Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd

Visie op de gemeente

Ds. J. H. Velema (Nunspeet) is in het Orgaan van de Chr. Ger. Kerken De Wekker bezig aan een serie artikelen onder de titel Achterhaalde vraag? Hij bedoelt met die vraag dc volgende vragen: ben ik wel een kind van God? Ben ik wel echt een waar gelovige of ben ik het maar in schijn? Bedrieg ik mezelf of niet? Is het nu wel een „waar werk" in mijn leven of niet? Dat zijn vragen die onze lezers wel zullen herkennen. Vragen die ook onder ons (gelukkig) nog leven. Ds. Velema echter bedoelt met zijn artikelen te stellen of die vragen intussen achterhaalde vragen zijn of niet. Hij heeft brieven gekregen uit gemeenten overal in het land, waaruit ongerustheid blijkt over een bepaald soort prediking, waarin deze vragen helemaal niet meer aan de orde komen. Of in ieder geval wordt er een tendens geconstateerd in de prediking die ertoe neigt te veronderstellen dat men gelooft dat de hele gemeente „er is", het heil reeds kent. Daar gaat ds. Velema dan op in. Ik dacht, een onderwerp wat ook ons raakt. Hier bedoelde tendens in de prediking wordt soms ook onder ons gehoord. Een benadering van de gemeente, waarvan je soms het gevoel krijgt: is persoonlijke bekering en vernieuwing van hart en leven nu nog nodig of wordt dat zondermeer verondersteld? Moet een mens nu nog bekeerd worden tot God en persoonlijk Christus worden ingelijfd door een waar en levend geloof? Ds. Velema signaleert een verschuiving in de prediking op dit punt in zijn kerken. En ik meen van terecht. En ik kan begrijpen dat hij daarvan dan zegt: „...dat maakt mede de moeite uit van ons huidig kerkelijk leven..."

Oorzaken (1)

Ds. Velema vraagt zich af hoe die verschuiving veroorzaakt is. Hij denkt allereerst aan een element van reactie. Men zet zich af tegen een bepaald soort prediking waarin alleen maar plaats was en is voor de vraag naar de heilstoeëigening heilszekerheid. Uit reactie daartegen vervalt men nu in het andere uiterste: wij zijn die vragen te boven. Gevolg: de prediking wordt kil en koud, het is alles activiteit wat de klok slaat, men raakt het wezenlijke kwijt: het wonder van Gods genade en barmhartigheid.

Oorzaken (2)

Ik citeer nu wat ds. Velema schrijft onder het hoofd Doop en Verbond:

„Als Chr. Geref. Kerken hebben we bezwaren gehad tegen de doopsopvatting van Kuyper, zoals die in de Geref. Kerken steeds meer is doorgedrongen. Wp hebben ons verzet tegen het verbondsautomatisme, zoals we dat signaleerden in deze kerken. Tegelijk constateerden we dat ook de kerken, die zich vrijmaakten, niet vrij waren van deze smetten in de praktijk en dat men ook daar al te gemakkelijk er van uitging dat het met dc gemeente in orde was ten koste van de noodzaak van persoonlijke bekering en wedergeboorte. Maar er is toch wel veel invloed van uitgegaan. En naarmate sommigen meer een negatieve verbondsinstelling er op nahielden, het verbond en de doop gingen onderschatten, gingen anderen in de praktijk verbond en doop overschatten en werd de positie van het verbondskind — niet theoretisch, maar wel praktisch — overtrokken zodat de noodzaak van persoonlijke bekering op de achtergrond kwam. Waar dat het geval is, zal de vraag veel minder gesteld worden: hoort u cr ook bij; bent u wel een kind van God? Is er de mogelijkheid dat u zich bedriegt en een schijn-christen bent? Die vragen mogen niet gesteld om de gemeente van het vaste fundament van Gods beloften af te trekken; ze moeten wel gesteld om aan te dringen op ernstig zelfonderzoek opdat des te meer en tc beter duidelijk wordt waar de grond van onze zaligheid ligt."

Oorzaken (3)

Een mogelijk, en ik dacht zeker bepalende oorzaak is ook, dat men zegt: moet je aan die enkele mens wel zoveel aandacht besteden? Doet de Schrift dat ook? Heeft de Schrift het niet veel meer en bijna altijd over het volk, de gemeente, het geheel, waarin de enkeling wel zijn eigen plaats heeft, maar niet de hoofdrol speelt? Daarbij komt, er zijn zoveel wereldwijde vragen en problemen, is die subtiele vraag naar de persoonlijke heilszekerheid wel van belang in dat licht? En tenslotte: men is in onze dagen zo ver-seculariseerd en puur horizontalistisch geworden en dat werkt zo door, ook onder onze kerkmensen, dat velen aan de vertikale vragen niet of nauwelijks toekomen. En je moet in de prediking zoveel mogelijk ingaan op de vragen waar de mensen mee zitten. Dus, kom je aan de vraag van de persoonlijke heilszekerheid niet meer toe. Een door de geest van de tijd achterhaalde vraag. Je moet veel meer „zekerheden poneren", de mensen houvast geven. De mensen twijfelen al genoeg. Er wordt al genoeg aan hen geknaagd. U ziet, dingen die onze aandacht cn overweging meer dan waard zijn. Immers, de prediking is de hoofdvoedingsbron der gemeente. Wordt er hier tekort aan de inhoud gedaan, dan verarmt en verschraalt de gemeente. Dan wordt er honger geleden. Eén klacht die gehoord wordt: we krijgen zo weinig mee, het is zo arm.

Achterhaalde vraag?

In het laatste artikel dat mij onder ogen kwam van ds. Velema over bovenstaande, zet hij de gevolgen uiteen, wanneer men inderdaad vindt, dat de vraag naar persoonlijke bekering en persoonlijk geloof een achterhaalde vraag is. Als eerste noemt hij dan: verschraling van de prediking. Ik citeer: „Verschraling is het proces van verschralen. Als het over de prediking gaat betekent het dat het geestelijke gehalte gaat dalen; dat er minder geestelijk voedsel in te vinden is en de gemeente er niet te veel aan heeft omdat die prediking de honger van de gemeente niet peilt, en dienovereenkomstig steeds minder biedt.

Wanneer men er nu praktisch van uitgaat dat de gemeente er is en de geloofsbeleving, ook naar de kant van de strijd en aanvechting — en die kan van gevarieerde aard zijn — niet aan de orde wordt gesteld, hetzij door een eenzijdige tekstkeuze, hetzij door een eenzijdige schriftuitleg — dan gaat de prediking vermageren. Er kunnen dan en zullen dan nog wel veel ware dingen worden gezegd — stel je voor dat er zeer duidelijke

onware dingen werden gezegd; dan wist de gemeente waar ze aan toe was! — maar er worden juist niet die dingen gezegd die geestelijk gezien hout snijden; die aansluiten bij de werkelijke toestand van de gemeente.

Dat kan een geleidelijk proces worden, zelfs zo dat velen het niet eens meer merken en er mee verzoend raken onder het argument: we leven nu in andere tijden; alles verandert, dus ook de prediking; waarom zouden we ons druk maken?

Dit geruisloze proces van verandering is bepaald ondermijnend voor het onderscheidingsvermogen van diverse gemeenteleden en ambtsdragers. Zo kan de situatie ontstaan (door deze verschraling van dc prediking) dat gemeenteleden, die kennis gemaakt hebben met een prediking waarin geen aanbod van genade klonk — ook een verschrikkelijke verschraling en verarming van de prediking! — nu moeten zeggen bij het horen van de getekende verschraalde prediking; hierin is ook geen aanbod van genade meer te vinden, want er behoeft de gemeente niets meer te worden aangeboden!

De uitersten raken elkaar, zij 't uit geheel tegengestelde motieven en zij die tussen die uitersten bewust inzitten voelen zich ongelukkig en vragen zich af: waarheen? "

Achterhaalde vraag (2)

Nog twee gevolgen worden genoemd, wanneer de prediking ervan uitgaat dat bedoelde vraag achterhaald is. Ik citeer opnieuw:

„Een tweede gevolg is de geestelijke gearriveerdheid van de gemeente. Immers een prediking, die geen vragen meer stelt en er van uitgaat dat het met de gemeente van onze Heere Jezus Christus wel in orde is cn daarvan uitgaat, moet aan de gemeenteleden na korter of langer tijd wel de indruk geven dat ze het als gemeente ver gebracht hebben.

Geestelijk is men feitelijk gearriveerd; men is er. Weliswaar blijkt dat niet uit het geestelijke leven van de gemeente. Een goed geestelijk gesprek is vaak maar moeilijk te voeren.

Het aantal Avondmaalgangers neemt toe, maar steeds meer lees je de klacht: een behoorlijk percentage Avondmaalgangers laat in de tweede dienst op de Avondmaalszondag verstek gaan.

Een bewijs van deze gearriveerdheid is ook dat men steeds minder behoefte blijkt te hebben aan twee keer naar de kerk gaan.

Een teken van die gearriveerdheid kan ook zijn dat er steeds minder behoefte en begeerte is om te getuigen van de hoop die in de christenen is. Men heeft het toch zelf — nu dan?

Een ander symptoom van geestelijke gearriveerdheid is de verslapping in de strijd tegen de zonde. Er kan hoe langer hoe meer mee door. Vele predikanten schrikken wanneer ze onverhoeds eens naar de Iektuur kijken die in de huizen van hun gemeenteleden te vinden is. En niet te vergeten: hoevelen, die zich christenen noemen, zijn slaven van de beeldbuis geworden en worden door programma's geïnfecteerd, die een geest ademen, die moeilijk in overeenstemming is te brengen met de vreze des Heeren.

In Filippenzen 2 : 12 spreekt Paulus over het met vrezen cn beven eigen zaligheid bewerken. Het gaat nu niet over het verband tussen vers 12 en 13 (stroom en bron) maar over „met vrezen en beven". Daarmee is zeker niet bedoeld een wezel — en dientengevolge vaak kwezelachtige levenshouding. Maar wel: et heilige respect van de tere eerbied voor de Heere en Zijn wetten en daarom een nauwgezette levenswandel, wetend van de macht der zonde en de invalspoort die in ons aller hart aanwezig is.

Juist daar waar de permanente strijd niet gepredikt wordt, maar de gearriveerdheid de ondertoon is van de prediking, zal dat vrezen en beven verdwijnen met al de gevolgen daarvan voor de stand van het geloofsleven.

Misschien is de meest neutrale en meest begrijpelijke deze: spiritualiteit is de wijze waarop men zijn geloof beleeft. We zouden daar aan kunnen toevoegen: de wijze waarop men zijn geloof beleeft wordt mede bepaald door de wijze waarop de geloofsbeleving wordt voorgesteld cn deze spiritualiteit kristalliseert zich in een eigen geestelijk klimaat.

Als het werkelijk waar is dat de in deze artike-len bedoelde kwestie achterhaald is, dan krijgen we langzaam maar zeker een andere spiritualiteit.

Werd de vroegere spiritualiteit gekenmerkt door afhankelijkheid, vertrouwen, verwachting, ernst maken met en strijden tegen de zonde, de begeerte dat Christus een gestalte zou innemen in het leven — daarom de toeleiding cn de toevlucht tot Christus, de vreugde in het uitstallen van de rijkdom van Christus, het leven uit Hem — bij de veranderde spiritualiteit komt er een andere toon en geest: zelfverzekerd, veel minder afhankelijk, minder teer, grote vrijmoedigheid in geestelijke zaken, aktivistisch — dus sterke nadruk op het willen en doen van de christen; meer nadruk op de heiliging dan op de rechtvaardiging; meer prediking van Christus als Vernieuwer dan als Verzoener; meer Jezus als Vriend dan Christus als Borg aanprijzen en nodig hebben; eenzijdige nadruk op de roeping naar buiten ten koste van zorg voor het innerlijke leven.

Het is maar een zoeken naar woorden om enigszins aan te geven waar het om gaat en welke zaken gaan spelen wanneer men komt tot een idealistische beschouwing en benadering van de gemeente.'

Een ander gevolg van de geschetste benadering van de gemeente — de gemeente die er is, al moet ze zich wel van bepaalde zonden telkens weer bekeren — is dat zich een andere spiritualiteit gaat aftekenen. Het is niet zo gemakkelijk om precies weer te geven wat we daar precies onder verstaan."

We zijn ds. Velema dankbaar voor de helderheid waarmee hij deze voorname zaken aan de orde stelt. Wat hij in zijn kerken signaleert, komt ook onder ons voor. De enige remedie is: terug naar de Bron waaruit alle leven vloeit, voor gemeente en enkele mens. Dat geldt als de prediking verschraalt in een oppervlakkige vanzelfsprekendheid. Dat geldt niet minder als de prediking verzandt in uitzichtsloze woorden zonder aanbod van genade en in een ontrafeling van de menselijke ziel en haar (wan)gestalten, wat ook geen enkele voet in de

Schrift kan vinden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's