Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Blijdschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Blijdschap

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Verblijdt u te allen tijd". 1 Thess. 5 : 16.

Wat een woord is dat. „Verblijdt u te allen tijd". Ik heb de indruk dat wij over zulke teksten maar snel heenlezen. En een predikant die over zo'n tekst durft preken toch op z'n zachtst gesproken onder de oppervlakkigen zullen rekenen. De blijdschap des geloofs is heel vaak afwezig. En komt iemand op voor de rechtmatigheid van de blijdschap des geloofs, dan vinden velen dat toch maar niets of verdacht.

Toch, wie thuis is in de Schriften van Oud en Nieuw Testament, die weet dat daar de blijdschap en de vreugde in het dienen van de Heere veelvuldig voorkomt. Israël heeft onder grote blijdschap haar God gediend. Zeker, daar waren de dagen en soms weken van verootmoediging voor de Heere. Ik denk in dit verband aan wat we lezen in Nehemia 9. Ezra heeft het wetboek gelezen. Dan weent het volk. Maar Ezra roept dan op tot vreugde in de Heere. „Zo bedroeft u niet, want de Blijdschap des HEE-REN, die is uw sterkte", (Neh. 8 : 11). En dan volgt in Nehemia 9 een vasten-en bededag. Waarmee ik maar wil zeggen dat de verootmoediging en de vreugde in de Heere kort op elkaar volgden. Niet het ene alleen en het andere niet. Niet alleen maar verootmoediging en droefheid over de zonden van

EEN PASTORALE BRIEF

het verleden en het heden. Maar ook de vreugde, de blijdschap in de Heere. En dan niet zo dat die blijdschap des HEEREN er weieens bij mag zijn, dat we soms weieens iets van blijdschap mogen kennen. Nee, de blijdschap is een wezenlijk deel van het waarachtige dienen van de Heere. Het dienen van de Heere op aarde is als een spiegelbeeld van het dienen van de Heere straks in de hemel. Zal het straks wezen: eeuwige vreugde zal uw deel zijn. Hier is het dan toch al het beginsel van die eeuwige vreugde, die in het hart gesmaakt wordt.

Ook het Nieuwe Testament laat voortdurend uitkomen dat blijdschap en vreugde in de dienst des Heeren wezenlijk is en niet maar bijkomstig. Bij het raadplegen van een concordantie op het woord „zich verblijden", „blijdschap", ontdekt u wel w T elk een grote "plaats de blijdschap des geloofs in het Nieuwe Testament inneemt. Ons tekstwoord is dan ook helemaal geen vreemd element in de Schrift. Paulus heeft in verschillende brieven zijn lezers vermaand tot blijdschap in de Heere. „Verblijdt u in de Heere te allen tijd; wederom zeg ik: erblijdt u" (Fil. 4:4). „Voorts, mijn broeders, verblijdt u in de Heere" (Fil. 3 : la). „Verblijdt u in de hoop" (Rom. 12 : 12). „Als droevig zijnde, doch altijd blijde" (2 Cor. 6 : 10). „Voorts, broeders, zijt blijde" (2 Cor. 13 : 11). En Paulus mag van zichzelf getuigen „ik ben zeer overvloedig van blijdschap in al onze verdrukking" (2 Cor. 7:4).

In de verdrukking, in droefheid toch blijdschap. Daar ligt een geheim achter. Want wij verbinden blijdschap altijd aan wat onze ogen kunnen zien of aan wat ons gevoel ervaart. We zijn dan pas blij als we voor ogen zien en in ons gevoelsleven ervaren wat onze blijdschap oproept. Maar die vorm van blijdschap bedoelt de apostel niet. Het is droevig zijn en toch blij. Droevig over verdrukking, droevig over inwonend bederf, droevig over de onvolkomenheid van ons dienen van de Heere hier en nu en toch blijdschap. Bedoeld is dan ook de blijdschap des geloofs. 't Woord voor „blijdschap" hangt in de oorspronkelijke taal nauw samen met het woord voor „genade". De blijdschap hier bedoeld vloeit ook voort uit Gods genade. Het kennen van Gods genade, het delen in Gods genade, dat is de grond van deze blijdschap. Daar heeft ze haar voedingsbodem. God ziet in gunst en niet in toorne neer. Gods genade voor een ter dood veroordeelde, dat geeft blijdschap mateloos diep en vol. Hoe is het mogelijk. Ik, aardworm en verdoemelijk zondaar, mag delen in Gods vergevende genade. Wie zou dan niet van vreugde opspringen?

Daarmee is tegelijk gezegd dat de bijbelse blijdschap des geloofs niets te maken heeft met die opgeklopte zogeheten blijdschap, omdat die elke verworteling mist in de schuldvergevende genade Gods in Christus. De blijdschap waartoe Paulus de Thessalonicensen hier oproept wil herinneren aan Gods genadedaad in hun leven. En we denken aan wat hij de Filippenzen toevoegt: Verblijdt u in de Heere. Niet: verblijdt u in uzelf of in wat u ziet of voelt. Nee, verblijdt u in de Heere. Onze gevoelens zijn een baar der zee gelijk. Dan zitten we hoog in de boom. Dan diep aan de grond. Als de blijdschap des geloofs daarvan afhankelijk was, was ze meestal afwezig. En omdat wij ze daarvan veelal laten afhangen is de blijdschap des geloofs onder ons meestal afwezig of wordt ze verdacht gemaakt. De Schrift laat ons zien waar de ware blijdschap haar grond heeft: in de Heere. Hij is immers altoos Dezelfde. Gisteren en heden en tot in eeuwigheid. Daarom: verblijdt u in die Heere. Zo tenminste Hij uw Heere door genade geworden is. Anders hebben we inderdaad geen reden tot blijdschap. Dat moeten we er wel bij zeggen. De hoop der rechtvaardigen is blijdschap. Maar de verwachting der goddelozen zal vergaan. De ware blijdschap komt voort uit de geloofsgemeenschap met de Heere. Verblijdt u steeds in God. Waar deze God ons deel is geworden en „ons zalig lot", daar mag blijdschap zijn in Hem. „Wij hebben dus in deze woorden een kostelijk geneesmiddel tegen alle vertwijfeling, tegen zwaarmoedigheid, ergernis en de in onze harten zo spoedig opklimmende verbittering en boosheid" (Kohlbrugge).

Verblijdt u te allen tijd

Wat 'n aanklagend woord voor hen die de Heere vrezen mogen. Want is niet vaak inderdaad vertwijfeling, zwaartillendheid en zwaarmoedigheid het dat ons hart inneemt? Waar is de blijdschap in de Heere? Waar is de vreugde in God? Ja, als het gaat zoals wij willen. Als geen wolken de zon bedekken, dan kan er wel een lach af. Maar verder? Mopperend en murmurerend gaan we vaak onze weg. De wereld dient de satan met veel lol en pret. Maar Gods volk dient haar Heere zo menigmaal met een gebogen hoofd en een bedroefd hart. Is Hij dan zo'n harde Meester en zo'n strenge Heere? Geeft Zijn dienst dan zo weinig reden tot blijdschap en zo veel oorzaak tot zuchten en geween? Zorgt de Heere dan zo slecht voor Zijn volk? Jamaar, zegt er een, mijn zonde, mijn ongerechtigheid. Die dagelijkse afmakingen en tekorten. Zeker, daar kent het herboren hart smart over. Dat geeft zo'n verdriet, dat we de Heere niet dienen en vrezen naar het behoort. En toch schrijft Paulus hier: Verblijdt u te allen tijd. Eigenlijk staat het er zo: Te allen tijd, verblijdt u! Dus ook in de tijd dat zondesmart u terneer drukt en dat wegen van druk en kruis uw ziel terneer slaan. Te allen tijd, verblijdt u!

Is dit niet een woord om satan te bestrijden? Een woord om de machten van ongeloof en kleingeloof te lijf te gaan? Gods Kerk leeft onder het Goddelijk bevel: erblijdt u te allen tijd! Ook in de tijd dat de wereld zou zeggen: ie heeft geen reden tot blijdschap. Ja, droevig en toch blijde. Immers, juist dan wordt het woord uit Nehemia 8 waar: e blijdschap des Heeren zal uw sterkte zijn. De kracht tot leven wordt geput uit de blijdschap die we in de Heere mogen hebben, Zo heeft ook Christus dat Zijn Kerk voorgeleefd. Hij Die de Man van smarten is geweest. Hoe heeft Hij Zijn lijdensgang kunnen volbrengen? Hij heeft het kruis verdragen en de schande veracht, omdat Hij zag op de vreugde die Hem was voorgesteld. Die voorgestelde vreugde gold voor Hem als een gewis onderpand dat Hem straks, na volbrachte arbeid, de eeuwige vreugde weer ten deel zou vallen. En daarom sprak Christus vlak voor de ingang van Zijn lijden tot Zijn discipelen: Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u blijve en uw blijdschap vervuld worde" (Joh. 15 : 11).

Wanneer heeft Jezus dit tot Zijn discipelen gezegd? Juist toen hun harten overliepen van droefheid vanwege het naderende afscheid. Juist toen bestreed Hij die droefheid door hen te spreken van de blijdschap. Ze mochten zich niet door die droefheid zo laten meeslepen dat ze daardoor onbekwaam zouden zijn voor hun werk. Juist de gang van Christus in lijden en dood zou hun blijdschap tot vervulling, tot voltooiing brengen. Daar ligt de grond van de ware blijdschap: n Christus' volkomen offerande, in Zijn zelfovergave, in Zijn Zichzelf overgevende liefde tot in de dood. U die door de Geest der toeëigening deel ontvangen hebt aan dat verzoenende werk van uw Zaligmaker, verblijdt u te allen tijd. Want daar is alle reden toe aan Gods kant. En daar heeft uw Borg en Zaligmaker ook alle recht op. Te allen tijd. In dagen van voorspoed. Maar ook in dagen van tegenspoed. In blijde dagen, maar niet minder in droeve dagen. Verblijdt u te allen tijd. Wat doen we de Heere tekort, vindt u niet? Kniezend en terneergebogen gaan we menigmaal over de aarde. We doen net als de vrouwen op weg naar het graf. Ze wilden een dode Jezus gaan dienen met hun specerijen. Zo is het nog menigmaal. We sluiten de ramen van ons huis en ons hart. We hangen er donkere kleden voor. Immers, Hij is dood. En wij zitten ermee. Voelt u, lezer? Ziet u waar de oorzaak ligt van het gebrek aan blijdschap des geloofs? We zien op de omstandigheden. We geven voet aan boze vermoedens. We geven ruimte aan valse ingevingen. Maar hoort: e Heere leeft. Hij is hier niet. Niet in onze boze beschouwingen of loze beschuldigingen. Hij is daar waar Hij gezegd en beloofd heeft te zijn. Hij leeft en geeft Zijn volk het leven. Daarom: erblijdt u in de Heere, en dat te allen tijd. Dat kunt u niet maken, zegt u? Dat is waar. Het is de tweede vrucht van de Geest die Paulus in Galaten 5 : 22 opsomt. „De vrucht des Geestes is liefde, blijdschap..." Maar die Geest geeft het dan ook. Meest door het Woord. We leren ons in voor-en tegenspoed verheugen in het Woord van Hem die niet liegen kan.

Tenslotte, het gebrek aan blijdschap des geloofs onder ons heeft te maken met het gebrek aan zekerheid des geloofs. En dat hangt weer hiermee samen dat wij zo vaak geloof en gevoel verwisselen. Bij blijdschap en zekerheid denken we meer aan het gevoelsmatige, dan aan het leven door het geloof. Het ware geloof echter hangt aan Gods Woord. En dat Woord is altijd vast en altijd betrouwbaar. Waar dat geloof beoefend wordt, daar groeit ook zekerheid en daarmee gepaard gaat ook blijdschap. Het is zo nodig dat onder ons de tucht van het Woord meer

zou functioneren. Dat we ons meer zouden laten leiden door het spreken Gods in het Woord, dan door wat „men" onder ons denkt en zegt of door wat onder ons tot een bepaald gebruik is geworden. Het gebrek aan blijdschap des geloofs is niet weg te moffelen met een verwijzing naar het donker zijn van onze tijd of naar het afwezig zijn van Gods Geest. De Heere is niet veranderd. Maar wij zijn van Hem afgeweken en wij zetten zo menigmaal Zijn Woord naar onze hand en trant.

Laat ik eindigen met enkele woorden van W. a Brakel te citeren uit de Redelijke Godsdienst die een hoofdstukje schrijft over „de geestelijke blijdschap". Eén van de tegenwerpingen tegen het appèl tot geestelijke blijdschap dat Brakel richt tot de ware gelovigen, luidt: „Een ander zal zeggen: men moet immers treuren. God gebiedt het en belooft bij zulken te wonen. Antwoord: God woont bij de treurigen, maar om hen te troosten, zodat het einde van het treuren is verblijd te worden. Treuren en droefgeestig en zwaarmoedig ommegaan verschilt zeer veel. Aan de treurige vernedering, aan het zoeken van genade met tranen heeft de Heere behagen, als men werkzaam is om door het geloof zich op te richten; maar droefgeestigheid is God en mensen onaangenaam; daarom treurt bij tijd en wijle, maar vliedt de bestendige droefgeestigheid en gewent u tot blijmoedigheid".

Brakel geeft dan deze raad: efent gedurig het geloof in Christus, beschouwt de waarheden van voldoening, van de weg Gods de mens tot zaligheid leidende, verlaat u op Jezus, leunt op Hem en het Hem zo toevertrouwende, zonder zien, zonder gevoelen, dat is de weg tot blijdschap (1 Petrus 1:1). Houdt aan in het lezen, merkt het Woord aan, gelijk het is als Gods Woord, als op die tijd tot u sprekende, zoekt naar beloften houdt ze voor onverbrekelijk en die alzo op de ziel passende, dat verblijdt. Bidt veel en gewent u aan de Heere al biddende, al samen sprekende, al vragende en uw gebrek en begeerte voorstellende en speciaal de begeerte tot blijmoedigheid. Begeeft u veel tot heilige meditatiën en overdenkingen van wie en wat gij zijt, etc. De God der blijdschap onzer verheuging verblijde u. Amen".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Blijdschap

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's