Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Recht doen op hun klacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Recht doen op hun klacht

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN PASTORALE BRIEF

„Alzo hel recht is bij God verdrukking te vergelden aan hen die u verdrukken; en u, die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van de Heere Jezus van de hemel met de engelen Zijner kracht; met vlammend vuur wraak doende over hen die God niet kennen en over hen die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn. Zij zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte." 2 Thess. 1 : 6—9.

Gods vergeldingsactie

De Kerk des Heeren kent verdrukking. In Thessalonica zelfs ook vervolging. Op niet mis te verstane wijze ondervinden ze de waarheid van Jezus' woord: Ze hebben Mij gehaat, ze zullen ook u haten. Maar God zal recht doen. De verdrukking zal vergolden worden. De dag zal aanbreken dat God de rollen zal omkeren. Die nu verdrukken, zullen dan zelf verdrukt worden. God zal de verdrukkers de rekening presenteren van hun verdrukking. Zo ongeveer kunnen we het woord „vergelden" wel vertalen. De gelovigen „zullen de schrikkelijke wraak zien, welke God tegen de goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze wereld" (art. 37 NGB). Zo is „het recht bij God verdrukking te vergelden". Omdat God rechtvaardig en getrouw is in het volbrengen van Zijn genadige beloften, zo wordt gezegd dat het recht of rechtvaardig is bij God, dat Hij zulks doet. (aldus: Kantt. SV) Zo is de God van Israël: Een God die te hulp komt de hulpeloze, die recht verschaft aan de rechteloze, die vergeldt die verdrukt worden. In onze tijd worden deze woorden veralgemeniseerd. Alle rechtelozen, alle verdrukten, alle hulpelozen komt God té hulp, zegt men dan. We moeten natuurlijk wel beseffen dat deze woorden tot de gemeente van Christus zijn gesproken en in het O. T. tot het verbondsvolk Israël. Het is recht bij God verdrukking te vergelden. Zeker, want zo is God. Maar druk en vervolging zijn op zichzelf geen bedding waardoor het heil komt stromen.

God vergeldt niet omdat er in verdrukking en vervolging enige verdienste zou zijn gelegen. Maar omdat die verdrukking wordt aangedaan om Christus' wil. Lijden om Christus' wil. Vervolging om Zijn Naam brengen God in beweging om die verdrukking te vergelden. Met recht zal God Zijn

ellendigen richten. Hij zal de ellendigen des volks richten. Hij zal de kinderen van de nooddruftige verlossen en de verdrukker verbrijzelen (Ps. 72:1, 2).

Waarom laat God de druk van Zijn volk niet op z'n beloop? Omdat in hen Hij Zelf wordt aangerand. Als Hij Saulus ter aarde werpt op weg naar Damascus en als Saulus maar één hartstocht kent om die-van-Jezuszijn te vernietigen, zegt de Heere: Wat vervolgt gij Mij" en „Ik ben Jezus Die gij vervolgt". Die vereenzelviging van God en Zijn volk vinden we ook in het Oude Testament. De profeet Zacharia zegt gezonden te zijn tegen die heidenen die Israël beroofd hebben „want die u aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan" (Zach. 2 : 8). En in Psalm 17 bidt de dichter: Bewaar mij als het zwart van de oogappel" (vs 8). Zo nauw zijn ze aan elkaar verbonden.

Wie hen haat, haat God. Wie hen aanraakt, die raakt God aan. Ze zijn het bijzonder voorwerp van Gods liefde en genade. Daarom worden allen die des Heeren zijn niet straffeloos vervolgd en verdrukt en gelasterd. Het is recht bij God te vergelden aan hen die Zijn volk verdrukken. Dat heeft God al meermalen getoond in de geschiedenis van Zijn volk. Vele koningen die tegen Israël en Juda hebben gestreden, hebben het tot hun smart ondervonden.

Rn Herodes die zo wreed Jacobus onthoofdde, werd geslagen door Gods hand. De wormen aten hem en hij gaf de geest (Hand. 12 : 23). Maar al deze vergeldingen zijn nog maar incidenteel. Slechts voorspel en inleiding van hèt grote oordeel dat komen zal. God zal vergelden allen die de Zijnen verdrukken. Wat een troost voor hen die in druk en vervolging leven.

„De gedachtenis des oordeels is... zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen; dewijl alsdan hun volle verlossing volbracht zal worden en zij aldaar ontvangen zullen de vruchten van de arbeid en de moeite, die zij zullen gedragen hebben" (Art. 37 NGB).

Hun verlossing is komende. Hun bloed, hun tranen en hun lijden zijn dierbaar in Gods oog. Hij laat Zijn kwijnend volk niet eindeloos in het verdriet. Hij zal opstaan tot de strijd. En Zijn haters (die ook hun haters waren) wijd en zijd verjaagd, verstrooid doen zuchten. De wateren van de verdrukking kunnen hoog rijzen. Ze zullen echter hen niet overstromen. Tot aan de lippen, maatniet over het hoofd, zodat ze zullen verdrinken. Het vuur zal volop branden, schroeiplekken zullen er genoeg zichtbaar zijn, maar het vuur zal hen niet verteren. Want het is recht bij God verdrukking, te vergelden. O troostrijk Woord, vooral voor onze broeders en zusters die thans nog zuchten in gevangenissen en strafkampen om Christus' wil. Hun zaak zal blijken Gods zaak te zijn. God zal recht doen op hun klacht.

Maar God zal op Zijn dag niet alleen de verdrukking vergelden aan de verdrukkers. Hij zal ook de verdrukten zelf verkwikken. Die de gemeente Gods hebben verdrukt, zullen voor eeuwig omkomen, zonder enige hoop. Maar voor de gemeente Gods die hier nog verdrukt wordt en die hier nooit zonder - zal zijn geweest, komt er na de dag van Gods definitieve oordeel een tijd van verkwikking. Dat woord betekent zoveel als „ontspanning", „rust", „verlichting".

De moeiten en de smarten zullen dan volledig en voor altijd ophouden. Verkwikking. Er zal altoos vrijheid en zaligheid zijn. In de Openbaring wordt het ons in beeldende taal gezegd. Tranen zullen van de ogen zijn afgewist. Alle tranen, staat er. Tranen om allerlei oorzaken geschreid. Tranen van alle tijden. Tranen die alle kinderen Gods schreien. Zonder betraande ogen komt er niet één thuis. In dat woord „tranen" liggen alle verdrukkingen begrepen. Maar „God zal alle tranen van de ogen afwissen" (Op. 7 : 17). En als God afwist, is het altijd weg. Nog meer zegt de Openbaring over die „verkwikking". „De dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn" (Op. 21 : 4). Alles wat hier aan de zonde herinnert en aan de gevolgen van de zonde, zal daar voor eeuwig weg zijn.

Alle sporen van het lijden, alle tekenen van de verdrukkingen, zullen voor altijd onherkenbaar zijn. Voor eeuwig verlost van de grote verdrukker en verleider en van allen die zich in zijn dienst hadden gesteld. Dat is Gods vergeldingsactie. Ja, zegt Paulus, dat zal „met ons" zijn. Dus: niet jullie alleen delen in verdrukking en vervolging. Wij net zo goed. Apostelen zijn geen mensen die een vrijstelling hebben voor vervolging. Nee, ze weten er zelf ook alles van. Ze spreken „bevindelijk" over de verdrukking. Maar juist daarom weten we zo te troosten. Het is geen theorie w 7 aarover ze spreken, maar practijk. Paulus zit niet zelf in de veilige schaduw, terwijl hij de Thessalonicensen in de hitte laat strijden. Nee, samen is het strijden en lijden. Maar daarom zal het ook straks samen verheerlijkt-worden zijn. Straks, ia, namelijk „in de openbaring van dc Heere Jezus van de hemel met de engelen Zijner kracht".

Dc Heere Jezus zal de Rechter zijn. Hij zal Zijn rechterstoel schikken ten gerichte. Daaraan voorafgaand zal Hij geopenbaard worden. Hij zal zichtbaar verschijnen, betekent dat. Nu is Hij nog het voorwerp van het geloof der Zijnen. Ze hebben Hem lief, hoewel ze Hem niet zien. Nu wordt Hij als hun Koning erkend en beleden, hoewel van dat Koningschap soms niets gezien wordt. Maar Hij zal ge-open-baard worden. Het doek dat nu nog de heerlijkheid van Christus verborgen houdt, zal op die dag vallen. Alsdan zal de heerlijkheid der vromen op het luisterrijkst tevoorschijn komen, omdat dan de heerlijkheid van Christus voor ieders oog zichtbaar zal wezen. Van de hemel zal Hij komen. Omringd door de engelen Zijner kracht.

Welk een dag zal dat toch wezen. Die lieve jongste dag!! Of zegt u: chrikkelijke dag. Ja, het is maar de vraag of u ook Hem hebt leren verwachten die u hier door een levend geloof leerde kennen. Gods kinderen zullen op die dag geen vreemde Jezus ontmoeten. Maar een Jezus Die hen hier alles werd in de nood en de dood van hun zonde en schuld voor God. Deze Jezus werd hun enige hope. Hun enige grond toen alle grond onder hun voeten weg zonk. Zijn verzoenend lijden en sterven werd en bleef het enig rustpunt van hun hart. Kunt u dat ook zeggen door genade? Is al het uwe u ontvallen als waardeloos voor God? En werd Christus u heerlijk en begeerlijk? Nou, dan zult u toch weieens verlangend naar Zijn dag hebben uitgezien. De Bruid telt haar dagen af als ze in ondertrouw is gegaan. Ze verlangt naar de trouwdag. Ze wil getrouwd zijn met de Man van haar hart, met Hem Die haar ziel veroverde. Ze leert wel op die dag te wachten. Ze bewandelt daarin de ordelijke, door God bepaalde weg. Maar ze heeft geen rust, haar vreugde is niet echt volkomen, of ze wil voor altoos bij Elem zijn, in Zijn nabijheid, voor Zijn aangezicht, onder Zijn ogen. Hem in de ogen zien, Hem zien gelijk Hij is. Dan is haar zaligheid pas volkomen. Nu is ons leven nog verborgen met Christus in God. Maar als Christus zal geopenbaard zijn, die ons leven is, zullen ook zij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid (Col. 3 : 3, 4).

Och, hoe groter hier de druk is, des te sterker leeft het verlangen naar de dag van Christus' komen. Zijt maar geduldig in de verdrukking. Laat ze maar lijdzaamheid, volharding werken. Want Hij komt echt. Hij heeft het gezegd. Zo kom Ik w 7 eder en Ik zal u tot Mij nemen.

Daar mogen we Hem aan houden en steeds aan herinneren. O Bruid, slaap toch niet in. Er worden u slaapmiddelen genoeg verschaft. Leg ze naast u neer. Hij komt en treft u gaarne wakende aan. Hij wil verwacht worden. Duurt het u soms zo lange? Wordt het u op aarde soms zo bange? Och, in de wereld zult ge verdrukking hebben. Maar hebt goede moed. Hij heeft de wereld overwonnen.

Wraak doende

Hoe heerlijk de jongste dag zal zijn voor Christus en Zijn Kerk, zo vreselijk zal ze zijn voor hen „die God niet kennen en die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn". De uitleggers verschillen van mening over de vraag of hier nu éénzelfde groep mensen wordt bedoeld of twee soorten. Mensen die God niet kennen: e heidenen. Die nog nooit van Hem hebben gehoord. En mensen die het Evangelie ongehoorzaam zijn geweest: eidenen en christenen. Ze hebben het wel gehoord, maar niet ge-hoor-zaamd. Ik neig tot het laatste. Op de oordeelsdag zullen de heidenen geoordeeld worden. Ze kennen God niet. „Daarbij is niet aan een intellectueel manco gedacht, maar aan een schuld, aan 'n niet-kennen van God, dat zich uit in een voorbijgaan aan God, in een overtreden van Zijn geboden, in een vijandschap tegen God" (Jer. 10 : 25, Bolkestein). Het leven van het heidendom, verweg en dichtbij, kenmerkt zich door het niet kennen van God. Dat nietkennen blijkt uit hun levenspraktijk. In Romeinen 1 : 18—32 heeft Paulus daar het nodige van gezegd. Ze eren b.v. het schepsel boven de Schepper in beeldendienst en eigen-

wijsheid. Ze maken misbruik en onjuist gebruik van wat God met Zijn schepping heeft bedoeld. Kortom: dat zijn zij die God niet kennen.

Hun straf zal zwaar zijn. Maar veel zwaarder zal de straf zijn over hen die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn geweest. Met gehoorzaam zijn wordt bedoeld: geloven en je leven ernaar inrichten (aldus Kantt. SV). Let er eens op, hoe de Schrift spreekt over het onbekeerd-zijn van een mens. Wij doen dat licht in de wat meewarige zin van: een mens is toch zo'n arm schepsel. Je zou bijna met hem te doen krijgen en hem beklagen. Maar de Schrift legt alle nadruk op het: ongehoorzaam zijn. Hij is straf-waardig. Hij staat schuldig. Niet alleen aan de Wet. Maar ook aan het Evangelie dat hem is verkondigd. Dat Evangelie is hij ongehoorzaam. Dat betekent: hij verwerpt Gods blijde boodschap der zaligheid; versmaad zijn eigen zieleheil; weigert om Jezus te eren als de door God gezalfde en verhoogde Zaligmaker (L. Lindeboom). Verwerpen, versmaden cn weigeren, daar is uw leven vol van, die moet zeggen Christus niet te kennen als uw Zaligmaker.

Het is één en al negativiteit. U doet niet anders dan „neen" zeggen tegen God en tegen Christus. Hebt u uzelf dat al eens horen zeggen? Altijd maar tegen God in. Altijd maar die goede tijding naast u neerleggen. Verwerpen van die blijde boodschap. Uw zieleheil versmaden. En weigeren te bukken voor de Heere. Dat is nu uw schuld. Is deze schuld u tot schuld geworden en deze zonde tot zonde? Dat zal nodig zijn en het gebeurt misschien terwijl u dit leest door het lezen van deze tekst. Het Evangelie van de Heere Jezus Christus ongehoorzaam. Een andere „heer" dan deze Heere wordt door u gediend. Daarom en daarop hebt u alleen maar straf te wachten. Met vlammend vuur zal God wraak doen. God zal u niet verschonen omdat u uw ongeloof toch altijd zo rechtzinnig wist te omlijsten. God zal u niet verschonen van het vlammend vuur omdat u altijd zo nauw hebt geleefd. God verschoont alleen die in Christus zijn. Hij is in de vlam van Gods toorn geweest. Het wraakzwaard heeft Hem dodelijk getroffen. En nu is dat het Evangelie dat u wordt verkondigd: Kus deze Zoon, opdat Hij niet tegen u toorne en gij op de weg, in die dag des oordeels zult vergaan.

Opvallend is dat God niet straft omdat men heeft vervolgd. Dat is niet het motief van de veroordeling. Het ongeloof is de reden van Gods vlammend oordeel. In de eeuwige straf wordt voor altoos gezegd: Had ik maar, had ik maar! Het vonnis luidt: Gij hebt Mijner niet gewild. Niet gewild dat Ik Koning over u zou zijn. Dat vonnis zal worden beaamd. Gij zijt rechtvaardig, Heere, in dit Uw vonnis over mij.

Over hen die God niet kennen, zal het oordeel zwaar zijn. Maar veel zwaarder over hen die het Evangelie niet gehoorzaam zijn geweest. Dubbele slagen zullen hen treffen. Die zonder de wet gezondigd hebben, zullen ook zonder de wet verloren gaan. Maar die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden (Rom. 2, 12). Geef dan nog acht op wat geschreven staat, lezer, die nog steeds ongehoorzaam bent aan het Evangelie. Buk en buig voor de Heere in het stof van uw openstaande schuld. Er is nog ontkoming aan het vuur.

Eeuwig verderf

Die God niet kennen en het Evangelie van onze Heere Jezus Christus ongehoorzaam zijn „die zullen tot straf lijden het eeuwig verderf". „Die zullen", staat er. Of: „juist zij zullen". De dag van het oordeel zal een eeuwige scheiding betekenen. Hier ondervinden rechtvaardigen en bozen enerlei kwaad. Maar daar is er voor de bozen alleen maar kwaad.

Hier gaat de zon op over bozen en goeden. Daar gaat nooit de zon meer op over de bozen. De scheiding is definitief, voor eeuwig volvoerd. Want „deze zullen straf lijden in een eeuwig verderf". Ze zullen aan het recht Gods genoegdoening geven omdat ze de genoegdoening van Christus veracht hebben. Eeuwig voor eigen rekening, omdat ze onverzekerd waren. Eeuwig betalen zonder de schuld te kunnen aflossen. „Verderf zonder einde en een onsterfelijke dood" (Calvijn).

Er is geprobeerd om het woordje „eeuwig" te verzachten. Men zegt dan: die straf hoort bij deze bedeling. Maar als Christus wederkomt, zal de straf der goddelozen ook beeindigd worden. Maar dat wordt niet bedoeld zal ieder moeten zeggen die hier eerlijk de tekst Iaat spreken naar haar eigenlijke bedoeling. Eeuwig wil zeggen: definitief, afdoend en voorgoed. Er is een eeuwige straf! Uit een wat wondere menslievendheid wil men daar veelal niet meer van spreken in onze dagen. Dat is zo hard. Zo kan God toch niet zijn. Maar dan willen we het beter weten dan de Heere het ons openbaart. Straf lijden tot het eeuwig verderf.

Verderf. Bedoeld word een „staat waarin al wat aangenaam is en al wat troosten kan, de mensch is ontvallen en de vreeselijkste smarten van ziel en lichaam hem folteren" (L. Lindeboom). Hoe ontzaggelijk is de zonde dat God Zijn eigen maaksel zo zal moeten straffen om de redenen in vers acht genoemd.

Verschillende beelden kiest de Schrift om hetzelfde te zeggen: buitenste duisternis, het eeuwige vuur, een plaats waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust, de tweede dood. Maar hoe we het ook noemen, in één zaak stemmen alle beelden overeen: het is definitief, voorgoed, zonder weg terug. God straft de zonde met tijdelijke èn eeuwige straffen.

Die straf wordt tenslotte nog gekarakteriseerd. „Van het aangezicht des Heeren en de heerlijkheid Zijner sterkte".

Dit is Gods „banningorder". De goddelozen zullen van de aarde verdaan zijn. Verbannen voor eeuwig uit Gods ogen. Dat is het allerergste: voor altoos van God gescheiden. „Zijn aangezicht geeft daar geen licht. Zijn kracht wordt daar niet in reddende heerlijkheid openbaar. Dat is de veroordeling" (Bolkestein). Er worden geen gruwelverhalen verteld in de Schrift over het lot der veroordeelden. Sober, maar treffend wordt het eeuwig oordeel genoemd: van het aangezicht des Heeren. Weg van Hem Die enkel licht is. Weg van Hem Die eeuwig leven is. W 7 cg van Hem de Bron des levens. Daarom zal het zijn: eeuwige duisternis, eeuwige dood, eeuwige nacht. God is er niet. Dat is de plaats van de verlorenheid. Waar God niet is. Weg van het aangezicht des Heeren, dat hier het leven op aarde nog mogelijk maakt. Weg van de heerlijkheid Zijner sterkte, die onze bekering hier nog mogelijk maakt.

Scheiding, ja. Want dan zullen al degenen die des Heeren zijn juist wel voor Zijn aangezicht leven en de heerlijkheid van Zijn sterkte roemen: Gij hebt ons Gode gekocht door Uw bloed. Van het aangezicht des Heeren. Voor het aangezicht des Heeren. Daar gaat het heen.

Waar gaat het met u heen? Leeft u met de rug naar Gods aangezicht gekeerd? Dan zij het u gezegd: u zult straf lijden het eeuwig verderf.

Of mag u dankzij „de heerlijkheid van Zijn sterkte" voor Zijn aangezicht leven? Hier gaat het heen: even voor Zijn aangezicht. Dat zal de hemel uitmaken: aar is God. God enkel licht. Gans geen duisternis is in Hem. Daar is Jezus. Onze Jezus. Door Zijn dood werd mij het leven. Eeuwig Jezus lieven, loven. Dat trekt mijn hart naar boven. Straks altoos bij Hem wonen. Ja, bevestigd in mijn staat, voor Zijn aanschijn met mijn zaad, Zijnen naam ter ere leven! Dan van smart en smaad ontheven, blijven we eeuwig aan Zijn dienst geheiligd (Ps. 102 : 16 ber).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Recht doen op hun klacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's