Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Morgenglans der eeuwigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Morgenglans der eeuwigheid

15 minuten leestijd

EEN PASTORALE BRIEF

, , Wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en wonderbaar te worden in allen die geloven (aangezien ons getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag. Waarom wij ook altijd bidden voor u, dat onze God u waardig achte de roeping en vervulle al het welbehagen van Zijn goedheid en het werk des geloofs met kracht. Opdat de Naam van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt worde in u en gij in Hem, naar de genade van onze God en de Heere Jezus Christus". 2 Thess. 1 : 10—12.

dat we bij Uw komst

Na het voorgaande zou de gedachte aan Christus' terugkomst enkel negatief kunnen zijn. Vlammend vuur, wraak doen, straf lijden, eeuwig verderf. Woorden, zwaargeladen woorden die het oordeel willen aanduiden over hen die God niet kennen en het Evangelie ongehoorzaam zijn geweest. Dat oordeel zal voltrokken worden. Maar niet alleen oordeel betekent de komst van Christus. We hebben er al van gelezen: Verkwikking zal er ook zijn voor hen die nu nog verdrukt worden. „Wanneer Hij zal gekomen zijn"... In dien dag". Hij komt. Wanneer? In dien dag. U proeft in dat „dien" de hoop, het verlangen. Daarin tintelt de gloed van de hoop. Die dag, de beloofde, de verbeide, die beter is dan alle dagen van dit heden. Die dag, voorwerp van geloof en hoop, prikkel voor de liefde en het verlangen. Een ster die altijd licht in de nacht van het leven. Die dag waarheen de Geest en de Bruid en Christus Zelf alle eeuwen door oog en hart verheffen (L. Lindeboom). Wanneer Hij komt, in die dag. Dan zal het eeuwig lichten. Dan worden de raadsels van hier opgelost. Dan worden al Gods wegen die hier soms duister leken, voor eeuwig opgeklaard. Dan zullen allen die hier vaak klagen moesten onder velerlei druk voor eeuwig springen gelijk een hert. Wanneer Hij komt, springen alle boeien. In die dag wordt de gevangenis voor altoos geopend. Welk een dag zal die dag toch wezen, wanneer Hij komt? Hebt u naar die dag leren uitzien, omdat u Hem leerde kennen en zo leerde verwachten? Zijn komst, die dag zal een eeuwige nacht baren aan hen die zichzelf handhaafden, die het Woord ongehoorzaam bleven. Maar zal eeuwige vreugde geven aan hen die Hem liefkregen in onverderfelijkheid. Die dag zal Jezus' dag zijn. „...om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen..." Verheerlijkt worden wil zeggen: Zijn schitterende, verblindende majesteit zal openbaar worden. De vernederde Jezus die al verheerlijkt is in opstanding en hemelvaart, zal Zijn volle heerlijkheid, de laatste trap van Zijn heerlijkheid bereiken bij Zijn wederkomst. Hij zal verheerlijkt worden. Dat wordt Hij nu al in de hemel der hemelen. Dat wordt Hij op aarde al in het hart der gelovigen. Maar dan werdt Hij het volkomen, zonder onderbreking, zonder gebrek, door al de heiligen tegelijk. Wanneer Hij komt om verheerlijkt te worden. Daar komt

Hij dus voor. Om verheerlijkt te worden. Daar gaat het straks eeuwig om. Om in Christus God te verheerlijken. Alle glorie en alle roem zij onze God en het Lam dat op de troon zit.

Maar nu is het zo opvallend dat er staat: om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen. Christus wil niet alleen in Zijn heerlijkheid delen. Hij wil niet alleen de glorie ontvangen en bezitten. Maar Hij wil die delen met Zijn heiligen, met Zijn duurgekochte Kerk. „Hij zoekt geen verheerlijking voor zichzelf, maar juist in die verheerlijking de heiligen! Hij stelt er Zijn eer in, alleen maar samen met hen aan zijn eer te komen" (Bolkestein). De heerlijkheid van Christus zal in hen en aan hen openbaar komen. Christus' heerlijkheid is Middelaarsheerlijkheid. Hij deelt ze mee en uit aan hen die Hij liefheeft. Welk een heerlijke Koning is Sions Koning. Hij wil zonder de Zijnen niet heerlijk zijn. Zo lief heeft Hij hen. Alles wat Hij deed, deed Hij voor hen. Alles wat Hij leed, leed Hij voor hen. Alles wat Hij ontvangt aan heerlijkheid, ontvangt Hij voor hen. Als straks op Zijn dag alle glorie Hem zal worden toegebracht, zal Hij daar als een Vorst al Zijn onderdanen in betrekken. Om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen. Ja, Zijn heiligen. Let op dat bezittelijk voornaamwoord. Ze zijn van Hem, nadat Hij ze kocht met Zijn hartebloed. Nooit meer wil Hij en nooit meer kan Hij van hen af. Zelfs niet in Zijn verheerlijking. Hoe hoog Hij klimt, Llij neemt ze allen met Zich mee. Hij haalde ze op in de krochten der hel, Hij voert ze mee tot in Zijn eeuwige heerlijkheid. Hij vond ze in de modder van hun verlorenheid, Hij siert met Zijn glorie en glans. O, welk een beminnelijk Vorst is deze Jezus! Eeuwige liefde vervult Zijn hart om verheerlijkt te willen worden in hen wier hart vol was van haat tegen God. Anders kan het nooit waar zijn dan alleen maar vanuit Zijn onbegrepen liefde. Om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen.

Nog meer wordt er gezegd: „...en wonderbaar te worden in allen die geloven". We kunnen deze woorden in tweeërlei zin opvatten. Christus zal bij Zijn komst bewonderd worden door allen die geloven. Christus' Bruid zal vervuld raken van een overstelpende bewondering voor Hem in Wie ze hier leerde geloven, maar die ze op die dag zal zien. Als de Koning in Zijn schoonheid Zich aan hen zal voorstellen, dan zullen ze boordevol bewondering raken. Maar het kan ook betekenen dat Christus bewonderd zal worden in hen. Dat laatste lijkt in verband met het voorgaande het meest waarschijnlijk. Christus wil niet bewonderd worden zonder de Zijnen, buiten hen om. Als Hij bij Zijn komst aller bewondering zal oogsten, ook van hen die Hem doorstoken hebben, dan zal die bewondering ook betrekking hebben op hen die in Hem leerden geloven vanwege de machtige werken van Zijn genade en kracht in hun verlossing. Men zal het niet kunnen geloven, bij wijze van spreken, dat zovelen door Zijn bloed zijn gekocht en door Zijn Geest werden gereinigd. Men zal zich verbazen dat Hij bij zovelen tot een oorzaak van eeuwige zaligheid is geworden. Christus zal bewonderd worden in allen die tot geloof zijn gekomen. De bewondering voor Christus heeft alles te maken met de eeuwige zaligheid van Zijn Kerk. Met verbazing zal Christus beschouwd worden in allen die geloven. Dus, in niemand uitgezonderd. Niet alleen maar in bijzondere kinderen Gods. Niet alleen maar in diepingeleide christenen. Niet alleen maar in hen die veel om Zijns Naams wil geleden hebben. Maar in allen die geloven. Niet in alle mensen. Niet in alle kerkmensen. Maar in allen die geloven. Of dat geloof nu nog slechts in beginsel aanwezig was of in een vergevorderd stadium. Of dat nog slechts een klein geloof was of een volgroeid geloof. In allen die geloven. Wat een troost voor hen die nog zo achteraan komen. Die nog zo menigmaal te stellen hebben met hun ongeloof en kleingeloof. Die het soms nauwelijks durven en kunnen geloven dat God in Christus Zich ook tot hen heeft gekeerd in gunst. In allen die geloven zal Christus wonderbaar worden. Die geloven. Wat is dat dan? Dat staat er ook nog bij. Wel tussen haken gezet, maar laten we er niet overheen lezen. „... overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden". Onze getuigenis. Niet in de zin van: wat ik van mezelf heb getuigd. Maar wat ik van Christus heb getuigd. Getuigenis is hetzelfde als: mijn prediking. En Paulus heeft niemand anders gepredikt dan Jezus Christus en Dien gekruisigd. Dat getuigenis is onder de Thessalonicensen geloofd geworden. God wrocht mede in de bediening van het Woord. Er geloofden er ook in Thessalonica zovelen als er tot het eeuwige leven verordineerd waren. O, wil Paulus zeggen: allen die dat getuigenis leerden geloven, die voor dat Woord leerden buigen, u hoeft er niet aan te twijfelen of u hoort ook bij hen.

Verheerlijking en verwondering zal er op Christus' dag alom zijn. Voor Hem en voor allen die van Hem geworden zijn. Wat een dag van glorie zal die dag zijn! Wonderbaar, wonderbaar, zal aller uitroep zijn. Jezus, Jezus zal de Naam zijn die op aller tong zal zijn. Ook van hen die voor eeuwig verdoemd zullen worden. Ze zullen immers moeten belijden dat Jezus Heere is. Alle knie zal zich buigen, alle tong zal belijden (Fil. 2 : 10, 11).

Maar het zal zo'n verschil zijn: gedwongen of vrijwillig. Nog komt Christus' getuigenis tot u opdat u in Zijn Naam leerde geloven tot die eeuwige zaligheid. Versmaad dat heil niet. Buig nu vrijwillig voor Hem opdat u het straks niet gedwongen zal moeten doen.

Wat een vreugdedag zal het zijn voor u die hier al in verwondering voor die Koning leerde buigen. Die bij Zijn kruispaal een veilige wijk mocht vinden. „Dit is een zeer grote en bijzondere vertroosting der godzaligen dat de Zoon Gods, wanneer Hij in de heerlijkheid van Zijn Rijk zal geopenbaard worden, Zijn heiligen tot derzelver gemeenschap met Zich zal nemen. Nu zijn ze de versmaadheid der wereld nog onderworpen, verachtelijk en nergens voor gerekend, maar dan zullen zij dierbaar en vol waardigheid wezen als Christus Zijn heerlijkheid in hen zal uitbreiden." (Calvijn). Laten we daarom de kortste reis van dit leven als met gesloten ogen verder lopen en met onze harten zien op die toekomende openbaring van het rijk van Christus. Hij wil zonder Zijn Bruid niet heerlijk zijn. Hij wil zonder haar niet bewonderd worden. In haar zal Hij verheerlijkt en bewonderd worden.

onstraf f'lijk wezen mogen

Opdat ze ten onrechte niet op de toegezegde lauweren al zouden gaan rusten, laat Paulus merken dat ze op de reis naar die dag van Christus' komst voortdurend Gods hulp en genade nodig hebben. „Waarom wij ook altijd bidden voor u, dat onze God u waardig achte der roeping .. ." Paulus doet voorbede voor zijn gemeente. Waarom wij ook altijd bidden. Beter vertaald met: iertoe bidden wij. Met het oog op het voorgaande. Dat is het onderwerp van Paulus' voorbede. Geef dat we bij Uw komst onstraff'lijk wezen mogen. Dat ze het doel bereiken mogen. Dat ze de loop voleindigen mogen. Dat ze het geloof behouden mogen. Hiertoe bidden wij ook altijd voor u. Nog nader omschrijft de apostel dan de inhoud van zijn gebed. Dat onze God u waardig achte der roeping. We zijn het al eerder tegengekomen in de brief. God heeft de Thessalonicensen geroepen. Geroepen tot het heil. Dat was van God uitgegaan. Daar is het een roeping voor. Door Zijn Woord had God de Thessalonicensen geroepen. En ze hadden door Gods genade de roeping ook gehoord en waren de roeping opgevolgd. Dat had ze uit het duister van bijgeloof en heidendom gebracht tot de kennis van de levende en waarachtige God. Maar volgens de Schrift is dat geroepen worden tot de zaligheid niet een eenmalige gebeurtenis. Nee, God blijft roepen. Daarin ligt verklaard het woord dat God Zijn werk in de gelovigen niet laat varen. Hij laat dat niet varen omdat Hij blijft roepen. In 1 Thess. 2 : 12 hoorden we dat al, waar staat: od Die u roept (voortdurend roept) tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. In de roeping begint God het werk van Zijn genade in het hart. Maar door de roeping zet Hij dat genadewerk ook voort.

De roeping blijft steeds nodig. Zo verbindt de Heere de Zijnen eenmaal voor het eerst en dan steeds weer bij vernieuwing aan Zich. Door de roeping. Die roeping heeft dan ook alles te maken met de levenswandel, met de levensheiliging. Elders bidt de apostel dan ook „dat gij wandelt waardiglijk der roeping met welke gij geroepen zijt" (Ef. 4 : 1) En in de vorige brief letterlijk hetzelfde „dat gij zoudt wandelen waardiglijk Gode Die u roept" (1 Thess. 2 : 12). De wandel moet in overeenstemming zijn met de roeping en met de roepende God. Daar moeten we ook hier aan denken. De apostel bidt voor de gemeente dat God ze blijvende genade zal schenken tot Christus' dag aanbreekt. Dat God mag doorgaan door in hun harten verder uit te werken wat Hij ze in de roeping al had geschonken. Dat ze hun zaligheid verder mogen uitwerken. Dat ze zich daarbij zo mogen gedragen als in overeenstemming is met Gods heilige roeping en met Gods roe-

ping tot heiligheid. Dat ze kortom bij Christus' komst onstraffelijk wezen mogen.

En het tweede waarom de apostel bidt is „dat onze God vervulle al het welbehagen Zijner goedigheid ..." Werd in het voorgaande Gods genade al verheerlijkt in de roeping en het blijvend der roeping waardig achten van Godswege. Hier valt het woord „welbehagen". En dan nog wel verbonden aan „Zijn goed(ig)heid". Dat is al hetgeen Hij naar Zijn welbehagen en goedheid over u besloten heeft (Kantt. SV) God is door niets anders bewogen geweest dan door Zijn goedheid, want in ons heeft Hij niets gevonden dan ellendigheid (Calvijn). Nu noemt Paulus niet alleen het begin der zaligheid een werk Gods, maar ook het einde. Het is niet alleen genade dat God in ons een goed werk begonnen is. Maar het zal ook genade zijn als het straks voleindigd zal wezen. Alles, alles zal genade zijn. Daar bidt de apostel voor. Dat God vervulle. Niet dat wij dit en dat wij dat. Maar dat God vervulle. Wc zijn eens en voor al op God aangewezen. Dat God vervulle al het welbehagen Zijner goedigheid.

Al het welbehagen, staat er. Ze hebben al reeds dat welbehagen Gods mogen ondervinden. Ze zijn al het voorwerp geworden van Gods goedheid jegens hen. Maar nu bidt dc apostel dat dat welbehagen zich ten volle aan hen mag openbaren. Dat ze Gods goedertierenheid mogen ondervinden tot hun troost en blijdschap, juist heen levend naar Christus' grote dag. Wat kan het dan bij tijden vol zijn in de ziel der gelovigen als God Zijn welbehagen bestaande in louter goedheid gaat vervullen, gaat vol maken, tot volheid gaat brengen. Als het welbehagen door Christus' hand in ons leven verklaard wordt. Dan zou je haast hier niet meer kunnen leven. Dat roept het verlangen op naar Christus' dag. Dat doet de hoop vurig worden en het liefdevuur branden. O, zegt de apostel daar is mijn gebed voor u op gericht. Dat onze God ook vervulle „het werk des geloofs met kracht". In de vorige brief kwamen we de uitdrukking „werk des geloofs" al tegen (1 Thess. 1 : 3) Het geloof is een werk Gods in de ziel. Paulus bidt om de vervulling van dat werk. Het geloof wil tot volheid komen. En dat zal dan blijken in de geloofsvrucht. Hoe voller en vaster het geloof wordt gewerkt door God, hoe rijker zal ook de vrucht voor God zijn. Daar werkt de Heere op aan door Zijn Geest. Met kracht, staat er. God werkt het geloof. Maar het geloof is geen leeg ding. De gelovige geen lijdelijk mens. Waar geloof veroorzaakt ook werk des geloofs. Waar geloof is altijd bezig. Dienen en eren van God is het voornaamste oogmerk van alle werk. Daar is het geloofswerk voor. En voor dat werk schenkt God kracht. Letterlijk staat er: et wordt gedaan in de dynamis n.1. van God. God is de krachtbron voor alle goed werk. Om die kracht bidt de apostel voor de gemeente. „Tenzij de kracht Gods ons grotelijks te hulp komt, zo zal het geloof nimmermeer tot zijn hoogste graad komen. Want het is niet makkelijker het geloof in de mens te volmaken dan een toren uit water te maken... want wij zijn niet minder onvast dan water..." (Calvijn)

op U steunt onze hoop

De zin van alles wordt tenslotte nog genoemd in de woorden: „opdat de Naam van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt worde in u en gij in Hem". De apostel bedoelt hier: bij Jezus' wederkomst zal Zijn Naam verheerlijkt worden. Dat is nu het voornaamste doel van het Christenleven geworden: opdat Zijn Naam heerlijk worde. Maar nu wil die gezegende Koning dat Zijn Naam heerlijk worde in hen die met schande bedekt zijn. In u en gij in Hem. Jezus verheerlijkt in u. Wat een wonder van ontferming. Jezus alleen heerlijk in u. Maar ook: gij alleen heerlijk in Hem. Die twee horen, ook in hun beider heerlijkheid, onafscheidelijk bij elkaar. Jezus wil niet zonder hen zijn. En zij kunnen noch willen ooit meer zonder Hem zijn. En hoe kan dat alles toch? Wij die in dood en schande neerliggen van nature, haters Gods en van de naaste. Hoe kunnen zulke achterbuurtbewoners, zulke schelmen en schavuiten tot zulk een eer geraken?

„Naar de genade van onze God en de Heere Jezus Christus", ja, anders nooit. Niets is het onze, maar alles is van Hem en uit LIem en door Hem. De verheerlijking van Christus, maar ook de verheerlijking van Zijn Kerk ligt gegarandeerd in die genade. Ze kan haar nooit meer ontgaan. Het recht Gods zal openbaar worden. In de verdoemenis van de verdrukkers. Maar ook in de verheerlijking van Christus en Zijn kerk. „...Die Hij geroepen heeft... deze heeft Hij ook verheerlijkt" (Rom. 8 : 30). Wie van het eerste mag weten, hoeft aan het laatste nimmer te vertwijfelen.

J. M.

B.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Morgenglans der eeuwigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's