Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geklank des Konings

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geklank des Konings

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent: HEERE! Zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uwen naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden. Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte, en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden. Ps. 89 : 16 — 18.

Het geklank des Konings

„Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent, o HEERE, zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen." Zo luidt dan vers 16. De uitdrukking: Welgelukzalig het volk, dat het geklank kent" wordt doorgaans in verband gebracht met Numeri 10 : 10. Daar lezen wij: Desgelijks ten dage uwer vrolijkheid en in uw gezette hoogtijden, en in het begin uwer maanden, zult gij ook met de trompetten blazen over uwe brandofferen en over uwe dankofferen, en zij zullen u ter gedachtenis zijn voor het aangezicht uws Gods: k ben de HEERE uw God." Dat is dus het gebruik van de zilveren trompetten, om het volk op te roepen naar de tempel, en dat dan ten dage van Israëls vrolijkheid en in zijn gezette hoogtijden. Dat ziet dus op Israëls grote feesten, die het grondpatroon vormen van de Nieuw-Testamentische feesten, en die dus alle heilshistorische betekenis hebben.

Zij zien op Christus' lijden, op Zijn sterven, op Zijn opstanding. Er wordt ook gesproken over brandofferen en dankofferen. Die zien dus duidelijk op Christus' offer. Hoewel Zijn lijden en sterven eerder weemoed en ootmoed vragen dan vrolijkheid, zo is toch Christus' lijden, sterven en opstanding de grote oorzaak van des volks blijdschap in de Heere geworden en ook de stof voor vrolijkheid in de God des heils.

Even duidelijk is de verwijzing naar Numeri 23 : 21, waar Bileam over Israël profeteert, dat het geklank des Konings bij Israël zal zijn. En dit woord van Bileam is toch niet anders dan Messiaans te verstaan. Wij moeten hier aan Christus denken. En dan aan Christus in Zijn grote hoofdwerk: ijn verzoenend werk, Zijn brandofferend werk. Dat noemt de HEERE de gezette hoogtij. Dat noemt de HEERE voor de kerk de dag - "der vrolijkheid. O, het is waar: e Lijaenstijd en de Goede Vrijdag zijn voor ons meer dagen van verootmoediging, dagen van stil en eerbiedig en boetvaardig het lijden en sterven van de Heere Jezus gedenken. Maaide kerk heeft die vrijdag de Goede Vrijdag genoemd. En de HEERE Zelf spreekt hier in Numeri 10 : 10 van de dag der vrolijkheid. En de kerk zingt: Laat ons verheugd, van zorg ontslagen. Hem roemen, die ons blijdschap geeft." Als iemands schuld verzoend is en de straf is kwijtgescholden, dan is er stof tot vreugde.

Welnu, hier is het koninkrijk gesticht en de poort tot dit koninkrijk der hemelen is Golgotha. En nu Christus Koning geworden is, is „het is volbracht" het geklank des Konings. Daar gaan de zilveren trompetten omhoog en door het donker van Golgotha klinkt de blijmare des heils, klinkt de roem der verlossing.

En welgelukzalig nu het volk, dat het geklank kent. Dat verstaat: „Hij is Sions Koning!" Dat verstaat: „Dit is de dag van Zijn kroning. Dit is de dag van des Konings glorie." Hier is nu Zijn volk gekocht, gered, geheiligd. Dit is het zalig volk, over wie de zilveren trompetten het Jubeljaar hebben ingeluid. Dit volk is driewerf zalig: Gelukkig, gelukkig, gelukkig. Vol, vol, vol — dat is: volzalig.

Deze mensen nu zullen wandelen in het licht Zijns aanschijns. Neen, dat staat er niet. Uws aanschijns. Dit wordt alleen in de persoonlijke ontmoeting met die Koning geleerd. Dat wordt nooit in het afzijdige geleerd: Hij — Hem. Maar wel in het mijnende van het geloof: Gij — mij. Dan ontstaat er die persoonlijke betrekking: Hij is de mijne en ik ben de Zijne. Dat wordt voor Zijn aangezicht geleerd: Heere, droegt Gij mijn schuld, dan moet Gij de mijne zijn en ik de Uwe. Dan gaat het licht des Evangelies van Zijn aangezicht ons bestralen. Dan wordt het Evangelie zo'n ware, zo'n persoonlijke zaak. Dan leert een mens te wandelen in het licht van Zijn aanschijn, in het licht van Zijn Evangelie, in het licht van Zijn Woord. Wandelen: gestadig. Wat worden dan de zilveren trompetten van de hoogdagen der kerk ons dierbaar. W T at worden de Sabbatdagen ons dan dierbaar. Wat wordt de Evangeliedienst der kerk ons dan dierbaar. „Als de zilveren trompetten slaan!-!" Dat is het Jubeljaar der kerk!!

Verheugd in Zijn naam

„Zij zullen zich de ganse dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden." Het aangezicht van de Heere Jezus straalt nergens zoveel licht uit, als op Golgotha. Daar straalt de borgtocht van Christus uit. Geen wonder, dat de kerk, het volk van Koning Jezus, wandelt bij dat licht. Dat is een belofte Gods over de Messias: „Zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen." En daarom zal dit geschieden ook. Alle beloften, die God aan Zijn volk doet, zijn alle in Christus Jezus ja en amen, Gode tot heerlijkheid. De volle vervulling van alle beloften is altijd in Christus. Daarom wandelen zij bij Zijn licht, wandelen in grote vrede en in grote rust. In Christus' verzoenend lijden en sterven ligt zo de rust voor het volk, daarin ligt de vrede voor de kerk: grote rust, grote vrede.

Daarvan spreekt ook onze tekst, „dat zij de ganse dag zich verheugen zullen in Zijn naam". In Zijn naam ligt heel de leer der zaligheid. In Zijn naam ligt heel het Woord Gods verklaard: „In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God." In hetzelve was het licht en het licht was het leven der mensen. In Christus vindt men alles. Daar mag de kerk zich ook in verheugen. De ganse dag. Dat is in heel hun leven. Dat is vreugde in voorspoed. Dat is vreugde in tegenspoed. Dat is vreugde in nood en dood. De ganse dag in Uw naam. Zo kan een christen leven in diepe vreugde in Christus. De ganse dag! Als het er niet stond in Gods eigen Woord, zou ik het niet durven naschrijven. Nu het er zo staat, durf ik niet nalaten zo te schrijven. Dat zit hem in die Naam, die Naam, zo heilig, groot en goed. Die is de bron van vreugde, voor de meest ellendige zondaar.

Wilt ge een voorbeeld? Wat heeft de moordenaar aan het kruis, na de toezegging van de Heere Jezus, na Zijn blik op de Heere Jezus, nog geklaagd? Al den dag verheugen in Zijn naam.

Er staat niet te veel! Geen woord te veel! Hier is ook geen woord mis. Toen Ebenezer Erskine stierf zeide hij: „Als mijn ziel het lichaam verlaat, gaat zij zo natuurlijk naar Jezus, als een vogel naar zijn nest en als een steen naar de grond." En in zijn leven zeide deze waardige christen: „Er is niets en niemand, die iets voor mij doen kan, dan God alleen. Ik moet God hebben of ik heb niets." „Ik neem Gods Woord, dat tot mijn ziel spreekt, aan, want dat is de beste zekerheid, die ik hebben kan."

Welnu, daar hebt u het zich de ganse dag verheugen in Zijn naam. En door Christus' gerechtigheid worden zij verhoogd. Zij worden verhoogd uit de diepe kuil der zonde. Zij worden verhoogd uit de wereld, die zij leren verlaten. Zij worden verhoogd uit het donkere rijk van satan, om te komen uit die duisternis in het wonderbare licht Gods. En zij worden verhoogd in dit leven, door die gerechtigheid van Christus, om in Zijn kerk een plaats te mogen innemen. Gelooft mij vrij, dat de laagste plaats in Gods Koninkrijk hoger is dan de hoogste in de wereld. Daarmee zijn kronen en tronen niet te vergelijken. En dat, omdat de gerechtigheid van Christus steekt achter elke verhoging, die Gods volk ontvangt in dit leven en ook eens in het sterven.

Dit is de dag, de roem der dagen, Die Isrels God geheiligd heeft! Laat ons verheugd, van zorg ontslagen, Hem roemen, die ons blijdschap geeft! Och HEER', geef thans Uw zegeningen; Och HEER', geef heil op deze dag; Och, dat men-op deez' eerstelingen Een rijke oogst van voorspoed zag!

Gij zijt mijn God, U zal ik loven, Verhogen Uwe majesteit. Mijn God, niets gaat Uw roem te boven, U prijs ik tot in eeuwigheid. Laat ieder 's HEEREN goedheid loven; Want goed is d' Oppermajesteit! Zijn goedheid gaat het al te boven; Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!

Verhoogd door Zijn welbehagen

Door Uw gerechtigheid verhoogd, dat is dus verhoogd door de borggerechtigheid van Christus, door die aangebrachte gerechtigheid. Een mens, een zondig mens heeft geen gerechtigheid, heeft dan ook geen recht, dan alleen een genaderecht. En dat genaderecht alleen verhoogt een volk. Dit is namelijk een volmaakte gerechtigheid. Daar zit geen zonde in, daar zit geen opstand in, niet tegen God, niet tegen de mensen.

„Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte." Christus heeft geklaagd: „Ik ben zeer zwak." Die zwakte bleek in Gethsémané, in dat bloedig zweet, in dat worstelend bidden: „Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede." Ziet, daar legt Christus al Zijn willen af voor Gods wil. Dat is volkomen zwakheid, dat is volkomen overgave. Dit zien wij ook aan het kruis, als Zijn handen en voeten doorboord zijn, als de lasteringen Hem snijden door de ziel: als Hij Zijn leven aflegt, als Zijn klederen verdeeld en verdobbeld worden. Dan legt Hij Zijn leven af. En hier ontstaat de grondwet van het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der hemelen: „Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen, maar wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om des Evangelies wil, die zal het behouden." Welnu, daar hebt u de sterkte van de kerk, de sterkte van Gods volk: het kruis.

Christus is de kracht der kerk, de kracht van hunne kracht. In Hem is hun sterkte en in Elem is hun heerlijkheid. Verbindt ze maar aan elkander: de heerlijkheid hunner sterkte, de sterkte hunner heerlijkheid. Kruiselings! In Hem is de kracht van het volk, de kracht van hunne kracht. Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. En daar roemt de kerk in haar zwakheden. Christus is de heerlijkheid van de kerk, Hij alleen. In Hem is haar schoonheid, in Hem is haar heerschappij en haar heerlijkheid. Uit Hem komt een volk voort, dat een koninklijk priesterdom vormt, dat heerschappij bekomt door dienst, door offer.

Zo nu wordt de hoorn des volks, de hoorn van het volk van God, verhoogd. Namelijk door Zijn welbehagen. Gods welbehagen ligt in Christus. Bij Zijn komst op aarde zongen de engelen van dat welbehagen. Aan de ingang van Jezus' lijden sprak de Vader: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelke Ik al Mijn welbehagen heb: hoort Hem!" Welnu dan, hier is dat welbehagen, in Christus' kruisdood. In Christus wordt dan ook dat eeuwig welbehagen uw laatste en enige grond. Dus dan ook de verhoging van onze hoorn.

En de hoorn is het symbool van macht, van eer, van verhoging, van duurzaamheid. Gods volk zal door Christus' welbehagen, door Gods welbehagen in Christus, als met verheven hoorn, de macht des HEEREN hebben in de wereld, tegen de zonde, tegen de satan. En dat zal haar eer zijn, dat het volk in Hem, in Christus meer dan overwinnaar zal zijn! Daarom zal het volk Gods zeer verhoogd worden. Met Christus zal het heersen, zitten in Zijn troon. Zij zullen als koningen heersen. En door dit geloof in LIem standvastig zijn, een duurzaamheid hebben tot in eeuwigheid.

W.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het geklank des Konings

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's