Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een klein vervolg wil ik nog geven op mijn kroniek van de vorige week waarin naar voren gebracht werd hoe van verschillende kanten tegen de gereformeerde kerken wordt aangekeken. In het blad Kerkinformatie vond ik immers nu een artikel van Ir. J. van der Graaf onder de titel: „Hoe kijken gereformeerde bonders tegen de gereformeerde kerken aan".

In de beantwoording van die vraag haalt Ir. Van der Graaf iets aan uit een gereformeerd kerkblad van bijna zestig jaar geleden:

„Wat is het inderdaad pikant en hoogst merkwaardig om temidden van de bonte mengelmoes van Hervormde predikanten ook eens een gereformeerde te zien optreden, 'n 'goeie dominee', zoals de volksmond zegt. Onder ons is alles gereformeerd. Iets pikants of merkwaardigs ligt er in het optreden ook zelfs van de gereformeerde predikanten onder ons niet. Dat valt niet zo op, zo min als het opvalt wanneer een blanke zich temidden van blanken beweegt. Maar een blanke temidden van bruinen, gelen, roden en zwarten, dat is pikant, dat is merkwaardig, dat moet ik gaan zien."

Ziehier het antwoord van éne (gereformeerde) ds. Huismans in De Rijnlandsche Kerkbode van omstreeks 1920 op de vraag wat men moet denken van het kerkgaan van gereformeerden bij hervormden. Zo keken gereformeerden (althans zo waren er; die van het type 'wij gereformeerden') tegen hervormden aan. 'Bij ons is alles gereformeerd' en in de Hervormde Kerk is een gereformeerde — om even in het aangehaalde kleurenbeeld te blijven — een witte raaf temidden van zwarte.

Bij de veertigjarige gedachtenis van de Doleantie (in de Geref. Kerken gevierd op zondag 7 januari 1927) zegt de Waarheidsvriend, het officiële orgaan van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk intussen, dat men niet spreken wil over het feit, dat slechts een gedeelte van het gereformeerde volk is uitgetrokken uit 'Babel' (een kennelijk door Gereformeerden gebezigde kwalificatie van de Hervormde Kerk) en ook niet over het feit, dat de Gereformeerde Kerken nu ook niet direct het land van beloften zijn, maar wèl dat we 1886 vooral niet moeten gaan nadoen, 'want is het in 1886 een mislukking geweest, nü zou het zeker een groter teleurstelling nog brengen... De Hervormde Kerk is voor ons iets gans anders dan Babel. Het is onze oude vaderlandse kerk.' En als dr. Kaajan in de Utrechtse Gereformeerde Kerkbode diegenen, die het zingen van gezangen in de Gereformeerde Kerken willen tegenhouden, scherp kritiseert, verzucht prof. dr. H. Visscher in het Geref. Weekblad (het in Bondskring verschijnende): 'De heren zullen het wel niet willen geloven maar met droefheid zien we het aan, hoe langzaam maar zeker de tijd komt, waarop men zal zeggen: wat onderscheidt ons nog van de kerk waaruit wij zijn uitgegaan? '

Het zijn bijkans profetische woorden geweest die prof. Visscher heeft geschreven in ons blad. En ook Van der Graaf vraagt of de rollen nu misschien omgekeerd zijn?

„De rollen lijken omgekeerd. Nu wordt mij de vraag gesteld hoe Gereformeerde Bonders tegen de huidige Gereformeerde Kerken aankijken. Ik hoop niet te vervallen in de wijze van beoordeling van ds. Huismans terzake van diens kijk op de Herv. Kerk. Trouwens, hoe zou ik kunnen. Wanneer hoor ik dominees in de Gereformeerde Kerken preken. Wel lees ik bladen als het Centraal Weekblad, het Gereformeerd Weekblad en Credo. Daarmee moet ik het doen, mitsgaders met wat er van de discussies in de Gereformeerde Kerken overwaait middels de dagbladpers. Vraagt men mij dan hoe ik tegen de Gereformeerde Kerken aankijk dan is mijn antwoord: met wisselend hoop en zorg (gróte zorg, dat wel). Maar liever gooi ik het over een andere boeg. Met De Waarheidsvriend van 1927 zeg ik: De Doleantie een mislukking! En met prof. Visscher vraag ik: wat onderscheidt u nog?

Voor ik dit uitwerk echter iets anders. De Gereformeerde Bonders hebben vanaf de oprichting van de Bond in 1906 gote verwachting gehad van de Gereformeerden. Gesteld werd, dat het herstel van de Hervormde Kerk van de zijde van de staat moest komen, die immers óók de kerk onder de reglementenbundel had gebracht. Men keek dan ook met verwachting uit naar de christelijke kabinetten Kuyper en trok middels de ARP schouder aan schouder op met de Gereformeerden. Toen Kuyper overleed bevatte de Waarheidsvriend dan ook een overlijdensadvertentie.

Verder profiteerden de Gereformeerde Bonders zéér van de theologische arbeid der Gereformeerden aan de VU en in Kampen. Niet dat de Bonders in alle opzichten geestelijk accordeerden met de Gereformeerden.

De veronderstelde wedergeboorte verwierpen zij. Het geestelijk leven was meer bevindelijk van aard, met een bevinding die niet een buitenbijbels, mystiek , extra' was, zoals Gereformeerden wel beweerden, maar een beproefd zijn, een innerlijk doorleefd hebben van wat de Schrift als objectieve waarheid geeft. De Heilige Geest werkt om zo te zeggen het geloof tegen de ingeboren vijandschap van de mens in. De mens is niet zó maar ingewonnen voor het heil. Ook de gedoopte mens moet ervoor ingewonnen wórden.

Maar als het om de kern ging, om het centrale van de leer des heils, zoals die in de belijdenisgeschriften vervat is, dan waren Gereformeerde Bonders bij de oude gereformeerde theologen van de VU en Kampen grosso modo thuis. En het heeft zeker een theologisch vacuum betekend toen de VU de laatste decennia koers wijzigde."

Inderdaad, ik kan niet anders dan hetzelfde

zeggen, want over het algemeen genomen hoor ik van oudere predikanten dezelfde geluiden.

De doleantie mislukt

Zo wil Van der Graaf het duidelijk stellen: „Na alles wat zich de laatste tijd voltrokken heeft menen Gereformeerde Bonders in gemoede dat de Doleantie mislukt is. Niet dat de Doleantie geen vruchten zou hebben afgeworpen voor het gereformeerde leven in Nederland. Zij heeft ongetwijfeld een stuk levend gereformeerd leven bewaard, zèg dan uitgeleid uit de Hervormde Kerk. Maar daar is het bij gebleven. Het herstel van de (nationale) kerk is uitgebleven, herstel in de zin van de Belijdenis. De Belijdenis is thans in de Gereformeerde Kerken even be-en omstreden als in de Hervormde Kerk, zodat de vraag inderdaad gewettigd is: wat onderscheidt u nog van de kerk waaruit u bent uitgegaan? Ook kerkelijke gereformeerden voeren thans aan, dat de belijdenisgeschriften gezien moeten worden in het raam van de tijd, waarin ze ontstonden. De twintigste eeuw plaatst immers voor heel andere vragen. Welnu, dat werd in de Hervormde Kerk in de 19e eeuw óók al beweerd. Gereformeerde Bonders echter menen, dat met de belijdenisgeschriften van de 16e eeuw in principe alles is gezegd, let wel, niet alles, maar in-principe-alles. De Gereformeerde theologie is in de 16e eeuw niet in een slop gerangeerd.

Die gaat vóórt, bezint zich op telkens nieuwe vragen, die zich voordoen. Maar ze is in de Reformatie van de 16e eeuw wel op een bepaald spóór gezet. De Gereformeerde theologie blijft zich op de nieuwe vragen bezinnen vanuit hetzelfde principe als de Reformatoren deden, n.1. het Schriftprincipe. Geen tijd staat, naar reformatorisch principe, twee bronnen toe, waaruit geput kan worden, t.w. de Bijbel èn eigentijdse ontwikkelingen in wetenschap, cultuur, levensgevoel.

Sola Scriptura, alléén de Schrift, dat is het reformatorisch principe. Met dit principe is dunkt ons bepaalde theologische arbeid binnen de Gereformeerde Kerken — en dat móét uitwerking op de prediking hebben — bepaald in strijd. Te denken valt aan b.v. Rothuizens ethische verhandelingen, b.v. in 'Eén Gids, twee wegen' en Kuiterts Schriftvisie, als b.v. ontwikkeld in 'Verstaat gij wat gij leest? '

Als Gereformeerde Bonders nu zélf in een kerk zitten, die moeite heeft met haar belijdenis, dan kunnen ze er toch niet zóveel bezwaar tegen hebben als Hervormden en Gereformeerden samengaan in 'Samen-op-Weg'? Toch wèl! Samen-op-Weg is geen herstel van de Doleantie. Het is een samengaan van twee gelijkwaardige kerken. Voor Geref. Bonders blijft de Hervormde Kerk de kerk, waarin zij hun plaats weten vanwege het Verbond. In de meest desolate toestand van de Hervormde Kerk hebben zij de Hervormde Kerk niet prijs kunnen geven, ook na de Doleantie niet, toen het Gereformeerde leven scheen te gaan floreren in de Gereformeerde Kerken, terzijde van de Hervormde Kerk. Met dr. J. G. Woelderink hebben zij gezegd de Hervormde Kerk niet te kunnen prijsgeven, omwille van het vólk in die kerk, vanwége het Verbond. Gods trouw — zo wisten zij — wordt door onze ontrouw nooit teniet gedaan. Voor Gereformeerde Bonders is daarom alleen zulk een samengaan van Hervormden en Gereformeerden mogelijk, dat gebaseerd is op gezamenlijke schuldbelijdenis voor Gods Aangezicht, waarna zich de Gereformeerden weer voegen binnen de grenzen van de nationale gereformeerde, dat is Hervormde Kerk. Maar dan ook zó, dat de Belijdenis als gezamenlijk erfgoed weer wordt aanvaard en gehonoreerd. Is dat namelijk niet het geval, dan wordt in feite de band met de Historie doorgesneden. Want de Belijdenis van de kerk is nauw verweven met het ontstaan van onze natie.

Komen de Gereformeerden terug in waarachtige bekommernis om de Belijdenis dan zijn we saam verheugd. Maar zo zien Gereformeerde Bonders het, gezien de actuele situatie in de Gereformeerde Kerken, nog niet zitten."

Het doet velen in de hervormde kerk inderdaad echt pijn dat in onze tijd verschillende kerken met een gereformeerde belijdenis zich zo weinig om die belijdenis bekommeren, dat men zich zo weinig meer bekommert om het herstel van de kerk der reformatie in ons land. Men is zo breed oecumenisch gaan denken dat men de diepte is kwijtgeraakt en alleen de breedte heeft overgehouden.

Het gezantschap bij de paus

In mijn jonge jaren heb ik de strijd om het .gezantschap bij de paus' nog wel meegemaakt. Toen is er nog een regering op gestruikeld. Tegenwoordig zou dat niet meer gebeuren. Hoe ik ineens op dit onderwerp kom? Wel, ik las erover in Protestants Nederland:

„Maandag 26 juni jl. overhandigde ir. J. L. H. Geulen aan de paus zijn geloofsbrieven als de nieuwe Nederlandse ambassadeur bij de Heilige Stoel. De vriendelijke woorden die bij deze gelegenheid over en weer werden gewisseld over sociale activiteiten in binnen-en buitenland, mensenrechten en daadwerkelijke vredespolitiek laten we hier buiten beschouwing. Het feit echter als zodanig: nieuwe Nederlandse ambassadeur bij de H. Stoel willen wij niet onvermeld laten.

De eer om vertegenwoordigd te zijn in het 'excellente corps diplomatique bij de Heilige Stoel' deelt Nederland met ongeveer tachtig andere staten, waaronder San Marino en Monaco.

Op de 'Diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland bij de Heilige Stoel' werd destijds door mevrouw mr. dr. J. C. de Meyere fundamentele kritiek geleverd in een serie artikelen, gepubliceerd in 'Protestants Nederland' van januari tot mei 1968,

waarbij tevens aandacht werd besteed aan de 'geschiedenis van dit gezantschap.

Het is daarom niet de bedoeling hier en nu nog eens uitvoerig op deze kwestie in te gaan. Teneinde echter — voor hen die het nog niet weten —-duidelijk te maken waar het om gaat, vermelden wij hier nog eens de aan het begin van bovenbedoelde artikelenreeks gegeven definitie van het begrip 'Heilige Stoel', nl.: 'Onder "Heilige Stoel" wordt in het r.k. Kerkelijk Wetboek, de Codex Iuris Canonici, in de regel verstaan: niet enkel de paus zelf, maar ook het geheel van officiële organen, door middel waarvan de paus de Kerk bestuurt: Congregaties, Rechtbanken, Officies. Soms echter kan uit de aard der zaak of uit het verband blijken, dat de paus persoonlijk ermee bedoeld wordt (canon 7). In elk geval is een vertegenwoordiging bij de Heilige Stoel dus een vertegenwoordiging bij het opperbestuur van de r.k. Kerk.'

Ir. Ceulen vertegenwoordigt dus de Nederlandse regering bij het opperbestuur van de r.k. Kerk cn niet bij de regering van de 'Stato della Citta del Vatica.no' - -de Vaticaanse Staat. Waarbij mag worden aangetekend, dat het onderscheid tussen H. Stoel en Vaticaanse Staat, dus tussen de r.k. Kerk en de Staat van het Vaticaan, vaak moeilijk bepaald kan worden, omdat ze zowel door de persoon van de enige soeverein als door vele administratieve banden met elkaar verbonden zijn. Ook zou het niet veel zin hebben om als ambassadeur alleen geaccrediteerd te zijn bij de Vaticaanse Staat, zowel gezien de oppervlakte van deze Staat als wat betreft het aantal staatsburgers. Dit aantal bedroeg b.v. in 1972 niet meer dan 385. Het Vaticaanse staatsburgerschap is nl. niet aan het domicilie binnen het gebied van het Vaticaan gebonden en wordt ook niet verkregen door geboorte, maar is gebonden aan een functie en eindigt op het moment dat men die functie verliest.

Het 'gezantschap bij de paus' —in vroeger jaren een vaak fel omstreden zaak — blijft voor iedere rechtgeaarde protestant onverteerbaar, maar staat tegenwoordig ook onder kritiek van vele roomskatholieken, die er oog voor gekregen hebben dat juist 'het hof van Rome' weinig strookt met het christelijk kerk-begrip, terwijl zij zich afvragen, of niet juist de organisatie, de politiek en de diplomatie van 'het Vaticaan' de essentiële waarden van de kerk eerder ten kwade dan ten goede beïnvloeden.

Voor cn na echter accentueert het 'gezantschap bij de paus' het belang van de H. Stoel als politieke factor, zowel als de claim van de r.k. Kerk op het wereld-politieke gebeuren.

Tenslotte: een aantal van de bij de FI. Stoel geaccrediteerde gezanten (waaronder die van Nederland) beschikt naast de gezant (ambassadeur) over een kerkelijk adviseur. Deze adviseurs worden over het algemeen door de betreffende Staat benoemd en ook bezoldigd, maar zijn als prelaten tegelijk ook trouwe zonen van de r.k. Kerk. 'Het Vaticaan heeft hiermee een privilege dat verder geen enkele diplomatieke partner rijk is. In vergelijking tot de rest van de wereld zou dit bijvoorbeeld betekenen dat de Sovjet Unie diplomatieke betrekkingen aanknoopt met de Bondsrepubliek Duitsland en daarbij de voorwaarde stelt dat de Westduitse ambassade in Moskou een Rus in dienst neemt als adviseur voor marxistisch-leninistische vragen."

Het is toch wel goed, zo meen ik, dat deze zaken nog eens uiteengezet worden, zodat we kennis hebben van de feiten. Men wil tegenwoordig de rooms-katholieke kerk zo graag betrekken bij allerlei oecumenische gebeurtenissen. Maar weet men wel wat men doet wanneer men nauwe banden

met Rome aangaat?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's