Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus’ onbegrensde macht in dienst van Zijn liefde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus’ onbegrensde macht in dienst van Zijn liefde

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het geschiedde op de volgende dag, dat Hij ging naar een stad, genaamd Naïn, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen, en een grote schare .. . Lukas 7 : 11-17.

Christus' bewogenheid met een weduwe

In het begin van Zijn optreden heeft de Heere Jezus rondgetrokken door Galilea. Hij heeft daar veel van Zijn wonderen mogen doen als teken van Zijn goddelijke macht en genade. Hier is Hij op weg van Kapernaüm naar Naïn. Naar dat Naïn reist Hij doelbewust. Hij moet daar zijn en we zullen zien waartoe. Een grote schare trekt met Hem mee, ook velen van Zijn discipelen zijn erbij. Wat hebben ze toch achter Jezus gelopen, de mensen van die dagen! Lopen wij ook zo achter Hem en achter Zijn Woord? Zeker, het zullen lang niet altijd zuivere motieven zijn geweest, die de schare achter Jezus dreven, maar ze was er dan toch maar. Laten wij er ook maar zijn, zelfs al zijn we niet zeker van de zuiverheid van ons hart. Jezus wil immers de dingen in ons leven recht zetten en recht trekken.

Zo trekt Jezus op Naïn aan. En bij de poort van dat stadje vindt een wonderlijke ontmoeting plaats. De ene schare ontmoet de andere. Die andere schare is dan ook wel geheel anders. Het is een stoet van klagende en rouwende mensen. Voorop een baar, met daarop het dode lichaam van een jongeman, door een kleed toegedekt. Een jong leven, dat afgesneden is, gebroken als een bloem nog in de knop. Een somber schouwspel van de huiveringwekkende macht van de dood, die met recht de koning der verschrikking wordt genoemd. Bij de baar, een moeder, die haar kind verloor en nog wel haar enigst kind. Bovendien was het voor haar niet de eerste keer, dat ze deze gang moest maken. Ook haar man had ze uit moeten dragen naar de dodenakker. En nu haar kind, alles v/at ze nog had. Wat een onpeilbaar verdriet! Haar zoon moet haar laatste vreugde en troost geweest zijn na de dood van haar man. Aan hem had ze gezelschap gehad in de lange stille avonden. Ze zal bij hem, vooral toen hij groter werd een luisterend oor gevonden hebben als ze haar zorgen eens kwijt wilde. Hij had de kost voor haar kunnen verdienen, toen ze zonder broodwinning achterbleef. Hij had haar rechten kunnen verdedigen. Zij als weduwe telde immers niet mee! Haar zoon kon voorkomen, dat men naar willekeur met haar handelde. Maar nu was dat alles weg. Eenzaam, brodeloos en rechteloos bleef ze achter. Maar haar eigen positie zal niet eens het diepste van haar smart zijn geweest, terwijl ze hier zo ging achter de baar. Dat ze haar kind moest missen, dat was haar diepste wonde. Dat kind had ze gedragen onder haar hart. Dat kind had ze hartelijk en innig liefgehad. Haar hart schreide om haar kind. Zo ging ze daar bij de baar van haar enigste met een zwaar hart terwijl een stille en stage stroom van tranen haar gelaat bevochtigde. Achter haar, een grote schare van mensen, die getroffen door het zo tragisch sterfgeval met haar meegingen om, hoe gebrekkig en onbeholpen ook, toch maar iets te doen om haar smart te verzachten.

Deze twee stoeten treffen elkaar bij de poort van de stad. Bij de ene de Eniggeborene des Vaders voorop. Bij de andere de eniggeborene van zijn moeder. De laatste dood, de eerste levend, ja meer nog: het Leven. Maar toch gaat het hier niet om de dode. Eerst ziet Christus naar die bedroefde moeder. En het raakt Hem diep, deze vrouw te zien met haar mateloze smart. Hij wordt innerlijk met ontferming over haar bewogen. Door deze uitdrukking laat de Schrift ons zien in het hart van Jezus. En, o heerlijk wonder, het is een hart vol ontferming, vol bewogenheid. Christus gaat deze vrouw niet koud en onbewogen voorbij. Vol bewogenheid staat Hij bij haar stil.

Wat is dat groot. Christus heeft een hart vol priesterlijke liefde. Hij trekt zich het lot van ellendigen aan! Telkens zien we dat weer in de evangelieën. En Jezus, de schare ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen. Zijn liefde komt van binnen uit. Ze is als een vuur dat in Zijn hart brandt en waarvan de warmte telkens weer afstraalt op armen en ellendigen. Dat vuur is ontstoken aan het hart Gods, van eeuwigheid. De HEERE Zelf immers was met innerlijke ontferming bewogen. Zijn ingewanden rommelden over een arm en verloren volk.

Wat een rijk gezicht mogen we hier hebben op Christus. Bent u gedompeld in rouw en smart? Weet toch: Hij slaat niet zonder bewogenheid. Meer dan mensen troosten kunnen, wil Hij troosten met Zijn genadige nabijheid. Hij is bewogen over alle leed en verdriet, alle ellende waarin wij mensen ons zelf hebben gebracht. Hij is er zó bewogen onder geweest, dat Hij Zelf de oorzaak gedragen heeft op het vloekhout der schande. Hij leed niet alleen onder de gevolgen van de zonde, maar onder de zonde zelf. Voor het diepste van uw smart, uw droefheid naar God vindt u bij Hem een bewogen hart, een zo bewogen hart, dat Hij zich liet doden op het kruis. Nooit kunnen we te grote gedachten hebben over de ontferming van Christus. U zit misschien in een geestelijk weduwschap terneer, als eenmaal Israël in de ballingschap. U bent God kwijt geraakt en u kunt alleen maar belijden: Eigen schuld. Maar voelt ge niet de stralende warmte van Zijn liefde? Die gloed straalt toch uit de bediening van Zijn evangelie. Hoor maar: Gij zult de smaad uws weduwschaps niet meer gedenken, want Uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam.

Deze innerlijke ontferming van Christus is niet incidenteel, niet zo maar een keer. Ze kenmerkt heel Zijn gang over de aarde. Ze kenmerkt heel Zijn bediening op de aarde toen, en in de hemel nu. Barmhartig ert genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid.

Christus' macht over de dood

Vol liefde komt zo Christus op de vrouw toe en zegt tegen haar: Ween niet. Wat moeten de omstanders zich over dat woord hebben verbaasd. Ja, misschien is er wel een geweest die zich er aan geërgerd heeft. Immers is dat een zeggen tegen zo'n vrouw.

Je moet zo iets maar meegemaakt hebben en dan nog te horen krijgen: Ween niet. Beseft Hij dan niet, hoe erg ze er aan toe is? Heeft Hij dan geen hart? Nu, dat heeft Hij en juist daarom zegt Hij: Ween niet. Hij kan dat zeggen, Hij mag dat zeggen. Uit de mond van een mens zou zo'n woord hard en medogenloos klinken. Uit Zijn mond niet. Zie maar, hoe Hij dan direct op de baar afgaat, en die aanraakt, hoor hoe Zijn machtswoord klinkt: Jongeling, Ik zeg u, sta op! En zie dan hoe de dode overeind gaat zitten en door Jezus aan zijn moeder gegeven wordt.

Wat een heerlijke machtsopenbaring. Ja, Christus heeft zelfs macht over de dood. De koning der verschrikking moet buigen voor de Koning van genade, juist dit, dat Hij een Koning van genade is, geeft Hem die macht over de dood. Door de zonde is immers de dood in de wereld gekomen. De dood heeft haar macht, ja haar recht op ieder leven gekregen, toen Adam viel. Ten dage, dat gij daarvan eet zult gij de dood sterven. En die dood moet gestorven Worden, want er is gegeten. Sindsdien heerst de dood met al haar grimmigheid en verschrikking. Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Wat kan ons dat naar de keel vliegen, die dood met zijn verschrikkelijk daarna. En er is geen ontsnapping mogelijk, want zonde blijft zonde en schuld, schuld, hoe ik het ook keer of wend in mijn leven. Wat rijk dan, dat we Christus hier gepredikt zien als Vorst des levens, die de dood verbreekt. Hij is het vlees en bloed deelachtig geworden, opdat Hij door de dood te niet zou doen, degene die het geweld des doods had. Door Zijn zoen-en kruisverdienste heeft Hij de schuld betaald, die betaald moest worden en zo de dood haar recht ontnomen, en haar macht. Daarvan geeft Hij hier heerlijk blijk. En het is tegelijkertijd belofte van Zijn komend koninkrijk waarvan gelden mag: En de dood zal niet meer zijn. Totdat die dag aanlicht, worden nu nog doden gelegd in de groeve der vertering. En toch ook nu al straalt het licht van Christus' overwinning over de dodenakker. De prikkel van de dood is weggedaan. Ze is verslonden tot overwinning. Het graf mocht kleedkamer worden voor de eeuwige heerlijkheid.

Ach, zucht u, kon ik dat nu maar geloven. Ik draag echter niet .alleen de dood in mijn lichaam om, maar ook in mijn hart. En toch, zelfs daar is doen aan. Christus is de Opstanding en het Leven.

Letten we ook nog op de manier waarop Christus deze dode tot leven wekt. Hij raakte de baar aan. Hij kan en mag dat doen! Normaal zou Hem dat verontreinigd hebben. Maar Hij heeft Zich van eeuwigheid al laten verontreinigen. Hij is tot zonde geworden. Zo heeft Hij reinheid verworven en die reinheid straalt van Hem uit in alles wat Hij aanraakt. Zo kan Hij zelfs een dodenbaar aanraken.

Daarna spreekt Hij Zijn machtwoord: Ik zeg u sta op. Dat Woord deed Levi volgen. Dat Woord doet deze dode overeind zitten. Het is een scheppend Woord. Nooit kunnen wij genoeg doordrongen zijn van de macht van Christus' Woord. Door het Woord Gods zijn de hemelen en de aarde geschapen. Datzelfde Woord wekt doden tot leven, ja geestelijk doden. Want de Geest zweeft boven de wateren. Wie dan ook de dood in zijn hart en leven omdraagt, laat hij zich biddend wenden tot het Woord van deze Koning.

Tenslotte vat Jezus de jongen bij de hand en geeft Hem aan Zijn moeder. Daar is nu alles om begonnen. Het is niet maar een staaltje van Zijn kunnen, dat Hij hier weggeeft. Zijn innig en diep medelijden met deze vrouw heeft Hem de jongeling op doen wekken. Daarom geeft Hij hem aan zijn moeder. Hij houdt hem niet voor Zichzelf om hem in Zijn discipelenstoet mee te voeren als een blijvend bewijs van Zijn macht. De Heere Jezus is er helemaal op uit om die arme weduwe te helpen en te troosten, daaraan is Zijn macht dienstbaar. Ja, zo is Hij nu, Christus. Het heerlijkst zien we dat op Golgotha. Zie maar hoe Hij daar Zijn macht volkomen in dienst stelt van Zijn priesterlijke liefde. Hij had macht Zijn leven af te leggen, te geven in de dood. Die macht gebruikte Hij om een zondig en verloren volk los te kopen uit de macht van de duivel, de hel en het graf. En wat Hij door de openbaring van die liefdemacht verworven heeft, houdt Hij ook niet voor Zichzelf, evenmin als hier die jongeling. Hij deelt het uit, aan armen en ellendigen. Zoals Hij hier dit leven weggeeft aan een bedroefde vrouw, zo geeft Hij nu Zijn leven aan hen die de dood omdragen in het eigen hart.

We lezen van de vrouw verder niet. Maar wat zal het haar wonderlijk te moede zijn geweest. Alles was in één ogenblik zo anders geworden. Het moet haar geweest zijn, alsof ze een nieuw leven mocht beginnen. Zo is het met een ieder, die van Christus het leven ontvangt. Dat is opstaan tot een nieuw en godzalig leven, om daarin te wandelen.

Christus' eer van mensen

Intussen, de schare staat versteld. Ze vrezen en beven. Dat is te verstaan. Het moest ons maar eens overkomen, dat een begrafenis zo zou aflopen. De kranten zouden er vol van staan. Mensen staan machteloos in het aangezicht van de dood. De HEERE niet, de HEERE nooit. De schare verheerlijkt de HEERE er dan ook in. Een groot Profeet is onder ons opgestaan en God heeft Zijn volk bezocht. God heeft naar Zijn volk omgezien, zeggen ze, zoals Zacharias dat ook zong bij de geboorte van Johannes. Ze beseffen terdege, dat hier Gods hand heeft gewerkt. Jezus moet een grote Profeet Gods zijn.

Zo op het eerste gezicht lijkt het nogal geweldig, wat die schare hier zegt. De Heere Jezus zal er toch zeker wel blij mee geweest zijn. We vragen ons dat echter af. Stonden ze niet veel meer versteld van Zijn macht dan van Zijn liefde? Letten ze niet veel meer op het wonder en het spectaculaire daarvan, dan op Hem? En wat moest Hij denken van dat „Profeet"-zijn. Dachten ze dan aan Elia? Die had ook eens aan een weduwe haar zoon terug mogen geven of aan Elisa, die in Sunem dat ook mocht doen aan een vrouw en moeder. Maar beseften ze dan het grote verschil niet? Elia en Elisa hadden moeten bidden en smeken om het leven van die jonge mannen. Christus echter mocht beschikken over leven en dood, als de Zoon van God. Hij was niet een profeet, maar dé Profeet. De eer van deze mensen blijft op de helft steken. En onze eer? Wellicht zijn we ook onder de indruk geraakt van Zijn wondermacht, toen we genezen werden van een dodelijke ziekte, maar gaat het ons nu ook om Hem. Ondanks hun huldebetoon nu, zullen de scharen Hem straks verlaten, ja, aan het kruis schreeuwen. Niet een ieder, die zegt Heere, Heere, maar die doet de wil van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Laten we ons zelf dan maar nauw onderzoeken om Hem over te houden. Die de Koning van het Leven is en de Koning van genade.

Nooddruftigen zal Hij verschonen; Aan armen, uit gena, Zijn hulpe ter verlossing tonen; Hij slaat hun zielen ga. Als hen geweld en hst bestrijden, Al gaat het nog zo hoog; Hun bloed, hun tranen en hun lijden Zijn dierbaar in Zijn oog.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Christus’ onbegrensde macht in dienst van Zijn liefde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's