De voorzienigheid Gods en de polio?
„Nu ik elke dag weer in de krant lees over nieuwe poliogevallen, neem ik de vrijheid om toch maar eens een vraag aan u te stellen. Ik ben niet hervormd, maar ik lees uw blad van de buren, die weten dat ik graag dergelijke bladen lees en die het mij te leen geven. In het dagblad dat ik lees en waar veel predikanten in aan het woord komen uit mijn eigen kerk of daarmee toch wel geestverwant zijn, kan ik geen wijs meer, want de éne dag komt een dominé aan het woord die inenting tegen polio beslist afkeurt en zegt dat je op God moet vertrouwen en dat als Hij wil dat je kinderen polio krijgen, dat ook uit Zijn hand moet aanvaarden. En de andere dag is er weer een andere dominé die het veel voorzichtiger zegt en die het eigenlijk maar in het midden laat en die geen duidelijke uitspraak durft te doen, tenminste zo komt het bij mij over. Mijn kinderen zeggen: moeder, nu lezen we toch een goede krant en wat moeten we nu doen, mogen we ons niet tegen polio laten inenten omdat we dan niet meer op God vertrouwen? Ik word er zo zenuwachtig van dat ik al mijn werk vanmorgen heb laten liggen om u eerst deze brief te schrijven, want ik weet eigenlijk geen raad meer met de vragen van mijn kinderen die zeggen: wanneer wij nu eens polio krijgen, moeder, zullen we dan niet zeggen: Hadden we ons maar laten inenten? ..."
De hartekreet van de moeder, die in deze brief naar voren komt, heeft me diep getroffen. En uit gesprekken met ouders en kinderen is me duidelijk geworden dat deze vragen en gedachten in die bepaalde kringen, die zich tot nu toe zozeer tegen inenting hebben verzet, duidelijk leven. Polio is trouwens een verschrikkelijke ziekte. We hebben in onze pastorale praktijk enkele gevallen meegemaakt, waarbij kinderen voor hun leven ongelukkig zijn geworden. En wanneer men daarmee in aanraking komt en men met de gezinnen meeleeft, dan gaat men vanzelf over deze dingen nadenken. Zo gemakkelijk heeft men het soms over de voorzienigheid Gods, zonder na te denken wat het eigenlijk betekent te geloven dat de Heere God ons hele leven leidt en bestuurt. In de Dordtse Leerregels wordt ten aanzien van een andere vraag gesteld dat we „geen stokken en blokken" zijn, maar redelijke zedelijke schepselen, die een eigen verantwoordelijkheid hebben. We gaan dan ook niet verloren omdat de Heere onze zaligheid niet heeft gewild. Neen, we gaan verloren omdat wij het aanbod van genade hebben afgeslagen en niet gewild hebben dat Hij Koning over ons zij. Ook wanneer wij geloven in de voorzienigheid Gods, ook wanneer w 7 ij het goede en het kwade uit Gods hand aanvaarden, blijft toch onze eigen verantwoordelijkheid recht overeind staan.
Tot nu toe is het duidelijk dat de polio toeslaat bij hen die zich niet hebben laten inenten, omdat ze daar gewetensbezwaren tegen hebben. Ze menen dat ze de Heere God niet mogen vooruitlopen en dat ze zondigen wanneer ze bij voorbaat een middel gebruiken dat hen zou kunnen vrijwaren tegen een bepaalde ziekte. Maar, hoewel we ieder in zijn geweten volkomen vrij willen laten en niemand iets willen opleggen dat hij voor het aangezicht Gods niet meent te kunnen doen, zou het toch wel aanbeveling verdienen om nog eens te overwegen of men wel tot een zuivere beslissing is gekomen en of men niet al te veel naar mensen heeft geluisterd en vergeten heeft om naar het Woord van God Zelf te luisteren. Want we weten maar al te goed dat allerlei ziekten en ook de polio een gevolg is van de zonde. Er is een oud gezegde dat nog zijn volle kracht heeft: „Waren er geen zonden, dan waren er geen wonden." En in het nieuwe paradijs dat komt zal niemand meer zeggen: Ik ben ziek.
Nu heeft de Heere God echter in Zijn algemene genade verschillende middelen gegeven om de gevolgen van de zonde te verzachten. Zou het nu ook niet kunnen zijn dat de Heere in Zijn barmhartigheid en ontferming dit middel tegen polio heeft gegeven? Is het niet opmerkelijk dat zij die ingeënt zijn tegen deze verschrikkelijke ziekte tot nu toe niet aangetast zijn? Heeft ons dat niet iets te zeggen?
In een brief die de staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne aan de kerkeraden van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk, de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Christelijke Gereformeerde Kerken — waarvan ons blad ook een afschrift ontving — zet ze uiteen hoe het met de polio staat en dringt ze nog eens aan op een heroverweging van de vraag of inenting toch niet geboden is. We nemen het slot van haar brief hier over:
„Bij sommigen bestaat de angst dat de vaccinatie juist polio zou kunnen veroorzaken. Hiervoor behoeft men niet bevreesd te zijn.
Er zijn weliswaar enkele gevallen van polio korte tijd na vaccinatie geconstateerd, maar bij deze patiënten is de inenting helaas te laat gekomen.
Sinds 1957 werden enkele tientallen miljoenen injecties tegen polio in ons land gegeven. Hierdoor werd geen enkel geval van kinderverlamming veroorzaakt.
Ook in de plaatsen waar geen polio is geconstateerd zijn inhaalentingscampagnes aan de gang. Allerwege wordt de bevolking, voor zover zij niet of onvolledig tegen polio is ingeënt en jonger is dan 27 jaar, opgeroepen om zich te laten vaccineren.
De leeftijdsgrens van 27 jaar is gekozen omdat het overgrote deel van hen die vóór 1951 zijn geboren, reeds met „wilde" poliostammen is besmet geweest en daardoor thans tegen de ziekte is beschermd. Bij de inhaalentingen zijn de plaatselijke entgemeenschappen, waarin huisartsen een belangrijke rol spelen, betrokken. Doch ook de gemeentebesturen en gezondheidsdiensten vervullen een belangrijke en actieve rol in dit verband. Deze campagnes lijken succes te hebben.
Het doel van mijn brief is om U op de hoogte te stellen van alle feiten ten aanzien van de poliomyelitis als besmettelijke ziekte voor zover deze tot nu toe bekend zijn en van de bestrijdingsmogelijkheden die ons momenteel ter beschikking staan.
Met respect voor de eigen consciëntie ten aanzien van hen die bezwaren hebben tegen vaccinatie, wil ik niettemin een beroep op U doen om deze bezwaren nog eens ernstig te overwegen.
Wanneer een besmettelijke ziekte zich door ons land verspreidt, is het voor alle inwoners van belang, de kans op besmetting zoveel mogelijk te verminderen. In dit opzicht dragen wij allemaal een verantwoordelijkheid èn voor ons zelf èn voor elkaar. De beslissing die wij nemen om zich wel of niet te laten vaccineren, geldt niet alleen voor onszelf, maar ook voor ons gezin en voor de mensen met w 7 ie wij omgaan. Wanneer zou worden besloten om alsnog tot vaccinatie over te gaan, wat op eenvoudige wijze en zonder risico kan geschieden, kan veel lijden en verdriet worden voorkomen."
Tot zover de staatssecretaris. Nu willen we heel duidelijk stellen dat we er begrip en waardering voor hebben dat er in onze Nederlandse samenleving mensen zijn die zich ten aanzien van deze dingen afvragen of ze wel in de weg Gods zijn wanneer ze hun kinderen laten inenten. En wanneer er werkelijk gewetensbezwaarden zijn dan brengen we daar alle respect voor op. En dat respect mag verwacht worden van het hele Nederlandse volk. Het is merkwaardig dat juist in die kringen die zo opkomen voor gewetensbezwaren tegen de dienstplicht en dergelijke, er zovelen gevonden worden die de mensen nu tot inenten willen dwingen. Wanneer men rekening wil houden met God en Zijn dienst in deze zaak en ervan overtuigd is dat men niet anders kan, dan moet men
maar gedwongen worden. Daar zijn we echter tegenstanders van en dat mag ook niet gebeuren. Maar we moeten de zaak wel goed beoordelen. Want sommigen zeggen dat zij die hun kinderen laten inenten daarmee God uitschakelen en geen vertrouwen meer hebben op Hem. Maar wanneer wij menen dat we onszelf door inenting kunnen vrijwaren tegen een bepaalde ziekte en dat we het zonder de zegen Gods wel kunnen, zijn we op het geheel verkeerde spoor. We moeten het middel gebruiken in biddend opzien tot God en het verwachten van Zijn zegen. Wanneer we de middelen gebruikt hebben die God gegeven heeft mogen we het in Zijn hand geven en dan zullen we in voorspoed dankbaar en in tegenspoed geduldig zijn en wat de toekomst betreft een goed vertrouwen hebben op de Heere onze God, daar we immers in Zijn hand zijn. En dan zal Hij ook weer kracht geven naar kruis, wanneer Hij meent dat we dat kruis moeten dragen. En wanneer we ervaren dat het uit Zijn hand komt zullen we de Heere zelfs nog kunnen danken voor het kruis, zoals de psalmist: Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest... We hopen dat onze briefschrijvende moeder aan het bovenstaande iets zal hebben en dat we ook anderen ermee gediend hebben.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's