KLEINE KRONIEK
Duivelbezwering
Zo nu en dan duiken er berichten op over duivelbezwering en dergelijke. En vooral nu de zogenaamde charismatische beweging hier en daar wat invloed krijgt horen we er meer van. In verschillende godsdiensten kent men de praktijk van de bezwering en uitdrijving van demonen of boze geesten door middel van magische handelingen of toverformules. Ook in de rooms-katholieke en in de anglicaanse kerken komt het exorcisme of duivelbezwering nog wel voor. Bij de doop worden allerlei handelingen verricht, waardoor de boze geesten worden uitgedreven. De gereformeerde reformatie heeft deze praktijken terstond afgeschaft. De lutheranen volgden later. Ik wil hier nu niet ingaan op het hele vraagstuk van de duivelbezwering en het uitwerpen van duivelen, zoals we dat in het Nieuwe Testament tegenkomen. Ik wil hier alleen wijzen op een merkwaardig bericht dat ik in „Trouw" vond over „duiveluitbanning in Noorwegen" onder invloed van de charismatische beweging:
„Bezetenheid en duivelbezwering zijn al enkele weken voorpaginanieuws in Noorwegen. Aanleiding is een geval van exorcisme, waarbij tien mannen, voor het merendeel predikanten van de lutherse staatskerk, geprobeerd hebben, duivelen uit te bannen bij een studente. Het geval, dat zich in november heeft voorgedaan, is in januari aan het licht gebracht door de Oslose krant „Dagbladet".
De lutherse bisschop van Oslo, dr. Andreas Aarflot, spreekt van een „uiterst betreurenswaardig" incident, terwijl de direkteur van volksgezondheid, Torbjörn Mork, een onmiddellijk onderzoek naar de omstandigheden heeft gevraagd. Ook is aangedrongen op een gerechtelijk onderzoek of sprake is van overtreding van de wet op de kwakzalverij.
Het exorcisme is verder op de agenda geplaatst van de Noorse lutherse bisschoppenconferentie in maart. In een interview zei bisschop Aarflot, dat de betrokken predikanten, zelfs al zouden zij te goedertrouw gehandeld hebben om iemand in nood te helpen, toch „onwijs" geweest zijn.
Het meisje in kwestie had al psychische moeilijkheden, lang voordat zij naar Bergen ging om daar aan de universiteit te gaan studeren. Na een bijeenkomst van een christen-studentengezelschap daar kreeg zij van een dominee te horen dat zij door duivelen bezeten was. Die predikant was ds. Oddvar Sövik, jeugdsecretaris van de Noorse lutherse inwendige zending. In het volgende half jaar was Sövik drie keer aanwezig in studentensamenkomsten, waar gebeden werd voor de studente.
Op een avond in november werd het meisje gevraagd naar Os te komen, een dorpje even buiten Bergen. Daar zou een aantal dominees proberen de duivels uit haar te drijven. Zij zegt nu, dat zij zo bang was, dat zij nog tevoren geprobeerd heeft zelfmoord te plegen. Van de rest van de avond herinnert zij zich niets meer, maar ze werd de volgende morgen wakker met pijnlijke kaken en gele en blauwe plekken op haar armen.
Sövik vertelde haar, dat zij haar vast hadden moeten houden en haar mond met geweld open hadden moeten sperren om de duivelen uit haar lichaam te krijgen. Volgens de studente had Sövik haar verder gezegd, dat het de bedoeling was geweest tien duivelen uit te werpen, maar dat er nog enkele achtergebleven waren. Ook had hij gezegd, dat er een „alcohol-duivel" en een „nicotine-duivel" bij waren geweest.
Bisschop Aarflot betreurt het in hoge mate, dat de dominees van tevoren geen contact hebben opgenomen met een psychiater.
Aarflot heeft ook gezegd, dat de kerk moet handhaven, dat er kwade machten bestaan. „Wij kunnen niet gemakkelijk verwaarlozen wat de bijbel leert over een verpersoonlijkte kwade macht. Maar dat betekent nog niet, dat wij deze kwade macht kunnen aanwijzen in de concrete vormen van duivelen in een menselijk wezen."
De bisschop zei verder dat hij meer gereserveerd is geworden tegenover de charismatische beweging, vooral omdat deze de neiging heeft zich te veel bezig te houden met de buitengewone kanten van het geestelijk leven.
Dominee Sövik zelf betreurt ook sommige dingen die gebeurd zijn. Wat de politie en de gezondheidsautoriteiten zullen doen is nog niet belist." —
De „kleine" kerkgeschiedenis van ons land kent ook wel van die bijzondere gebeurtenissen van een soort bezwering uit godsdienstige overwegingen, een uitdrijven van boze geesten, waarbij zelfs mensenoffers te pas kwamen. En vorig jaar hebben we kunnen lezen van een predikant uit Vlaardingen die zijn werk in de gemeente niet kon doen, omdat hij al zijn tijd nodig had om „boze geesten" uit te drijven bij één bepaald gemeentelid. Ik ben van mening dat men hiermee op een heel gevaarlijke weg is.
De evangelische kerk in Duitsland
Reeds enkele malen heb ik berichten doorgegeven over de evangelische kerk in Duitsland. Daar vinden we dezelfde richtingen terug als in Nederland. Daar zijn verschillende groeperingen die vast willen houden aan het gezag van Gods Woord, zoals, om een voorbeeld te noemen Prof. Dr. Peter Beyerhaus en allen die met hem worstelen om de gehoorzaamheid aan Gods Woord. Maar daar zijn ook verschillende vrijzinnige stromingen. En in de laatste jaren heeft men daar ook nogal wat aanhangers gekregen van de beweging „Christenen voor het socialisme". En deze beweging heeft nogal in het middelpunt van de belangstelling gestaan
door berichten dat Prof. Dr. Ernst Kasemann uit de evangelische kerk van Wiirttemberg wilde treden, omdat de Evangelische Studentengemeente van Tübingen van de synode niet langer subsidie kreeg. In „Elsevier" kan men hierover lezen:
„Het was uiteraard niet vanwege hun vroomheid dat de Wiirttembergse landssynode besloot haar jaarlijkse subsidie van tienduizend mark aan de evangelische studentengemeente van de universiteit van Tübingen in te trekken. De studentengemeente had, ondanks herhaalde verzoeken, geweigerd zich te distanciëren van haar werkgroep „christenen voor het socialisme", die zich volgens de overwegend conservatieve synodeleden geheel baseert op het marxistisch leninisme.
Was dit de directe aanleiding voor het schrappen van de begrotingspost, dc oorzaak lag dieper. Immers, in de plm. 120 evangelische studentengemeenten die de Bondsrepubliek rijk is en waaraan ongeveer 4% van alle evangelische studenten deel hebben, heersen reeds sinds geruime tijd opvattingen die moeilijk te verenigen lijken met de traditionele zienswijzen van de meeste landssynoden. In Hannover bij voorbeeld noemden evangelische studenten hun gemeentehuis, tegen de wil van de kerkleiding in, naar de Thiiringse revolutionair en reformator Thomas Miinzer. De benaming moest gelden als teken voor hun „strijd tegen repressies en bevoogding en voor verwerkelijking van inspraak cn democratie". De Hannoverse kerkleiding liet het huis sluiten, maar de studenten wisten er binnen te dringen en bezetten het pand, De politie kwam eraan te pas, waarop de deuren van 22 Hannoverse kerken voorzien werden van rode hanen — in 1525/26 symbool van Thomas Miinzers rebellerende boeren.
Of bij voorbeeld in Braunschweig, waar de kerkleiding zich ondubbelzinnig distantieerde van een bijeenkomst die de evangelische studenten organiseerden over het onderwerp: geweld en het recht van verzet. Voor deze avond hadden de studenten als spreker de psycholoog prof. Peter Brückner uitgenodigd. Brückner — die intussen tot gastdocent benoemd is aan de universiteit van Amsterdam — was in Hannover als hoogleraar geschorst, hangende een onderzoek naar zijn aandeel in een publikatie over de moord op Buback. Ondanks de druk die door de kerkleiding van Braunschweig werd uitgeoefend, wilden de studenten de avond niet afzeggen, waarop een open conflict losbarstte.
De evangelische studenten in Tübingen, met wie Ernst Kasemann zich verbonden voelt, hebben zich vooral de gramschap van de synode op het hoofd gehaald door hun veelvuldig citeren van het zgn. Quebec-paper, waarmee in 1971 de internationale beweging „Christenen voor het Socialisme" gegrondvest werd. Dit document zegt de strijd aan tegen de „imperialistische fase van het wereldwijde kapitalisme" dat tot geloofsvervreemding zou leiden. Bovendien hadden de studenten discussieavonden belegd over zulke tere onderwerpen als „fascisme" en „seksualiteit en heerschappij".
Dit alles schoot de kerkleiding in het verkeerde keelgat en leidde tot het genoemde besluit door de Württemburgse synode. Waarmee overigens niet iedereen even gelukkig was. Zo haastte bij voorbeeld synode-praeses Karl Immer van de Evangelische Kerk in Rijnland zich te verklaren dat zijn kerk nooit de geldkraan voor de studentengemeenten zal dichtdraaien. Men kan „bepaalde uitwassen" in het studentenpastoraat niet gezond maken door financiële maatregelen, zo verklaarde Immer. Waaraan hij toevoegde dat voor hem de wereld van de studenten het moeilijkste werkterrein is dat een predikant zich kan denken. Een andere reactie kwam van de vereniging van protestantse academici in Wiirttemberg, die een actie begon om tienduizend mark voor de Tübingse studenten via vrijwillige giften bijeen te brengen." —
Het is uit het bovenstaande wel duidelijk dat ook in Duitsland de revolutionaire geest rondwaart en dat die ook vanuit de universiteiten wordt gevoed. Prof. Kasemann is een vrijzinnig theoloog, die nu ook in revolutionaire wateren terecht gekomen is. Het zal zonder meer duidelijk zijn dat ook in de evangelische kerk van Duitsland een zware strijd gestreden moet worden om in gehoorzaamheid aan Gods Woord en in trouw aan de reformatie staande te blijven als kerk waarin de Christus der Schriften gevolgd wordt.
De valse oecumene
Een lid van de gereformeerde kerk van Amersfoort heeft aan zijn kerkeraad een brief geschreven waarin hij nog eens duidelijk heeft gesteld dat het onderhouden van contacten tussen de gereformeerde en de rooms-katholieke kerk in strijd is met Schrift en belijdenis. In „Waarheid en Eenheid" vond ik deze brief, die ik doorgeef aan mijn lezers:
„Het is U als Kerkeraad Algemene Zaken van de Geref. Kerk van Amersfoort uiteraard niet ontgaan, dat de leiding van de Rooms-Katholieke Kerkprovincie Nederland in haar reactie op de ontwerpverklaring over de Maaltijd des Heeren en het kerkelijk ambt van de Commissie 'Intercommunie en Ambt' van de Raad van Kerken duidelijk heeft gesteld:
a. dat de Rooms-Katholieke Kerk gelooft, dat brood en wijn wezenlijk veranderd worden in het lichaam en bloed van Christus, terwijl het uiterlijk-waarneembare van brood en wijn blijft; "
b. dat in elke eucharistie-viering het unieke kruisoffer op sacramentele wijze bestendigd wordt en het karakter krijgt van een offer van het nieuwe verbond;
c. dat eenheid rond de Tafel des Heeren op plaatselijk vlak voor Rooms-katholieken betekent eenheid rond de Tafel des Heeren in de universele kerk;
d. dat de Roobs-Katholieke Kerk van wezenlijk belang acht de ononderbroken ambtsopvolging vanaf de Apostelen tot nu toe;
e. dat zij geen sacramenteel ambt kent, dat buiten déze opvolging staat;
f. dat zij gemeenschappelijke celebratie met ambtsdragers, die niet in deze sacramentele successie staat, uitsluit;
g. dat zij handhaaft het primaat van de Paus en dat dit behoort tot het geloof van iedere plaatselijke kerk.
Het is zonder meer duidelijk, dat de Bijbelsradicale opstelling van de Reformatorische Kerken t.o.v. de gesignaleerde dwalingen der Rooms-Katholieke Kerk, zoals die in hun belijdenisgeschriften onder woorden is gebracht (LI.C. Zo. 30; Ned. Gel. Bel. art. 7 en art. 29), haar geldigheid en kracht onverminderd heeft behouden. Er kan dan ook geen sprake van zijn, dat Reformatorische Kerken bij hun oecumenische activiteiten samenwerking beogen of realiseren met een kerkgemeenschap, welke 'de enige offerande en het lijden van Christus verloochent' en , een vervloekte afgoderij' pleegt (H.C. Zo. 30), het 'sacrament van de Tafel des Heeren niet bedient, gelijk Christus in Zijn Woord verordend heeft, maar daar toe doet, gelijk als het haar goeddunkt' (N.G.B. art. 29) en 'successie van personen gelijkstelt met de waarheid Gods' (N.G.B. art. 7). En evenzeer afkeurenswaard is het te achten, wanneer een Reformatorische kerk plaatselijk zulk een samenwerking beoogt of realiseert, omdat de Rooms-Katholieke kerk ter plaatse of haar dienaar (dienaren) zéggen zich te distanciëren van de leer der R.K. Kerk (zie punten c en g hierboven).
Nu mij gebleken is, dat de Gereformeerde Kerk van Amersfoort op kerkelijk niveau samenwerking met de R.K. Kerk ter plaatse beoogt en praktiseert, rijst bij mij de vraag, of U niet gehouden bent te overwegen, of
a. de reeds ontstane praktijk terzake samenwerking met de R.K. Kerk ter plaatse beëindigd dient te worden;
b. het contact met de R.K. Kerk ter plaatse beperkt dient te blijven tot een samenspreking, welke uiteraard het karakter dient te dragen van een getuigenis tegen de gesignaleerde dwaalleer en een terug-roepen tot de leer der Heilige Schrift.
Bij die overwegingen wens ik U de leiding van de Heilige Geest." —
De kerkeraad heeft geantwoord dat men de brief besproken heeft en dat besloten is:
„'Als regel geen ambtelijke diensten; incidenteel samenwerken geen bezwaar.' Daarbij volgde geen enkel commentaar of motivering.
In het Zuiden van ons land gaat men (ook van R.K.-zijde) ondanks alle verboden rustig met de 'intercommunie' door. In het verbod van R.K. zijde heeft men een zwakke plek gevonden om de zaak te wettigen; dit geldt niet voor het verbod van Geref. zijde. Desondanks viert de nieuwe theologie via de 'intercommunie' haar verdere triomfen." —
Tot zover het bovengenoemde blad. Het is een teken van groot verval dat plaatselijke hervormde gemeenten en gereformeerde kerken hand in hand gaan met Rome. Het kan toch niemand ontgaan hoe men daarmee het pad der waarheid verlaat en een eigenwillige godsdienst zoekt, die voor de Heere God niet kan bestaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's