De Held en Zijn wederpartijders
De vijand zal hem niet dringen en de zoon der ongerechtigheid zal hem niet onderdrukken. Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht en die hem haten zal Ik plagen. En Mijn getrouwheid en Mijn goedertierenheid zullen met hem zijn en zijn hoorn zal in Mijn naam verhoogd worden. Psalm 89 : 23 - 25.
Mislukte vijandschap
David heeft vijanden gehad - al zijn leven. Davids grote Zoon, de Heere Jezus, heeft vijanden gehad, al Zijn leven. Dat kon ook niet anders, want de onheiligheid verdraagt de heiligheid niet. Dat kan ook niet anders, want de HEERE heeft reeds in het Paradijs voorzegd: Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad, datzelve zal u de kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen"(Gen. 3 : 15).
Sedert dien is er dus 'n eeuwige tegenstelling tussen het slangenzaad en het vrouwenzaad, tussen de wereld en de kerk. Deze verbroederen zich nooit, en zij zullen zich ook nooit laten verbroederen. Wat men ook probere. De kerk is niet van de wereld en de wereld is niet van de kerk. Al is de wereld wel in de kerk, helaas, en al is de kerk wel in de wereld. Zij zijn wezensvreemd. Zij staan tegenover elkander.
David heeft vijanden gehad, hij was thuis vreemd aan de zonen zijner moeder, van zijn broederen laag geacht. Aan het hof van Saul had David Jonathan mee, die hem liefhad en hem zijn troon en het koningsschap gunde, maar Saul heeft hij lang tegengehad. David had de Filistijnen tot vijanden. Tenslotte zelfs zijn eigen zoon Absalom. Dus al zijn leven. Ook Davids Zoon, de Heere Jezus, had vijanden, van Zijn kribbe tot Zijn kruis. Herodes' geslacht, de Farizeën, de Sadduceën, een deel van het volk. Bijzonder de duivel was zeer vergrimd tegen David en bijzonder tegen de Christus. Geen wonder. Hier stonden het Vrouwenzaad en het slangenzaad voluit tegen elkander. Tegen Christus stonden niet alleen de satan en de wereld, maar vooral ook de zonde en de zondaren. Zo kunnen wij begrijpen, dat de vijand Christus zou zoeken te dringen en dat de zoon der ongerechtigheid Hem zou zoeken te onderdrukken.
Voor het dringen staat in het Hebreeuws een woord, dat wil zeggen het dringen van een schuldeiser, die dagelijks een schuldenaar tot betaling perst. Zo is Christus gedrongen tot betaling van de schuld, die zondaren op de Borg hadden afgewend. Hoe is Christus geperst tot betaling van de schuld Zijns volks. En hoe klaagt de Borg: „Wat Ik niet geroofd heb, moet Ik alsdan wedergeven." En „hoe word Ik geperst totdat het alles volbracht is". Men kan het ook meer algemeen opvatten, dat de vijanden Hem in uiterste engten gedreven hebben. Zoals de berijming van Psalm 89 het zegt. Hoe heeft men Hem in de engte gedreven, ettelijke malen tijdens Zijn leven: toen Hij de synagoge van Nazareth verliet na Zijn eerste preek, om Hem van de steilte te werpen. Hoe heeft men Hem herhaaldelijk willen stenigen, zelfs wel in de tempel. Nu is dat nogal wat, als men in de gewijde tempelruimte iemand wil stenigen. Waar haalt men op de tempelpleinen de stenen vandaan? Herhaaldelijk heeft men gepoogd Hem te doden. En dan eindelijk als men Hem gevangen heeft en gebonden, om Hem weg te voeren: Hoe heeft men Hem in de engten gedreven, toen de verhoren mislukten, het één na het ander. Hoe heeft men Hem in de engten gedreven in de verhoren, toen de getuigenissen niet overeen kwamen.
En alles mislukte. De vijand zal Hem niet dringen, zal Hem niet in de uiterste engten dringen.
Alles mislukt —• in Nazareths synagoge, op de heilige tempelpleinen, in Gethsémané, zelfs op Gabbatha — alles mislukt. De vijand zal Hem niet dringen, zal Hem niet in uiterste engten dringen.
De zoon der ongerechtigheid zal Hem niet onderdrukken. Hoe wonderbaar is dit alles toch vervuld. Hier wordt voorzegd, dat Judas niet slagen zal Hem te onderdrukken. Hier wordt de man Judas genoemd „de zoon der ongerechtigheid". Het Nieuwe Testament noemt hem „de zoon des verderfs". Het wil zeggen een booswicht, iemand die zich geheel aan de ongerechtigheid heeft overgegeven. Wat een daad: voor loon, voor slavenprijs iemand overleveren. Wat een daad: zijn Meester, zijn goede Meester, zijn grote Meester overleveren. Die een Weldoener was. Dat wist niemand beter dan Judas, die de beurs had voor de armen, voor Jezus' armen, Die daar zo'n goed hart voor had. Alleen heeft de Heere van de linker-en rechterhand, dat nooit iemand laten merken. Dan aan Judas. En die verried de Meester? Zo'n Meester? En 't is hem niet gelukt Hem te onderdrukken, want hij bekende al schuld éérdat Jezus gedood werd. Hij bekende zijn schuld toen Jezus naar Pilatus geleid werd. De zoon der ongerechtigheid zal Hem niet onderdrukken!!
De gestrafte vijanden
„Maar Ik zal Zijn wederpartijders verpletteren voor Zijn aangezicht, en die Hem haten zal Ik plagen."
Het is met Davids vijanden niet best afgelopen, en dat zonder dat David daar iets aan heeft gedaan. Waar vindt u later de broers van David, die hem maar laag achtten? Die hem verachtten, toen David Goliath versloeg? Hoe is 't met Saul gegaan, die David getracht heeft te doden, zonder dat David daar iets tegen gedaan heeft? Hoe is het Absalom vergaan, toen hij als zoon tegen zijn vader rebelleerde? De HEERE heeft wel waarlijk Davids zaak tot de Zijne gemaakt en David is hierin groot geweest, dathij nooit de wraak gezocht heeft, dat hij zelfs nederig onder vervloekingen het hoofd gebogen heeft. God is waarlijk wel de Rechter der gedingen geweest, waar het David betrof.
Zou de HEERE dat dan niet zijn geweest in al de zaken, die de grote Davidszoon, de Heere Jezus Christus, betroffen? — Ik zal Zijn wederpartijders voor Zijn aangezicht verpletteren, en die Hem haten zal Ik pla-
gen. _ Wat een vvederpartijders zijn er ge« weest in de rechtsgedingen van de Heere " t.; , .., .. Jezus. Wat een vvederpartijders zijn er geweest tijdens de kruisiging? Als bij een op-stand heeft men de nacht door en de dag door veel volks op de been gebracht. Wat een volk op de been voor het gerechtshof van Pilatus. Wat een volk op de been, toen de kruisiging ging plaats hebben en hoe ve-len hebben daar uren op de heuvel tha doorgebracht!
Toch heeft hier en daar meer de genade, die van deze kruiseling uitging, verre de overhand gehad boven wraak en plagen. De kruiswoorden waren vol van zegening, vergeving voor die Hem kruisigden werd gebeden — en de kruisigers komen tot evenzovele belijdenissen: „Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig!" Amen zegge mijn ziel daarop! Of ook: „Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon!" Dit beide heeft de hoofdman gezegd naar Lucas en naar Marcus. En Mattheüs zegt dit laatste wederom van de hoofdman, maar ook van die met hem Jezus bewaarden: „Waarlijk, Deze was Gods Zoon." Dit zeiden zij, ziende de aardbeving en de dingen, die geschied waren. En wederom: „Amen zegge mijn ziel daarop."
Ik Behoef u niet meer te wijzen op de bekende kruiseling, om u te tonen, dat het kruis straalde van genade. Maar hoe zegt dan de Schrift in Psalm 89 van verpletterende wederpartijders, en van geplaagde haters? Wacht u slechts een ogenblik. Wat dunkt u van het gescheurde voorhangsel? Hield daar niet Israëls offerdienst op? Wat dunkt u van de verwoesting van Jeruzalem en wie waren dat, die aan vele kruisen rondom even deze zelfde stad in het jaar 70 gedood werden? Dat is wel een kleine veertig jaar later! Maar wat dunkt u van Pilatus, de man die door zijn vrouw gewaarschuwd werd vanwege die Rechtvaardige, om welke zij in de nacht in de droom veel geleden had? Ook al zo'n wondere, mag ik zeggen schone figuur, uit het Romeinse heidendom — voor de hoofdman en zijn soldaten uit! Maar Pi-latus viel in ongenade bij de keizer, werd verbannen naar Zuid-Frankrijk en stierf daar krankzinnig. Had hij niet Jezus doen geselen en doen kruisigen, ondanks het feit, dat hij Hem vijfmaal onschuldig verklaarde? Is dat een geplaagd man of niet. En als de pries-terstand zijn plaats en zijn ambt verliest is dat verpletterend of niet? Zijn zij geplaagde haters geweest of niet?
Mijn ziel heeft in hen geen behagen, of het moest zijn in die priesters, die naar Handelingen 6 : 7 den gelove gehoorzaam werden (een grote schare der priesters!). Dit geschiedde bij de instelling der diakenen. Maar toch: aar zijn Annas en Kajafas gebleven? Is dat hun ere, dat na hen hun ambt 'verviel?
En dan nog één: Judas, die zich verhing en voorover midden opgebarsten is. Wat dunkt u dan van onze tekst. Ik raad u: Stelt u niet tegen Jezus. Vervloekt Hem niet. Veracht Hem niet. Gaat niet smalend aan Hem voorbij. Haat Hem niet. Haat Zijn Kerk niet. Haat Zijn kruis niet. Haat Zijn volk niet. Of u moet verwoesting of plagen over u willen zien komen!
Mi J' n hand zal . hoe 't ook § a . h e m sterken da .... , , , . en nacht;
Mijn arm zal hem, in nood, voorzien van moed en kracht;
De vijand zal hem nooit door wreev'le handelingen, Door list of hels bedrog, in uiterst' engten dringen. De booswicht zal 't geweld nooit tegen hem^
Noch in_ noch uitlands vorst Zijn zetel ge " ^ onderdrukken,
T , k zaI integendeel, al wie hem wederstaat, Verplett ren voor znn oog, en plagen wie hem haat. Mijn trouw zal met hem zijn, mijn goedheid hem geleiden;
Zijn macht zal in mijn naam zich over d' aard' verspreiden;
Zijn macht zal in mijn naam zich over d' aard' , , .. verspreiden; Door mijn geducth bestel, met roem en eer bestieren.
De geholpen
En Mijn getrouwheid en Mijn goedertierenheid zullen met Hem zij en Zijn hoorn Zal in Mijn Naam verhoogd worden." Is Gods trouw met Jezus geweest in Gethsemané, op Gabbatha, tijdens de verhoren, op Golgotha, in de Godverlatenheid? Men zou zegdat Jezus van tree tot tree de Godver-g e n latenheid is ingedaald. En dat is ook zo! Eerst na Zijn sterven beefde de aarde, scheurde het voorhangsel en scheurden de steenrotsen en wederom bij de opstanding geschiedde er een grote aardbeving, zodat de wachters als doden werden. En toch, in al die smarten en in al die Godverlatenheid schitterde Gods getrouwheid en Gods goedertierenheid het allermeest en het allerdiepst. Het Avondmaalsformulier zegt het schoon: Hij van God verlaten, opdat wij zo nimmermeer van God verlaten zouden worden. Hij is veroordeeld, opdat wij nimmermeer van Hem veroordeeld zouden worden, maar vrijgesproken zouden worden. Hij is veracht — en wij moeten er ootmoedig bij zeggen: en wij hebben Hem niet geacht — opdat wij in de achting en liefde Gods zoug den delen: „Wat is de mens, dat Gij Qj-(jat jiem gr00t acht" ps. 144: _ , , , J TT.. , , , God acht h e t mensenkind! Hij voer ter helle opdat een mens naar het Paradijs zou gaan.
Boven Gethsemané, boven Gabbatha, bo-Ven Golgotha welft de getrouwheid en de goedertierenheid Gods. Ja, voor mense maar was dat ook voor Hem? Was Gods trouw en goedheid toen met Hem? Toen niet _ wij kunnen — wij mogen — wij wil , j ^ , , . , „ l e n v a " d e Godverlatenheid van de Borg niets afdoen. En toch, deze proletie uit de negen en tachtigste Psalm betoont het ons, dat Gods trouw en goedheid gefundeerd zijn L" * Christus' verlatenheid, Terwijl ik dit zit te schrijven, welft zich de regenboog voor mijn ogen tegen de hemel, En in de hemel welft zich die boog boven Christus op Zijn troon, als een teken, dat het verbond Gods rust op en rust in de wonden van de Middelaar,
Daarin en daarom wordt de hoorn, dat is de eer, dat is de macht, dat is de hoogheid van de Christus verhoogd in Zijn Middelaarschap, in Zijn Middelaarswerk. Dat is in Gods Naam, dat is op Zijn bevel, dat is onder Zijn zegen, dat Jezus' hoorn, Jezus' macht, Jezus' eer, Jezus' hoogheid verheven wordt. En die wordt verheven door elke zondaar, die zalig wordt. Laat het dan de vrouw van Pilatus zijn, die goed van Hem spreekt in 't dood'lijkst tijdsgewricht. Laat het dan de moordenaar aan het kruis zijn, die goed van Hem spreekt. Laat het dan zijn de hoofdman en die met hem waren, die goed van Hem spreken. Laat ons niet met de verachters van Jezus zijn, opdat wij niet verpletterd worden om Hem, maar laat ons goed spreken van God en Zijn gezegende Zoon, goed van Zijn werk, goed van Zijn Kerk.
W.
W. L. T.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's