Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT EEN DOMINEESDAGBOEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT EEN DOMINEESDAGBOEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Haar man was al enige tijd geleden gestorven toen ik haar leerde kennen. Ik kwam met haar in aanraking doordat ik consulent was van de gemeente waar ze woonde. Ze belde me op of ze eens even langs mocht komen. Ze had toch een auto en daarom was het voor haar geen moeite om naar me toe te komen. Ze had me alleen maar iets te vragen en het zou niet lang duren. Maar het heeft meer dan twee uur geduurd, zodat ik een afspraak niet kon nakomen. Want de vraag waarmee ze kwam was eigenlijk van geen waarde. Die had ze me gemakkelijk per telefoon kunnen stellen en dan had ze het antwoord tegelijk kunnen ontvangen. Maar toen die vraag eenmaal besproken was bleef ze toch even zitten. En toen zei ze: „Eigenlijk zit ik met iets anders en daarom wilde ik u graag eens spreken." En toen kwam haar levensverhaal. Ze was getrouwd toen ze drieëntwintig was en haar man was vijf jaar ouder. Hij werd voor het bedrijf waar hij werkzaam was uitgezonden naar Afrika en daar hadden ze tien jaar gewoond.

Daar was hun kind geboren, een zoon, die drie jaar was geworden. Door een ongeluk was hij om het leven gekomen. Later had ze nooit meer kinderen gekregen. Maar ze had het niet kunnen begrijpen waarom God haar dit had aangedaan. Ze was christelijk opgevoed, ze had altijd trouw de kerk bezocht, ze had belijdenis afgelegd en dat had ze gedaan met een gevoelig hart. In Afrika konden ze niet naar de kerk. Ze hadden het wel geprobeerd in een naburige stad, waar een Engelse kerk was, maar ze hadden zich er helemaal niet thuis gevoeld. Van hun ouders kregen ze wel preken toegestuurd en toen ze met verlof geweest waren hadden ze genoten van de kerkdiensten, die ze in Afrika toch wel erg gemist hadden, zoals ze toen beseften. Maar na de dood van haar zoontje wilde ze nergens meer van weten. Haar man wel. Haar man had het aanvaard uit Gods hand. Haar man voelde zich dichter naar de Heere toegetrokken door die bange weg. Maar zelf had ze zich er nooit bij neergelegd en ze was opstandig geweest al die jaren na de dood van haar kind. Haar man had God nog wel gebeden of Hij hen een ander kindje wilde toevertrouwen, maar bij haar was het gebed verstomd. Ze hadden nog een poosje een kleine jongen in huis gehad van buren toen de moeder naar het ziekenhuis moest. Ze had goed voor hem gezorgd, maar ze had toen nog meer opstand in haar hart gevoeld omdat zij haar kind verloren had. Ze kon maar niet begrijpen dat haar man zo'n vrede en rust had, dat haar man het zo kon overgeven in Gods handen. Want dat kon zij niet, dat was voor haar onmogelijk.

Aan de ene kant had ze daar wel willen blijven wonen, omdat ze eigenlijk niet weg kon uit de plaats waar haar kleine jongen begraven lag. Aan de andere kant kon ze er niet blijven, want wanneer ze langs het kerkhof kwam werd haar hart steeds zo intens verdrietig dat ze haast bezweek onder haar rouw en smart.

Daarna hadden ze rondgezworven door de wereld. En toen waren ze voorgoed naar Holland teruggekomen en in de plaats gaan wonen waar ze nu nog haar huis had. Haar man had die plaats uitgezocht, omdat hij daar naar de kerk kon, maar zij wilde niet met hem mee, ze kon het orgel niet horen spelen en ze kon de mensen niet horen zingen. Ze voelde zich overal eenzaam en verlaten, omdat ze meende van God verlaten te zijn.

En nu een jaar geleden was ook haar man gestorven. Zomaar ineens. Ze hadden net gegeten en haar man had uit de Bijbel gelezen. Het was in de adventstijd en hij las uit jesaja 40: „Troost, troost mijn volk, zal ulieder God zeggen, spreekt naar het hart van Jeruzalem en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des Heeren

dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden..." Ze had niet meer willen luisteren, want ze wilde niet vertroost worden, voor haar was er toch geen troost meer. Maar de stem van haar man had doorgeklonken: „Een stem des roependen in de woestijn: bereidt de weg des Heeren, maakt recht in de wildernis een baan voor onze God..." Ze had haar oren wel willen toestoppen. Maar toen hoorde ze weer: „Een stem zegt: roept! En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds. Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid..." Ze had voorover zitten kijken. Maar ineens schrok ze op, ze zag de Bijbel vallen uit de hand van haar man. Ze keek hem aan en ze zag dat hij stierf...

Dat was nu een jaar geleden ongeveer. Ze wist niet hoe ze dat jaar doorgekomen was. Tegen iedereen die ze sprak zei ze: Voor mij hoeft het niet meer! Ik geef niets meer om het leven. Want wat kan dat leven mij schelen? Maar ze ging er toch aan denken dat haar man zo gelovig had vertrouwd op de Heere en Zijn Woord. Het was haar zo'n groot wonder dat haar man die laatste woorden nog had uitgesproken: het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid, en dat hij toen stierf. Ze vond het zo'n wonder dat haar man zijn leed zo stil en geduldig had gedragen, dat hij zo gelovend en vertrouwend achter de Heere was aangegaan ook in die moeilijke en zware weg die ze hadden moeten gaan. Ze hoorde hem nog zeggen: Dit leed en deze smart hebben me dichter bij God gebracht. O, ze geloofde vast, als er een God was en als er een hemel was, dan zou haar man daar zijn...

U zult begrijpen dat ik hierboven haar verhaal maar kort heb kunnen weergeven. Ze is wel een uur achter elkaar aan het woord geweest. En dan beseft men ineens hoe moeilijk en zwaar soms de w r cg is van mensen die we alleen maar aan ons voorbij zien gaan en die we niet kennen. Wat weten we eigenlijk weinig af van het leed van een ander. Wat is het dikwijls verborgen onder een uiterlijk kleed van opgewektheid, terwijl men zo'n zwaar kruis moet dragen en zq'n diep leed moet meetorsen. Maar men wil een ander er niet mee lastig vallen. Er is trouwens menigmaal zo weinig oor voor het leed van een ander. W 7 e hebben het meestal zo druk met onszelf dat we aan de naaste veel te weinig denken.

Maar nu had ze haar verhaal wel verteld en ik wist eigenlijk niet goed wat ze bedoelde. Wilde ze alleen haar hart maar eens luchten? Dat is mogelijk, want wanneer men zich eens uit kan spreken kan dat inderdaad verlichting geven. Er zijn wel mensen geweest naar wie ik alleen maar heb zitten luisteren en die me toch bedankten voor het gesprek.

Zij had echter nog wat anders. W 7 ant haar zuster was bij haar te logeren geweest. En die zuster had zo graag naar de kerk gewild. En wat ze met haar man nooit gedaan had was nu gebeurd. Haar zuster had zo aangedrongen om toch mee te gaan, dat ze voor die aandrang toch was bezweken. En nu had ik in die gemeente juist de dienst gehad. Ze had eerst helemaal niet kunnen luisteren. Maar op een ogenblik hoorde ze ineens dat ik vertolkte wat in haar hart leefde. Al haar verdriet, al haar nood, al haar rouw en smart, al haar opstand, al haar hardheid van hart, heel haar bestaan, werd daar uitgetekend. Ze moest almaar denken: die dominé kent me door en door, die weet precies wat er in mijn hart en leven is, die weet me precies te vertellen hoe ongelukkig en opstandig ik me voel. Maar er was nog wat meer. Want ineens merkte ze dat ik preekte over het eerste vers van Jesaja 40: „Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen..." Ineens hoorde ze de stem van haar man die dit las. En het werd levend in haar. Het was alsof ze nu door God getroost werd in haar bange verdriet en haar grote smart, die ze tientallen jaren had meegedragen. Het was alsof het geloof van haar jeugd weer teruggekomen was, alsof God Zelf nu tot haar gekomen was. En ze vroeg me of dit nu mogelijk was. Ze was zo bang dat ze het weer zou verliezen, die troost en die kracht die ze nu voelde. Het was alsof ze droomde, alsof het eigenlijk niet waar kon zijn.

We hebben er met elkaar over gesproken hoe wonderlijk goed en genadig en barmhartig de Heere is, Die wonderen doet, die harde harten verbreekt en die troost met een wonderlijke troost en vrede in dat Kind van Bethlehem. We hebben samen de Heere gedankt. En toen ze weg w T as heb ik zitten nadenken over de wonderlijke wegen des Heeren, over de genadige wegen des Heeren. Ze zal het zeker nog wel eens moeilijk hebben, ze zal zeker nog wel eens door eenzaamheid en kleingelovigheid heenmoeten. Maar één ding mogen we weten, dat de Heere getrouw is. En het was voor mij al een bijzonder troostend Schriftgedeelte, dat Jesaja 40. Maar vandaag heb ik het nog gelezen bij een begrafenis en vandaag sloeg het ook weer in mijn hart in, ondanks zoveel dat moeite en verdriet geeft: Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen...

Pastor.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1977

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

UIT EEN DOMINEESDAGBOEK

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1977

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's