Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eeuwige vertroosting en goede hoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eeuwige vertroosting en goede hoop

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN PASTORALE BRIEF

„En onze Heere Jezus Christus Zelf en onze God en Vader Die ons heeft liefgehad en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, vertrooste uwe harten en versterke u in alle goed woord en werk". 2 Thess. 2 : 16, 17.

De apostel gaat een deel van zijn pastoraal schrijven aan de gemeente van Thessalonica afronden en besluiten. Een welgemeende zegenbede geeft hij zijn gemeente mee. , , En onze Heere Jezus Christus Zelf en onze God en Vader..."

Paulus heeft met liefde eertijds de gemeente gediend. En nu ook weer door dit schrijven de gemeente vermaand en vertroost. Maar uiteindelijk kan hij niet doen en niet geven wat God Zelf moet doen en moet geven. Vandaar dat hij schrijft: en onze Heere Jezus Christus Zelf Vertrooste uwe harten.

Let u eens op de volgorde die de apostel kiest. Meestal is het in zijn brieven eerst God de Vader en dan de Heere Jezus Christus. Hier is de volgorde andersom. Dat kan niet willekeurig zijn. Daar zit een bedoeling achter. Ik dacht deze: de apostel wil dit keer onderstrepen dat alle heil ons alleen maar in Christus ten deel valt. Er is geen weg tot God en tot kennis van God buiten Christus om. Paulus begint niet met de Vadernaam. Hij begint met de Naam van Christus. Onze Heere Jezus Christus. Hij is geen vreemde, geen onbekende voor de Thcssalonicensen gebleven. In het Evangelie dat de apostel onder hen verkondigde was Christus nabij gekomen. En door het onderwijs van de Heilige Geest was Christus ze bekend gemaakt. Hij, door God gezonden tot zaligheid, was hun Heiland en Zaligmaker geworden. Onze Heere Jezus Christus. In Hem weet de apostel zich één met de gemeente. Ze hebben hun zaligheid in dezelfde Zaligmaker mogen vinden. In deze Christus is de hoge God zeer nabij gekomen. In deze Christus is de heilige God een genadige God. En om Christus' wil wordt God hier ook Vader genoemd.

Onder ons is er vaak een grote huiver (geweest? ) God als vader aan te roepen. Daar zit (zat? ) een stuk reactie in tegen hen die oppervlakkig spreken over „onze trouwe Vader in de hemel", zonder dat er enige kennis is van de schuld der zonde en zonder dat men om Christus' wil vergeving kent. Nu is het nooit juist om van het ene uiterste in het andere te vervallen. Je kan aan twee kanten van de weg raken. Links of rechts, maar beide keren ben je naast de weg. In de Schrift wordt voortdurend over het Vaderzijn van God gesproken. Met name in het Nieuwe Testament waar de verzoening in Christus tussenbeide is gekomen. Daar leren de gelovigen door de Heilige Geest tot God roepen: Abba, Vader.

Wijlen dr. Goedhart heeft eens een artikel geschreven over „Enkele notities over het Vaderschap van God" (1966). Daarin acht hij het o.a. een gemis, juist in de kringen van hen die God vrezen, dat in de gesprekken en de gebeden al te zeer het Vaderschap Gods op de achtergrond verdwijnt. En niet alleen in de gesprekken, maar ook in de beleving. God is een Vader voor allen die in Christus verzoening met Hem mochten ontvangen door het geloof. Wat een Naam voor God: Vader. Geen vader sloeg met groter mededogen op het teder kroost Zijn ontfermende ogen dan deze Vader. Heeft niet Christus in het gebed dat Hij de Zijnen leerde bidden gezegd: Onze Vader? Maar daarbij tevens op de afstand gewezen die bestaan blijft: Die in de hemelen zijt.

Onze Heere Jezus Christus Zelf en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad.

Dat is een regel: Die ons heeft liefgehad. God de heilige en rechtvaardige. Heeft ons, Zijn vijanden, rebellen liefgehad. Ons liefgehad. Kent u iets in uw leven van deze ontzaggelijke geloofswerkelijkheid? Is dat niet om bij tijden onder weg te zinken: ons, mij liefgehad? Ons liefgehad van eeuwigheid, toen ik nog niet eens bestond. Toen al liefgehad. Want met een eeuwige liefde heb Ik u liefgehad. Ons liefgehad in de raad des vredes. Ons daarin betrokken en opgenomen. Adembenemende diepte der liefde Gods. Uitverkoren in Christus van voor de grondlegging der wereld. En die Hij tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij vervolgens in de tijd ook geroepen. Ook daarin komt het uit: die ons heeft liefgehad. Ik niet Hem. Maar Hij mij. Vandaar Zijn roeping. Met die roeping stortte Hij Zijn liefde in mijn hart uit door de Heilige Geest. Het Woord ging voor me open als een Woord dat me veroordeelt tot in alle vezels van mijn bestaan. Maar dat me ook vrijsprak om de genoegdoening van de Geliefde. Die ons heeft liefgehad. Ja, waarom ons, waarom mij? Waarom niet al die anderen, die Hij voorbij ging? Omdat Hij ons heeft liefgehad zonder dat ik er aanleiding toe bood. Niets in mij wekte Gods liefde op. Nee, Hij heeft ons liefgehad. Waarom? De reden is: Zijn eeuwig welbehagen. Wel, deze God en Vader beveelt Paulus de gemeente aan. Dat vindt niet tevergeefs plaats. Want Hij Die liefhad en die liefheeft, laat het voorwerp van Zijn eeuwige liefde nooit meer los. Hij riep ons toch uit onze duisternis tot Zijn licht. Dat deed Hij om nooit meer aan die duisternis prijs te geven. Het is alles Gods liefde waaraan het heil der Kerk hangt. Aan die liefde hebben we alles te danken. Aan die liefde zijn we overgeleverd in leven en sterven. Mag u dat al zeggen en weten: Hij heeft ons, Hij heeft mij liefgehad. Dat is geen zakelijke constatering of koele redenering. Nee, dat zal doorleefde werkelijkheid in uw leven zijn. Liefde Gods in Christus werd mij geopenbaard, zonder dat ik er naar vroeg. Die ons heeft liefgehad. God is het onderwerp van deze liefde en ik het voorwerp.

En die liefde kwam tot uiting in dit geschenk. , , ... En gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade".

Vertroosting. Dat staat tegenover ellende, verdriet, smart. Daar is onze wereld vol van. Daar is het leven der mensen vol van. De mensen zeggen het weieens tegen je: ik heb veel meegemaakt in mijn leven, maar ik ben steeds doorgeholpen. Alleen moeten we wel bedenken dat die vertroostingen niet zaligmakend zijn. De Heere geeft in Zijn algemene goedheid troost in smart, kracht naar kruis. Maar daarmee hebben we nog geen deel aan wat hier genoemd wordt: eeuwige vertroosting. De eerstbedoelde troost en kracht sterft met ons mee, als wij moeten sterven. Het is slechts tijdelijke vertroosting. Hier heeft Paulus het over een: eeuwige vertroosting. Die weten mogen door genade dat ze het voorwerp van Gods eeuwige liefde zijn, die hebben ontvangen een eeuwige vertroosting. Dat wil zeggen: die troost houdt niet op als mijn aardse leven ophoudt. Nee, deze vertroosting verduurt dood en graf. Die gaat met je mee over dood en graf heen. Gods kinderen ontvangen een eeuwige vertroosting. O, de dood kan ze doen huiveren bij tijden. De gedachte aan scheiden van allen die ons lief zijn doet soms sidderen. En toch: ze hebben een eeuwige vertroosting ontvangen. God kan nooit meer van hen af, zo Hij dat zou w 7 illen. Die liefde Gods in Christus vergaat nimmermeer. Niets kan meer scheiden van de liefde Gods welke is in Christus Jezus de Heere. Dat is een eeuwige vertroosting. Eeuwig, want ze komt van Hem Die de Eeuwige is. Wel, die vertroosting doet het volhouden, ook als het leven soms zwaar is en de weg ons moeilijk valt. Hij heeft ons toch gegeven een eeuwige vertroosting? Nou dan, wat dan geklaagd en gekermd?

Gods liefde kwam ook uit in het tweede deel van Zijn liefdesgeschenk: de goede hoop. Een soliede hoop, mag u ook zeggen. Hoop die gegrond is. Een zekere verwachting. Niet bedoeld in de zin, zoals wij vaak zeggen: ik mag goede hoop hebben dat. Nee, goede hoop wil zeggen een hoop die verankerd ligt in God die deze hoop gaf. Daarom mogen ze in Thessalonica moedig voorwaarts gaan, ondanks de komende openbaring van de mens der zonde. Goede hoop doet vol goede moed zijn. Goede hoop wil ook zeggen: betrouwbare hoop. Hij Die het beloofd heeft, is immers getrouw. Die het ook doen zal. Menselijke hoop is onzeker. Maar Goddelijke hoop is vast en zeker. Deze goede hoop vindt haar grond niet in-mijn vrome wensen, maar in Gods gewisse beloften. Hij heeft het gezegd. Daarom heb ik goede, gegronde hoop. Goede hoop kunt u daarom ook alleen maar hebben als het hoop is op God. Als ge uw hoop op uw wensen bouwt, komt ge bedrogen uit. Daarom, hoop op God! God geeft goede hoop, staat er. Ze is een liefdesgeschenk van een liefhebbend God. Daarom bedriegt ze u niet en nooit.

W T at zijn we eindeloos arm, zo we deze hoop en deze vertroosting moeten missen. Dat is met niets goed te maken. Nog biedt de Heere u Zijn liefde aan om ook u te schenken in Christus eeuwige vertroosting en goede hoop. Bedrieg uzelf maar niet met wat surrogaattroost en ijdele hoop. De eeuwige vertroosting en de goede hoop worden geschonken door de God en Vader van onze Heere Jezus Christus Die ons heeft liefgehad.

En ze wordt ons deel , , in genade", staat er. 't Is helemaal een geschenk. Je kan je er nooit op beroemen. Er is niets walgelijkers dan christenen die zichzelf opblazen met wat ze van de Heere uit genade hebben gekregen. W 7 e moeten er maar steeds weer aan herinnerd worden dat alwat we zijn, we dat zijn in genade. Genade is het, dat Hij ons liefheeft. Genade is het dat Hij ons gaf een eeuwige vertroosting en een goede hoop. Genade, genade alleen. Daar kun je nooit groot mee worden, genade spreekt van schuld. Genade neemt mij mee naar het kruis waar Christus genade bij God verwierf. Zonder dat gezegend kruis was er geen genade. Die ons heeft liefgehad kon alleen maar waar worden, omdat Hij die liefde betaalde met Zijn dood.

Wel, die God, wil de apostel zeggen, vertrooste uw harten. Denk niet dat dat een of andere afgezwakt wensje is van de apostel. Zo in de geest van: als het een beetje meezit dan zal God dat wel doen. Nee, die God, die ons heeft liefgehad en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en een goede hoop, die vertrooste u. Die zal dat doen, bedoelt Paulus. Daar kunt u van op aan. In welke situatie dan ook. Hij vertrooste u, als de zonde u benauwt. Hij vertrooste u als de weg u teveel lijkt. Hij vertrooste u als satan u bestrijdt. Hij vertrooste u als uw hart dor is als de woestijn. Hij vertrooste u als u geen licht hebt. Hij vertrooste u als u wankelt onder Zijn slaande hand. Hij vertrooste u als u het allemaal niet meer weet. Gods kinderen mogen zich beroepen op Zijn genadige toezegging. Onze God is zo gevoelig voor wie Hem aanroept in de dood en Hem aanspreekt met wat Hij voor ons geworden is. O God van mijn hart, vertroost mijn ziel in al haar geween en zeg tot haar: Ik ben uw heil alleen. Vertrooste uw harten.

Wat kan onze God dat, lezer. Weet u dat bij ondervinding? In druk komt Hij over met Zijn verruimende troost. In smart heelt Hij de wond met Zijn balsemende troost. Waar we geroepen worden achter Hem aan te komen in een weg vol zelfverloochening, daar vertroost Hij onze harten door ons te doen zien op Christus, de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Die ook zelf volvaardig Zijn pad heeft gelopen. Hij vertrooste uw harten! Ja, met Wie anders dan met Hem die ons hart heeft vervuld.

Voor „vertroosten" staat een woord dat je ook vertalen kunt met „toespreken". De Heere vertroost door Zijn Woord. Troosten doet Hij door ons toe te spreken. De troost is de troost van het Woord, van het Evangelie. W 7 el, die troost gaat gepaard met „en ver sterke u in alle goed woord en werk."

Ja, u moet niet gering denken over de strijd die er in het christenleven wezen kan. Wat kan je daar moe van worden, uitgeput en geestelijk afgemat. Vandaar: versterken. We hebben dan niet alleen vertroosting, maar ook versterking nodig. Het is zelfs zo, dat de vertroosting, de toespreking van de Heere die versterking is. Zijn Woord, hoorbaar en zichtbaar, dat versterkt het moede hart. Hij versterke u. De apostel weet het maar al te goed bij eigen ondervinding: wij zijn zwak, we kunnen niets. We hebben steeds Gods versterking nodig. Van onszelf zo zwak, dat we niet één uur met Hem kunnen waken en niet één ogenblik staande kunnen blijven in de strijd. Er valt nooit te roemen en te pochen op onze kracht. Alleen in de vervulling van wat de apostel de gemeente toewenst: Hij versterke u. Want dat doet Hij. Steeds en voortdurend. Hij versterkt. Anders werd het nooit niets en kwamen we geen stap verder. Hij geeft de moeden kracht en vermenigvuldigt de sterkte van hem die geen krachten heeft. Hij versterke u. Ook dan en daarin als wij zo menigmaal onderuit dreigen te gaan, als satan ons verleidt. We zijn ook daarin zo zwak. We hebben zo weinig wederstand te bieden. We gaan vaak zo gretig in op zijn aanbiedingen. Hij versterke u. ja, want de zonde ligt aan de deur. En daar komt nog vlees en wereld bij. En dan weet u het wel. O Heere, versterk me toch en verlaat niet wat Uw hand begon. Versterk hetgeen Gij hebt gewrocht.

Hij versterke u. Hoe dan? In alle goed woord en werk. In, staat er. Paulus bedoelt: die versterking van de Heere hebbe het doel dat u wordt aangespoord tot alle goed woord en werk. De Heere vertroost en versterkt niet, opdat wij het maar goed mogen hebben. Zo voor onszelf. Nee, dat doet Hij altijd opdat we er ook anderen in zouden doen delen. De Heere maakt van de Zijnen evangelisten en propagandisten van het goede woord en het goede werk Gods.

Woord en werk, zo staat er in onze statenvertaling. Er bestaat ook een ander, ouder handschrift dat de volgorde net andersom heeft: werk en woord (zo ook bij Calvijn). Het doet er in wezen niet zoveel toe. Toch is het opvallend: eerst werk, dan woord. Wij zijn geneigd de leer te overschatten en het werk te onderschatten. De Schrift geeft daar nergens ruimte voor. Woord en werk, werk en woord. Hoe de volgorde ook zij en hoe u die volgorde ook zou willen stellen. Ze horen bij elkaar, ze dulden geen scheiding. Er is geen zuivere leer waar een onzuiver leven is. Er is geen zuiver leven zonder de zuivere leer. Gevaren bedreigen de christelijke gemeente vanouds, ook op dit front. Rechtzinnige leer, maar een goddeloos leven, daar gruwt onze God van. Maar een zogenaamd vroom leven, zonder de reine leer, is een lichaam zonder ziel. Dat is slechts eigenwillige godsdienst. Religie van de vrome mens, die wat presteren wil. Nee, God versterkt de Zijnen in alle goed woord en werk, werk en woord. Daar leert Hij ons verworteld te raken in de leer, in het woord van Zijn genade. Maar daar laat Hij ons ook vruchten dragen waarin Hij verheerlijkt wordt.

B.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Eeuwige vertroosting en goede hoop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's