Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Listige omleidingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Listige omleidingen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo zond Sanballat, en Gesem tot mij om te zeggen: Kom en laat ons tezamen vergaderen in de dorpen in het dal Ono... Zo zeide hij: Laat ons samenkomen in het huis Gods in het midden des tempels ...

En het geschiedde, als al onze vijanden dit hoorden, zo vreesden al de vijanden, die rondom ons ivaren, en zij vervielen zeer in hun ogen; want zy merkten, dat dit werk van onze God gedaan was. Neb. 6 : 2. 10 en 16.

Buiten de muur gelokt

De strijd tussen kerk en wereld is een nooit aflatende strijd. Daarom mag Christus' kerk wel gedurig met David bidden: Wees mij genadig, o God! Want de mens zoekt mij op te slokken, de ganse dag dringt mij de bestrijder. Mijn verspieders zoeken mij de ganse dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste.

Nehemia moet dat zo ondervinden. Het werk aan de muur nadert zijn voltooiing. Alle scheuren zijn gedicht, slechts de poortdeuren moeten nog in de scharnieren worden gehangen. Nog een korte tijd en Jeruzalem zal een gesloten, verdedigbare stad zijn.

Haar vijanden kunnen dat echter niet velen. Ze zetten alles op alles om het toch maar te verhinderen. En zo wordt Nehemia uitgenodigd om met Sanballat en Gesem te komen praten in het dal Ono. Ze doen voorkomen of ze met hem een verbond willen sluiten. Allervriendelijkst wordt hij verzocht! Een rechtstreekse, openlijke aanval zoals ze die eerst hadden voorbereid, zou toch geen kans van slagen meer hebben. Daarom, nu geprobeerd om Nehemia, de ziel van het verzet, van de stad weg te lokken, hem om te brengen en het volk dan te overvallen.

Wat een methoden heeft toch de duivel om Gods kerk te bestrijden. Is ze voor een openlijke aanval onaantastbaar, dan zal hij haar wel trachten te verleiden onder schijn van vriendschap en welwillendheid. Hij zal trachten haar weg te lokken van achter de beschermende muur. We kurmen niet genoeg acht op hem hebben. Hij is de aartsleugenaar. Hij wil het zo graag voorstellen alsof hij het goede met Gods kind voor heeft. Dat kan toch best ook vriend met hem zijn. Dat zal toch zeker voordeel brengen!

Een gewaarschuwd mens mag voor twee tellen. De duivel heeft nooit het goede met ons voor. En de vriendschap met hem en de wereld is altijd de vijandschap Gods. En de vijandschap Gods brengt ons eeuwig verderf. Daarom: niet meedoen, niet meegaan! Niet weggaan van achter de muur. Niet weg van dat wat kerk en wereld scheidt: het leven uit en naar het Woord van God.

Nehemia vertrouwt het op geen enkele manier. In het antwoord dat hij Sanballat en de zijnen geeft, laat hij dat echter niet blijken. Zakelijk klinkt het: Ik heb een groot werk te doen, ik heb geen tijd.

Nu, dat kunnen we nog wel eens horen: Ik heb geen tijd. Verdrietig genoeg gaat het dan zo vaak om de dingen van Gods koninkrijk. We hebben geen tijd om de HEERE te dienen. We hebben nog zoveel dingen. Onze familie, ons bedrijf, onze studie. God moet nog maar even wachten. Hier is het zo anders. Nehemia heeft geen tijd voor de vijanden, zo druk is hij met de dienst Gods. Wat rijk als we zo de duivel en de wereld tegemoet kunnen treden: Ik heb geen tijd. Het werk des HEEREN vraagt al mijn aandacht en al mijn liefde. Geen tijd om rond te hangen in allerlei plaatsen van werelds vermaak. Geen tijd voor allerlei ijdele gesprekken, waarin een ander naar beneden wordt gehaald. Geen tijd, omdat al mijn tijd opgeëist werd door de HEERE.

Moeten we ons niet schamen en belijden dat we nog veel te veel tijd gunnen aan de boze.? Moet het ons niet tot schuld worden.? Wat groot, dat er een plaats is om te schuilen met die schuld. Niet bij Nehemia, maar bij Christus. Was er iemand meer vervuld van het werk Zijns Vaders? Wat heeft de boze op Zijn tijd beslag willen leggen. Wat heeft Hij er alles aan gedaan om Hem van Zijn werk af te houden. Wat woog die verzoeking zwaar op Zijn hart: Vader, indien het mogelijk is. Maar Hij viel God toe: Hij wijdde Hem Zijn tijd. Het werk moest gewerkt. Het Jeruzalem van het nieuwe verbond gebouwd met het offer van Zijn leven. Christus is getrouw geweest over Zijn huis. Met al onze vermorste, en daardoor verzondigde tijd dan naar Hem toe, naar Hem alleen.

Tot vier keer toe wordt Nehemia hetzelfde verzoek gedaan. De vijanden zijn hardnekkig. De satan, ook oude vijand genoemd, niet minder. Even hardnekkig mag Nehemia's weigering zijn. De vijfde keer proberen ze Nehemia nog sterker onder druk te zetten. Ze proberen hem en de zijnen angst aan te jagen. Een jongen komt met een brief naar Jeruzalem. Sanballat laat het daarin voorkomen alsof het gerucht van Nehemia rondgaat dat hij zichzelf tot koning van Juda wil laten uitroepen. Ongetwijfeld zal de perzische koning dat ook ter ore komen en het uitleggen als een poging tot opstand. Nehemia moet dan ook beslist komen om samen te kijken wat er aan te doen is. De brief is open, een ieder, die dat wil, kan zien hoe goed Sanballat het met Nehemia voor heeft.

Dan is voor Nehemia de maat vol. Hij antwoordt ronduit, dat alles verzonnen is. Hij laat zich niet door loze geruchten in de war brengen en evenmin van het werk Gods afhouden, verlamd door angst. Wederstaat de duivel en hij zal van u vlieden, zegt Jakobus. Inderdaad en dat wederstaan is dan heel wat anders dan toch wel even naar hem luisteren, ons toch wel even laten boeien door zijn gedachten en voorstellingen. Als we dat doen zitten we immers eigenüjk al in zijn strik.

Misschien zucht u: Ja, Nehemia. Dat diè de duivel wederstond kan ik me voorstellen, maar ik, wie ben ik! Ach, maar Nehemia had het toch ook niet van zichzelf. Lees maar, hoe hij aan het eind van deze beproeving de HEERE om kracht en sterkte bidt. Een kort gebed is het maar. Telkens weer lezen we van hem, dat hij zomaar tussen alles door een gebed van enkele woorden opzendt naar de troon van Gods genade. Nehemia leidt een biddend leven. En een biddend leven, dat is een afhankelijk leven, een leven dat gedurig open ligt naar God. Hij heeft wellicht ook de regelmaat gekend

van gebedstijden, maar daartoe beperkt hij zijn bidden niet. Altijd heeft hij de HEERE nodig.

Zo mag het toch zijn met Gods kinderen. Ze leven in alles voor Gods Aangezicht. In kleine en grote dingen, in dagelijkse en in zondagse dingen, in natuurlijke en geestelijke hebben ze de HEERE nodig. Wat een rijk leven als ons hart zo mag openliggen voor God, Die om Christus' wil ons een genadige Vader wil zijn. In Hem ingegaan in het verbond der genade mag Gods Kerk voor Vaders oog leven en uit Vaders hand. In een open hart, in gevouwen handen ligt de kracht van een machteloos volk. We hoeven ons dan ook geen angst aan te laten jagen. Rustig te midden van de woedende golven, mag de lijfspreuk zijn van allen die de HEERE vrezen.

Neen, dat ligt niet altijd zo vlak en ruim in het hart, maar als het geloof gelooft, worden bergen verzet in het hart der zee. W T e mogen dan ook wel gedurig schuilen bij God in Christus en Hem vragen: HEERE, vermeerder ons geloof.

Binnen de muur verleid

De ene aanval is nog maar nauwelijks afgeslagen of de andere is er alweer. Ze is nu nog veel gemener en veel bedrieglijker. Ze komt van binnen uit en heeft godsdienstige schijn aangenomen. Niet alleen buiten, maar ook binnen de muur zijn er de verleiders, de handlangers van de vijand.

Wat heeft dat toch een schrijnende ernst: Zelfs binnen de kerk zijn we niet veilig. Ook daar heeft de satan zijn pionnen uitgezet. Die zich voordoen als geestelijke leiders zijn in waarheid verleiders. Zelfs daar waar we geborgenheid en veiligheid denken te vinden worden we tot waakzaamheid geroepen. Het is niet alles Israël wat Israël heet. Ga niet zo maar op kerkmensen of dominees door. Ons zwakke hart heeft zo'n behoefte aan een hut om in te schuilen, maar we worden ook daar geroepen tot waakzaamheid. De rust is niet bij mensen zonder meer. De rust en de veiligheid is alleen in de HEERE en in Zijn W^oord.

En juist dat laatste ontbreekt bij die Semaja, die Nehemia tracht over te halen om in de tempel te vluchten. Hij doet zich voor als een profeet des HEEREN. We lezen van hem dat hij besloten was. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit betekent, dat hij zich had afgezonderd om een des te sterkere schijn van heiligheid te wekken. Nehemia moet vooral geloven dat wat hij zegt waarachtig een woord des HEEREN is. En dat terwijl zijn enige bedoeling is hem te verleiden tot tempelschennis en hem zo verachtelijk te doen zijn bij God en mensen. Een vreemde, iemand die geen priesterambt bekleedde, mocht immers het heiligdom niet binnengaan. Semaja is een van de vele valse profeten die we in het O.T. zo veelvuldig tegenkomen. Hij profeteert om loon. Hij is ingehuurd. Telkens weer lezen we in de Schrift, hoe de HEERE zijn volk waarschuwt tegen deze lieden. Ze profeteren uit hun eigen hart. Ze zeggen: Zo spreekt de HEERE, terwijl de HEERE in het geheel niet gesproken heeft. Onder het nieuwe verbond worden ze dwaalleraren genoemd, waterloze wolken die van de winden omgedreven worden of wilde baren der zee, die hun eigen schande opschuimen. Daarom geldt het altijd nog en altijd weer: Beproeft de geesten of ze uit God zijn. En wat is dat soms moeilijk. Vooral door de geweldige vrome schijn die ze soms vertonen kunnen. De satan verloont zich als een engel des lichts. Hij doet van alles om Gods arme kinderen maar in zijn macht te krijgen.

Nehemia mag deze Semaja beproeven, dat hij niet uit God is. Hij doorziet hem. Wat Semaja hem vraagt strookt immers op geen enkele manier met Gods inzettingen. Semaja wil hem tot zonde verleiden.

Is daaraan de valse profetie niet vaker te herkennen? Ze wil van het Woord af, van Gods inzettingen af, die inzettingen niet zo ernstig meer nemen en dat nog al eens onder vrome schijn ook. Wat is het dan zaak, dat we dicht bij het Woord blijven met de blijvende smeekbede: Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast, opdat ik mij niet van Uw paan mocht keren. In die afhankelijkheid en ootmoed mogen we het van de HEERE horen: Ik zal u onderwijzen en u leren van de weg die gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.

Die belofte is in Christus Jezus ja en amen. Intenser, gemener is de satan op Hem afgekomen in de woestijn, bijv. zelfs met het woord Gods. Toen deed hij zich ook voor onder vrome schijn, als Christus maar gehoorzamen zou. De Heere Jezus echter heeft de goede weg gehouden, omdat Hij zich aan het Woord van Zijn Vader hield. In die weg verwierf Hij zijn volk om ook hun hoogste Profeet en Leraar te zijn, hen door Zijn Geest te leiden in alle waarheid. O, als we zien op al die verleidingen, op hun listigheid en we zien op ons hart, waar moeten we dan uitkomen. Maar we mogen zien op Hem. Hij is de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Door alle struikelingen en dwalingen heen brengt Hij zijn Kerk terecht, eeuwig terecht.

De HEERE als vurige muur van rondom

Ja, zo moeten Nehemia en de zijnen het wel ervaren hebben als tenslotte na slechts twee en vijftig dagen, vlak voor de grote feestmaand het werk aan de muur wordt voltooid.

God van de hemel die zal het ons doen gelukken, dat was hun vertrouwen geweest. Dat vertrouwen was niet beschaamd. Dat vertrouwen wordt nooit beschaamd. Geen arm zondaar, die vertrouwt op de HEERE, op 't woord van Zijn genade, komt daarmee bedrogen uit. Er zou van onze kant alle reden voor zijn. Wij hebben immers het verbond verbroken. Ons passen de namen, die de HEERE aan Juda en Israël gaf: trouweloze, afkerige. Maar wat een wonder: Hij blijft getrouw. Getrouw aan Zijn woord. Daar gaf Hij Zijn Zoon voor, Zijn Enige, Zijn Geliefde. In Hem zijn al de beloften Gods ja en amen. Om Hem wordt onze verwachting van de HEERE niet beschaamd. Hij is van God verlaten, opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden worden.

Wat kan het dan door strijd en moeite heen moeten, zodat ons het geloof en de moed ontzinkt. We hebben het hier gezien. Maar het gebouw verrijst naar Zijn gemaakt bestek. Zijn Raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen.

Zelfs de vijanden moeten dan erkennen: God heeft bij hen wat groots verricht. Ze hadden van alles geprobeerd om het volk schrik aan te jagen, nu vrezen ze zelf. Ze komen onder beslag van Gods majesteit, die zich in dit werk kennelijk openbaart. Hem moeten ze ook de eer geven. Ja, dan zal de wereld moeten erkennen dat de HEERE met ons is. Alleen, het is voor die wereld dan wel van eeuwig belang hoe die erkenning is. Rachab erkende het ook en zij viel de God van Israël toe. Dat werd haar behoud. De heidenen hier blijven zichzelf. We lezen ook aan het eind van ons hoofdstuk, hoe Tobia niet aflaat om Nehemia vrees aan te jagen. Grote vrome woorden betekenen niet veel, het komt op vallen aan, vallen voor God en het van Hem alleen gaan verwachten. Dan wordt hier de rust ons opgezegd. De strijd blijft. Maar Gods kerk mag leven in de vaste verwachting eenmaal in de rust te zullen ingaan. Er blijft dan een rust over voor het volk van God.

Gij weet', o God, hoe 'k zwerven moet op aard'; Mijn tranen hebt G' in Uwe fles vergaard; Is hun getal niet in Uw boek bewaard. Niet op Uw rol geschreven? Gewis, dan zal mijn wrcev'le vijand beven, En als ik roep straks rugwaarts zijn gedreven. Dit weet ik vast: God zal mij nooit begeven; Niets maakt mijn ziel vervaard.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Listige omleidingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's