Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De „alteratie" van Amsterdam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De „alteratie" van Amsterdam

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grote dag

(3)

26 mei 1578, nadat op zaterdag 24 mei de eerste Gereformeerde kerkeraad was gekozen, en nadat er op zondag 25 mei voor het laatst buiten de muren van de stad was gepreekt, zou de grote dag worden voor Amsterdam , de dag waarop „de bordjes werden verhangen", of, zoals deze maandag de geschiedenis is ingegaan, „de dag van de alteratie".

Maar — we zagen het al — deze gebeurtenissen kwamen niet uit de lucht vallen. Reeds op 21 mei waren er vier commissarissen van de Staten van Holland in Amsterdam gekomen om te trachten orde op zaken te stellen. De Staten hadden er uiteraard alles voor over dat Amsterdam een regering kreeg die op hun hand was. Maar de burgemeesters waren niet voor reden vatbaar, ze wezen alle voorstellen om tot een vergelijk te komen af. De vier afgevaardigden van de Staten hebben toen vier mannen uit de burgerij in de arm genomen. Tweè van deze burgers werden trouwens op zaterdag ook in de kerkeraad gekozen. Een duidelijk bewijs dat de Reformatie een voorname factor was in de wisseling van de regering. Al is het ook weer niet zo dat de Hervormingsgezinden nu meteen alle belangrijke posten voor zichzelf zouden opeisen, want in de nieuwe stadsregering zouden ook Rooms-Katholieken zitting nemen.

Op die bewuste maandagmorgen togen de vier afgevaardigden van de burgerij naar het stadhuis, waar het oude stadsbestuur doorlopend vergaderde. Maar de burgemeesters bleven weigeren het bewind uit handen te geven. Toen er rondom het middaguur nog steeds niets was gebeurd, was het geduld uitgeput. Op een afgesproken teken rukte de schutterij op naar het stadhuis en tegelijkertijd kwam ook het volk in beweging.

Toch verliep de greep naar de macht praktisch zonder geweld. De officieren traden de kamer van de burgemeesters binnen en verzochten hen mee te gaan, aan welk verzoek ze onmiddellijk voldeden. Ze werden naar het Damrak geleid, waar de schepen voor hun vervoer al gereed lagen. Aan de Diemerdijk werden de gewezen stadsbestuurders aan land gezet, waarna ze mochten gaan en staan waar ze wilden.

Dat overkwam ook een deel van de geestelijkheid, pastoor Maarten Donck van de Nieuwe Kerk, Koenraad Bloemert, deken van Amstelland, Frans Zilverschoon, een priester die vanuit Noord-Holland naar Amsterdam was gevlucht en enkele minrebroeders uit het klooster. Maar deze uitzetting was niet door de nieuwe overheid op touw gezet, het was meer een spontane aktie van het volk. Het was in ieder geval niet de bedoeling en de Prins van Oranje heeft er later zijn ontstemming over uitgesproken. Het ging er niet om burgers in hun vrijheid of in hun geloof te krenken, het ging er alleen om dat Amsterdam een andere regering zou krijgen.

Dat heel deze omwenteling plaats had zonder geweld en zonder bloedvergieten, dat siert de nieuwe bewindhebbers. Evenhuis zegt terecht:

„Het is niet uitgelopen op een bijltjesdag. Wat dat betreft moet de houding der gereformeerden boven alle lof verheven worden genoemd. Want hoeveel hadden zij niet moeten lijden. Nemen wij alleen de leider van de hele beweging, Baerdesen, wiens vader op hoge leeftijd vreselijk was gemarteld. Het zou te begrijpen geweest zijn, als zij hun woede gekoeld hadden. Hoeveel bloediger is in die dagen dezelfde gebeurtenis in Haarlem verlopen. Niets van dat alles hier. Slechts een deel van de vroedschap werd verwijderd, acht bleven hier rustig wonen en dan nog enkele geestelijken. Geen enkele roomskatholiek is verder een haar gekrenkt. Ook aan hun huizen en winkels, waarvoor zij erg bang waren, heeft niemand geraakt. Alleen het Minderbroedersklooster werd nog eens weer door het grauw gepunderd".

De nieuwe regering

Van de 36 nieuwe regeringspersonen waren er niet minder dan 10 rooms-katholiek. Dat is toch wel een bewijs dat de Hervormingsgezinden niet bij voorbaat de roomsen buiten spel wilden zetten. Voor die tijd dachten ze ongetwijfeld democratisch. En het is ook een bewijs van het feit dat niet alle roomsen Spaansgezind waren. Ze bleven bij het oude geloof, maar ze distantiëerden zich van de tyrannie, die ze onder Alva aan den lijve hadden gevoeld.

Toch bleven deze roomsen op den duur geen deel uitmaken van de regering van de stad. Een paar van hen trokken zich al dadelijk terug, anderen later. Er waren er bij, die toch in een gewetensconflict kwamen door het moeten samenwerken met mensen die ze als ketters hadden te zien. En bovendien, men was toch van gedachte dat de opstand in de Nederlanden niet zou slagen en dat het nieuwe bewind maar van tijdelijke aard zou zijn. In ieder geval zijn de roomsen geheel vrijwillig opgestapt. Pas in 1583 verboden de Staten van Holland dat roomsen tot regeringsambten zouden worden toegelaten. Toen zou het dus ook niet meer gekünd hebben.

Dat het nieuwe bewind overigens de zaak van de Reformatie van harte steunde en zocht te bevorderen, blijkt wel uit het feit dat verschillende stadsbestuurders ook zitting hadden in de kerkeraad. Ik laat hierover nog graag Evenhuis aan het woord:

„Wie de lijst der eerste ouderlingen en diakenen vergelijkt met die van de regenten wordt dadelijk getroffen door het feit dat velen op beide voorkomen. Er is misschien nooit een tijd geweest waarin staat en kerk zozeer samenvielen als in het laatste deel van de zestiende eeuw. Er was echter geen overheersing van de kerk door de staat of van de staat door de kerk, maar al deze mannen streefden eendrachtig naar hetzelfde ideaal".

Evenhuis noemt er dan vier, die tegelijk ouderling en regent waren, en merkt dan op:

„Deze mannen met hun grote verantwoordelijkheid in stad en land zaten des zondags 'op de leer' in het 'doophuisje', maakten wekelijks de kerkeraadsvergaderingen mee, deden in de week huisbezoek, noodden ten avondmaal, enz. De door hen gehuldigde opvatting dat de overheid ook een geestelijke taak heeft, was dus bij hen niet alleen theorie, maar werd ook door hen in hun levenspraktijk waargemaakt".

Een open deur voor het Woord

Nadat de gemeente op de dag vóór de Alteratie nog buiten de muren was samengekomen, kon zij de zondag erna haar kerkdiensten houden in de Minderbroederskerk. Daar werden ook de nieuw-gekozen ambtsdragers bevestigd. Spoedig echter kreeg de gemeente de beschikking over de Oude Kerk, wat later in hetzelfde jaar ook over de Nieuwe Kerk.

Hoe groot het aantal Hervormingsgezin - den was, is moeilijk meer na te gaan. Er zijn wel cijfers, maar deze lopen nogal uiteen. Vast staat dat Amsterdam omstreeks 1578 een bevolking van 30.000 zielen telde. Sommigen stellen het aantal Gereformeerden in dat jaar op een derde, anderen op een tiende. Het zal er misschien ergens tussen in liggen. Maar al zouden het er bijvoorbeeld 5.000 zijn geweest, dan was de gemeente toch van het begin af al groot. En zij nam uiteraard sterk in aantal toe, toen de Gereformeerde religie de heersende was geworden. Velen die eerst de kat nogeens uit de boom moesten kijken, hebben zich na 1578 bij de gemeente aangesloten, en onder hen waren ook vele vroegere Wederdopers.

Geen wonder dat de kerkeraad dadelijk na de Alteratie begon om te zien naar predikanten. De grote gemeente was immers nog geheel vakant. Weliswaar was Ds. Van Til er nog, maar die was slechts „geleend" uit Delft. Er ging dan ook een brief naar die gemeente met de blijde mededeling dat God in Amsterdam „genadiglijk een grote deur voor Zijn Woord geopend" had, maar omdat deze gemeente nog geen eigen dienaar des Woords had, verzocht de kerkeraad of Ds. Van Til „of een anderen godsaligen man" nog een poosje geleend mocht worden. Er ging ook een brief naar de Synode die in juni 1578 te Dordrecht vergaderde, waarin de kerkeraad maar even vroeg of gezorgd kon worden voor „twee of drie Godvrezende, vrome, vreedzame en welbegaafde dienaren des Goddelijken Woords", en het liefst hadden ze in Amsterdam Petrus Datheen...

De kersverse kerkeraad was misschien wel wat veeleisend. In ieder geval kreeg men in Amsterdam èn uit Delft en uit Dordt nul op het rekwest. Wellicht was dat beter ook, want nu stond men voor de taak om zelf voor een dienaar des Woords te zorgen. Dat gebeurde ook. Op 24 juli werden zeven namen genoemd van predikanten die voor een beroep in aanmerking kwamen, van wie er twee werden beroepen, maar de eerste bedankte. Nota bene omdat hij te weinig vergoeding voor zijn verhuizing ontving. Die goede oude tijd toch! Johannes Cuchlinus nam het aan, evenals iets later Petrus Hardenberg.

Dat zijn dus de eerste twee officiële predikanten van Amsterdam. Op zondag 31 augustus werden zij in de Oude Kerk bevestigd door niemand minder dan Petrus Dathenus. Ook deze dag was een grote dag voor Amsterdam, want op deze zondag werd ook voor de eerste keer het Heilig Avondmaal gevierd. Op de woensdag en donderdag daaraan voorafgaande had de kerkeraad zitting gehouden in de Oude Kerk om de lidmaten gelegenheid te geven zich met hun attestatie te melden. Velen waren in de ballingschap alle papieren kwijtgeraakt, maar wanneer twee betrouwbare personen verklaarden dat iemand lidmaat was, dan werd hij of zij ingeschreven. Zo kwam het kerkelijk leven in Amsterdam al dadelijk na de Alteratie goed op gang en kon de gemeente groeien in de breedte en in de diepte.

Na 400 jaar

De hoofdstad heeft in de 400 jaar na de Reformatie steeds een belangrijke plaats ingenomen in het kerkelijk leven. Vele bekende predikanten hebben de Hervormde Gemeente gediend en groot was de invloed die van Amsterdam uitging op de rest van het land. Wie er meer van weten wil, verwijzen we nogmaals naar de bekende werken van Dr. R. B. Evenhuis: „Ook dat was Amsterdam", waaruit we de stof voor deze artikelen grotendeels hebben geput.

Helaas, in onze eeuw, en met name na de Tweede Wereldoorlog, is de grote inzinking gekomen. Amsterdam is niet meer „de stad van de Reformatie". Kerken staan leeg of moeten worden afgestoten, vele predikantsplaatsen moesten de laatste jaren worden opgeheven. Het is slechts een klein deel van Hervormd Amsterdam, dat nog leeft uit de beginselen van de mannen uit de tijd van de „Alteratie". Weliswaar zal de Alteratie nog kerkelijk herdacht worden. Maar daarbij mag dan wel in herinnering worden gebracht wat aan de achterkant van het koorhek in de Oude Kerk staat: „Men moet om Godes dienst en kennis rein te houwen,

Op 's Woords grond nu voortaan geen mensen instel bouwen".

Wijk (bij Heusden)

W . van Gorscl.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1978

Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's

De „alteratie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1978

Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's