Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hugenoten

In verband met de gedenkdag van de kerkhervorming vertelde ik deze week een en ander over Luther en Calvijn aan mijn catechisanten. Toen kwam er één met een vraag. Hij had wel eens gehoord van de Hugenoten, die ook wat met de kerkhervorming te maken moesten hebben en nu zou hij wel eens graag willen weten wie dat waren en hoe ze aan die naam gekomen waren. Misschien zijn er onder mijn lezers ook wel die daar iets meer van zouden willen weten. Nu kan ik daar gemakkelijk wat van doorgeven uit het „Hervormd Weekblad", waar dr. C. Bezemer over de Hugenoten schreef:

„De geschiedenis van de Hugenoten is voor een belangrijk deel de geschiedenis van het franse Protestantisme. We' zouden ook kunnen zeggen dat het de geschiedenis is van het Gereformeerd Protestantisme in Frankrijk (het Calvinisme), maar daarmee doen we toch niet helemaal recht aan de werkelijke situatie. Op deze wijze zou de indruk gewekt kunnen worden, dat van geen enkele Lutherse invloed in Frankrijk sprake is geweest. En dat is niet het geval. De Sorbonne, de theologische faculteit in Parijs, veroordeelde in 1521 de geschriften van Luther. Hendrik II, die in 1547 zijn vader Frans I was opgevolgd, zwoer „het bloed van het schandelijke lutherse gespuis over de straten te laten stromen". Hoewel het de vraag is of dit letterlijk het geval is geweest, staat wel vast, dat in die jaren velen verbrand zijn om hun geloof. De Geneefse rechtsgeleerde en uitgever Jean Crespin, bij wie vele boeken zijn verschenen over Calvijn en andere hervormers, en die vermaard geworden is door zijn in 1554 verschenen geschiedenis der martelaren, vermeldt in de laatste, door hem verzorgde druk van 1570 een aantal van 2750 martelaren.

Maar allengs kreeg het Calvinisme in Frankrijk steeds meer aanhang, zodat er in de vijftiger jaren van de 16e eeuw al meer dan 2000 hervormde gemeenten waren.

Alvorens in te gaan op de situatie, zoals deze zich ontwikkeld heeft in de loop der jaren, moet eerst iets gezegd worden over de naam „Hugenoten". Goed beschouwd is daarover niet zo heel veel te zeggen, temeer omdat de herkomst van de naam niet zeker is. Omstreeks 1560 ging men de naam gebruiken en al spoedig was deze een vrij algemene aanduiding voor de franse Calvinisten. Wat de herkomst betreft zijn er, die deze in verband brengen met de franse koning Hugo Capet om de koningsgetrouwheid van de Hugenoten, anderen denken aan de legendarische nachtelijke zwerver Huguet met het oog op de nachtelijke godsdienstoefeningen van de Hugenoten, maar het meest voor de hand ligt het, in de naam een verfransing te zien van het woord „Eidgenossen", waarmee de Zwitsers werden aangeduid. Dit zou ondermeer verband houden met de Zwitserse invloed, die aanvankelijk op het franse Calvinisme werd uitgeoefend.

Rond die tijd behoorde ongeveer een zesde deel van de franse bevolking tot het Protestantisme. Op zichzelf nog niet zo'n geweldig percentage, maar als men bedenkt dat in de Nederlanden slechts enkele duizenden Calvinisten de Reformatie hebben doorgezet, mogen we de betekenis van het aantal franse Protestanten in die tijd toch niet onderschatten.

Op advies van Calvijn kwam in 1559 te Parijs een nationale Synode bijeen, waar de Protestantse Kerk gestalte heeft gekregen. De geloofsbelijdenis, die later de Geloofsbelijdenis van La Rochelle genoemd zou worden, werd daar aangenomen, terwijl bovendien een kerkorde („Discipline") werd aanvaard. Toch is in die jaren de situatie voor de Protestanten er niet gunstiger op geworden.

De Hugenoten hebben het bijzonder moeilijk gehad, zoals trouwens ook andere gereformeerde en lutherse belijders door zware vervolgingen heen gemoeten hebben om hun geloof. Toch is het duidelijk dat Gods hand hen kracht gegeven heeft om te dulden en te lijden, zoals ook de christenen in Rusland onder de communistische vervolgers die kracht ontvangen.

Een geschiedenis van bloed en tranen

De geschiedenis van de Hugenoten is er één van bloed en tranen. Daarvan vertelt het artikel verder: „Aangezien het niet de bedoeling is uitvoerig in te gaan op de politieke verwikkelingen van die dagen, moge volstaan worden met enkele opmerkingen. Hendrik II, die sterk onder invloed stond van de zeer R.K. en Spaansgezinde broers Frans (legeraanvoerder) en Karei de Guise (kardinaal), stierf kort na het houden van een toernooi ten gevolge van een tijdens dat toernooi opgelopen oogwond. Hij werd opgevolgd door zijn oudste zoon Frans II, die nog maar 15 jaar oud was. Hij was gehuwd met de Schotse prinses Maria Stuart, die twee jaar ouder was, en een nicht van de beide de Guises, die bij de troonsbestijging van de fysiek niet sterke Frans II oppermachtig werden. De een werd opperbevelhebber van de strijdkrachten en de ander minister van financiën. Zij voerden een waar schrikbewind uit, waarvan met name de Protestanten het slachtoffer waren. Toen Frans II stierf, werd hij opgevolgd door zijn 10 jaar oude broer Karei IX. De heerszuchtige Catharina de Medici (koningin-moeder, weduwe van Hendrik II) werd regentes. Omdat zij van mening was dat Frankrijk overwegend Protestants zou worden, zocht zij — om zich teweer te kunnen stellen tegenover de Guises — steun bij Protestantse leiders, onder wie admiraal De Coligny. Dat de toestand voor de Protestanten wat meer verdraagzaam werd, blijkt uit het feit, dat door Karei IX in 1562 het eerste toferantie-edict werd getekend na tien-

een schuur te Vassy. Er vielen vele doden en gewonden.

Toen de beide broers de Guise niet werden gestraft, grepen de Protestantse leiders naar de wapens. Er ontstond een burgeroorlog, waarbij de Protestanten gesteund werden door Engeland, en enkele duitse vorsten en Zwitserse kantons. De tegenpartij werd geholpen door Spanje.

Toen de Protestantse admiraal De Coligny steeds meer invloed kreeg aan het hof, en de koning wist te bewegen toenadering te zoeken tot de Hugenoten en een anti-spaanse politiek te gaan voeren, vreesde de koningin-moeder haar invloed te verliezen. Daarom besloot zij De Coligny uit de weg te (laten) ruimen. Zij hoopte daardoor te bereiken, dat degenen die De Coligny zouden willen wreken, Karei IX zouden doden. Maar de aanslag mislukte en De Coligny werd „slechts" gewond. Dit alles gebeurde in het jaar 1572 toen ter gelegenheid van het huwelijk van Margaretha, de dochter van de koningin-moeder, en de Protestantse Hendrik van Navarre vele Protestanten en Rooms-Katholieken in Parijs waren. Nadat Catharina bekend had de aanslag op De Coligny zelf beraamd te hebben omdat zij een Protestantse staatsgreep vreesde, werd uiteindelijk besloten een twaalftal Protestantse leiders te laten doden. De Coligny was een van de eersten, die werden vermoord. In totaal zouden er van 24 augustus 's nachts (Bartholomeüsnacht) tot 27 augustus in en rond Parijs 30.000 Protestanten gedood worden. Mannen, vrouwen en kinderen vielen als slachtoffers van een van de meest wrede godsdienstige moorden uit de gehele wereldgeschiedenis. Rome vierde feest! Paus Gregorius XIII was verheugd: Te Deum laudamus! De kanonnen bulderden terwijl processies werden gehouden en de feestverlichting brandde.

Aan het franse Protestantisme was een slag toegebracht, die het niet meer te boven is gekomen. Men kan sinds die tijd nog slechts spreken van een belangrijke minderheid. Maar als minderheid hebben de Hugenoten zich ten volle weten te handhaven. Na een reeks van oorlogen, die met wisselend succes werden gevoerd, werd op 13 april 1598 door Hendrik IV het Edict van Nantes uitgevaardigd, waarbij aan de Hugenoten een beperkte tolerantie werd toegezegd." —

Van de inhoud ervan noemen we slechts het volgende: Het Rooms-Katholicisme bleef staatsgodsdienst, de Gereformeerden moesten de tienden mee betalen en de R.K. feestdagen in acht nemen(!), maar hun werd volledige gewetensvrijheid toegekend, alsook vrijheid van eredienst, waar zij reeds kerken hadden, benevens in één plaats in elk baljuwschap, maar niet in Parijs, niet in enkele grote steden en niet in de omgeving van de koning.

Helaas werden de rechten die bij het Edict gewaarborgd waren meer en meer ingeperkt, totdat Lodewijk XIV op 23 oktober 1685 het Edict ophief. Een half miljoen Hugenoten ontkwam. Ondanks de wrede behandeling van de achtergeblevenen, werd hun geloofsmoed niet gebroken. Het zou tot 1752 duren voordat de vervolgingen gingen luwen. In 1787 kregen de Protestanten hun burgerrechten terug. De Revolutie van 1789, die voor de Rooms-Katholicke kerk een zware slag betekende, zou eerst voor de Protestanten volledige vrijheid van godsdienst brengen." -

Ook naar ons land zijn er verschillende Hugenoten gevlucht. Er zijn ook onder ons volk nog verschillende Franse namen, die wel niet alle op de Hugenoten terug te brengen zijn, maar wel vele'. Wel is uit de geschiedenis van Gods kerk duidelijk dat de schapen van de goede Herder leven temidden van de wolven. Wat dit betreft hebben de pausen en de gehele rooms-katholieke kerk een grote bloedschuld op zich verzameld en het is ook geen wonder dat onze vaderen die pausen zagen als de antichrist.

Zending in Nederland?

Met veel tam-tam heeft men tien buitenlanders in Nederland ontvangen, die ons zouden komen vertellen hoe we zending moeten bedrijven onder ons volk. In het blad „In de Rechte Straat" wordt ons verteld dat er onder de tien buitenlanders ook drie roomsen waren die behoren bij een kerk die „een ander evangelie" verkondigt om ons te leren hoe we het rechte evangelie over moeten brengen aan de mensen. Of is het toch niet het rechte evangelie waar men voor wil staan? En is het toch geen eigenlijke zending die men wil drijven in opdracht van de grote Herder van de schapen? Is het misschien toch alleen om maatschappijvernieuwing te doen? Ds. H. J. Hegger vertelt:

„U hebt het in de pers kunnen lezen. Tien buitenlanders komen naar Nederland om ons te vertellen, hoe we zending moeten bedrijven. Ze komen onder auspiciën van de Raad van Kerken. Die Raad is, ik heb daar al eens meer op gewezen, van de kant van de protestantse kerken die er aan deelnemen, een verraad vim kerken. Immers daarin wordt ook de r.k. kerk als kerk van Christus erkend, terwijl die kerk „een ander evangelie" (Gal. 1:16) verkondigt. Dat is dus een verraad aan het ware, het éne, het eeuwige Evangelie. De r.k. kerk immers verkondigt in oude of nieuwe vorm dat wij (met behulp van een ingestorte kracht, die door hen „genade" wordt genoemd) de eeuwige zaligheid „waarlijk verdienen" kunnen en moeten.

Onder die tien buitenlanders zijn er drie roomskatholieken. Als eerste noemen we: Ricardo Centrul, een jezuïet uit Uruguay.

Moeten wij nu van een jezuïet leren, hoe wij zending moeten bedrijven? Zij zijn immers de krachtigste promotors geweest van de contra-reformatie.

Er is altijd al binnen de r.k. kerk een rivaliteit geweest tegen de jezuïetenorde. Hun afkorting is S.J. Wij (= de andere kloosterorden) maakten daarvan: Schlaue Jungen = Slimme Jongens. Wij vonden dat die slimmigheid zich o.a. daarin had geuit dat de jezuïeten de voorrechten van een kloosterorde èn van een kloostercongregatie hadden weten te bemachtigen. (Dat onderscheid is alleen maar verstaanbaar voor hen die thuis zijn in het r.k. kerkelijke recht).

„Wanneer de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen." Dat pasten wij toe op de jezuïeten. Thans laten de argeloze protestanten zich door een

jezuïet onderricht geven, hoe ze zending moeten bedrijven.

De jezuïeten hebben in Paraguay een unieke kans gehad om een volk te vormen. Daarover las ik: „In 1610 droeg de koning van Spanje het nog onbezette Parana-gebied aan de jezuïeten over met de volmacht alle Indianenchristenen onafhankelijk van iedere kontrole en ver van het kontakt met de buitenwereld te verzamelen en te leiden. Deze „missiestaat" stond onder de .koning van Spanje en betaalde hem belasting, doch mocht verder door geen beambte betreden worden." „De gehele leiding berustte bij de jezuïeten die de jurisdiktie (= kerkelijke rechts-en bestuursmacht) van de paus, de wereldlijke rechtsmacht van de koning van Spanje ontvingen; zij werden bijgestaan door een raad van inboorlingen. De paters oefenden de justitie uit, verdeelden de arbeid, zorgden voor afzetgebied der produkten."

„Het leven was geheel van de godsdienst doordrongen. De kerken waren prachtvol (processies, geestelijke spelen); allen kwamen 's morgens in de H. Mis, 's avonds bij de rozenkrans; gebeden en gezangen wisselden de werk-en vrije tijd af." Aldus Kard. de Jong in „Handboek der kerkgeschiedenis", III, p. 320-321.

De jezuïeten werden in 1767 verdreven. Tot die tijd, dus 157 jaar lang, hebben zij de kans gehad om het volk van Paraguay geestelijk te vormen. En lees maar in de geschiedenis wat er van Paraguay terecht gekomen is. Kard. de Jong merkt op dat er in al die tijd geen enkele Indiaan priester is geworden. Ik dacht dat dit toch wel een beetje hun werk typeert.

Er waren volgens Kard. de Jong in 1650 al 150.000 Indianen „bekeerd" tot de r.k. kerk. Stel u voor dat een protestantse zending die ergens er in geslaagd zou zijn om 150.000 inboorlingen ertoe te brengen lid te worden van de kerk, na 157 jaar er nog niet in geslaagd zou zijn om zelfs niet één van die inboorlingen tot ambtsdrager van de kerk te doen bevestigen! Dan zouden we zulk een zending volkomen als mislukt moeten beschouwen. En nogmaals, moeten wij van iemand die lid is van deze jezuïetenorde, te horen krijgen, hoe wij zending moeten bedrijven? Is dat niet al te dwaas?

Trouwens in heel Latijns Amerika, ook in Urugay, is de r.k. kerk eeuwen lang op religieus terrein oppermachtig geweest. En zie naar de resultaten: Latijns Amerika is geestelijk totaal onderontwikkeld.

De tweede rooms-katholiek die ons komt vertellen, hoe we het Evangelie moeten verkondigen, is Mercedes Verzosa van de Filippijnen.

Van de Filippijnen is 84% rooms-katholiek, 5% Aglipayan (= oud-katholieke kerk die zich in 1902 van de r.k. kerk afscheidde), 5% Islam, 3% protestant, 3% inheemse godsdiensten.

Het rooms-katholicisme van de Filippijnen is nog volkomen middeleeuws. Daar heb je zelfs nog de flagellanten.

En weer komt dan de vraag: Moet een van de leiders van deze r.k. kerk ons uit de doeken doen, hoe wij het juiste Evangelie moeten brengen aan hen die nog in de duisternis van het heidendom verkeren. Zij zijn immers zelf nog volkomen ondergedompeld in de duisternis van allerlei bijgeloof. Hoe kan een blinde een leidsman zijn voor blinden?

De derde rooms-katholiek is Anne Marie Kappeli van de r.k. kerk van Zwitserland. Volgens Trouw is zij secretaris (ik neem aan dat bedoeld zal zijn „secretaresse") van de afdeling stedelijke en industriële zending van de Wereldraad van Kerken. Dan weten we daarmee tegelijk welk een syncretisme (= samenraapsel van allerlei godsdiensten) de WvK beoogt." —

De Wereldraad van kerken kent de roomskatholieke kerk niet als lid, maar heeft wel een roomse vrouw in dienst voor de zending. Hoe is het mogelijk? Of is de zending van de Wereldraad toch niet het brengen van de boodschap van de rijke Christus voor de arme zondaar, 'van het bloed der verzoening, van vergeving en souvereine genade, door het geloof alleen gerechtvaardigd om niet? Maar dan pleegt men wel verraad aan de reformatie.

Kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's