemelvaart van Christus voor een niet onbelangrijk deel in vervulling gegaan. De kerk onder het nieuwe verbond leeft veel dichter bij de uiteindelijke vervulling van het moment dat het geloof zal overgaan in aanschouwen. Op ons zijn de einden der eeuwen gekomen. Wij leven in de laatste dagen.

Dit grote onderscheid duidt Paulus aan in 2 Cor. 3. De openbaring Gods was openbaring onder een deksel, maar als dienaar van het Nieuwe Testament en staande in de vrijheid van de Geest, verkondigt hij dat wij nu met ongedekt aangezicht de heerlijkheid des Heeren aanschouwen; en zodanig een vertrouwen hebben wij door Christus bij God en zodanige hoop hebben wij vanwege de bediening des Geestes, die in meer heerlijkheid tot ons komt, dan ooit de bediening van de letter, de wet, aan Israël kon meegedeeld worden.

We trokken met het oog op de hoop en liefde grote lijnen naar de Schrift. Het geheel is wat compact. Het nodigt tot herlezen. Eerst als u zich de hoofdgedachte een beetje eigen hebt gemaakt, ligt er de basis voor de nadere uitwerking van de rijke bijbelse inhoud van de hoop.

Nieuwe Tonge.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De onwankelbare belijdenis der hoop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's