Tucht in liefde, groet van vrede
EEN PASTORALE BRIEF
„En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen. Maar indien iemand ons woord, door deze brief (geschreven), niet gehoorzaam is, tekent dien; en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde. En houdt (hem) niet als een vijand, maar vermaant (hem) als een broeder. De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen. De groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in iedere zendbrief. Alzo schrijf ik. De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen." 2 Thess. 3 : 13—18.
Goed doen
De apostel richt zich nu tot de gemeente zelf. Immers, de woorden van het vorige vers (12) bevatten een vermanende boodschap tot de ongeregelden in Thessalonica. U weet nog wel, de werkschuwen, de iediggangers. Die zich buiten Gods orde zetten door niet te werken. Ze zijn vermaand met apostolisch gezag om , , met stilheid te werken en hun eigen brood te eten".
„En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen", zo richt Paulus zich tenslotte tot de gemeente die zich wel houdt aan de orde Gods en wel werkt met de handen en in niet in overspannen geestelijk besef de aardse taak en roeping verwaarloost. Wordt niet moe, staat er letterlijk, om goed te doen. Schoon, mooi doen betekent het oorspronkelijk woord eigenlijk hier met goed doen vertaald. Wordt niet moe u voorbeeldig te gedragen. Daar gaat het net om: voorbeeld-ig gedrag. Wordt dat maar niet moe, vertraagt daar maar niet in. Dat zou kunnen door het slechte voorbeeld dat de gemeente binnenshuis aantreft. Dat werkschuwe voorbeeld zou de gemeente ertoe kunnen verleiden ook maar wat minder trouw en wat minder nauwgezet te leven. Waar je mee omgaat, wordt je licht door besmet. Nee, vertraagt niet in goed te doen. Dat geldt zelfs ten aanzien van de luie broeders. Doet ook ten aanzien van hen goed. Leerzaam ook voor ons in deze tijd. De gemeente wordt opgeroepen tot een voorbeeld voor hen in wier midden ze werkt en leeft. Als een zoutend zout heeft ze in te werken op het bederf dat de wereld dreigt te bederven. Helaas gaat er veel meer invloed van de wereld uit op de kerk, dan van de kerk op de wereld. Terwijl dat laatste het geval hoorde te zijn. Temidden van werkschuwheid, van dagdieverij, lanterfanterij, waar op zoveel plaatsen in onze samenleving zichtbare voorbeelden van te zien zijn, heeft een christen de opdracht „niet te vertragen in goed te doen". Het niet moe te worden zich voorbeel-dig te gedragen. We hebben de arbeid positief te waarderen, al weet ik dat daar niet alles mee gezegd is.
Tucht oefenen
Hoe nu te doen met hen die onordelijk blijven leven en handelen? Hoort u maar: „maar indien iemand ons woord, door deze brief (geschreven), niet gehoorzaam is, tekent dien."
Paulus geeft hier opdracht tot een nogal ingrijpende maatregel die de gemeente moet nemen ten aanzien van hen die zich niet onderwerpen aan wat de apostel via dit schrijven met apostolisch gezag kenbaar maakt. De gemeente moet die persoon „tekenen".
Wat wordt daarmee bedoeld? In ieder geval een tuchtmaatregel. Bij „tekenen" valt te denken aan het zetten van de naam op een soort „zwarte lijst". Die lijst werd dan voorgelezen in de samenkomst van de gemeente. Zo is de hele gemeente op de hoogte welke leden der gemeente gemeden dienen te worden (Bolkestein). Deze trap van censuur is nogal ingrijpend. Daar gaan naar Bijbelse maatstaf de nodige gesprekken aan vooraf met deze dwalende leden der gemeente. Maar baat dat niet, dan spoort de apostel toch aan tot genoemde maatregel over te gaan. Tekent die personen. Noem ze bij name in de samenkomst der gemeente. Dat zit in het woord „tekenen". Iets van 'het publiek maken'. Het niet langer binnenskamers houden. Maar de gemeente inlichten, opdat ze op de hoogte is. Want een getekende broeder of zuster loopt buiten Gods weg en houdt zich niet aan Gods orde. Ze zijn ongehoorzaam, staat er. Dat mag de gemeente niet op z'n beloop laten op straffe ook zelf in verval te raken. En wat volgt er dan op dat 'tekenen'? Dit: „... en vermengt u niet met hem..." Dat wil zeggen: mijdt het contact met hem. De gemeenschap moet met hem verbroken worden. Dat zal o.a. haar beslag wel gekregen hebben in het ontzeggen van de toegang tot de avondmaalsgemeenschap. Dit mijden van bedoelde persoon, het zich niet met hem vermengen moet het pijnlijke van de afzondering doen gevoelen aan de gecensureerde. En tegelijk mogen de andere leden der gemeente „het goddelijk gezag, en gewicht van de tucht niet breken of verminderen" (L. Lindeboom). Simpel gezegd: ze moeten het de broeder of zuster die onder censuur is gebracht, goed laten merken dat het de gemeente ernst is. Dat mijden slaat niet zozeer op het maatschappelijk verkeer. Veeleer in geestelijke, gemeentelijke zin. Het verkeer als broeders en als vrienden. In vers 6 heeft Paulus al gezegd dat ze zich moeten onttrekken aan hen die ongeregeld wandelen. Dat wordt hier dus nog versterkt. Vermeng u niet met hem! U voelt wel, daar is voor nodig dat de hele gemeente leeft onder het gezag van het Woord. Dat de gemeente onderling één is. Anders missen bedoelde tuchtmaatregelen hun uitwerking absoluut. Ook kerkelijke verdeeldheid bemoeilijkt ernstig het effect van de kerkelijke tucht. Wordt men in de éne kerk onder censuur gezet, dan is er soms wel een andere kerk of gemeente waar men wordt opgenomen. En toch, de Schrift geeft ons in dezen een duidelijke richtwijzer.
Waarom bedoelde broeder of zuster mijden in geestelijke en gemeentelijke zin? „... opdat hij beschaamd worde". Dat is het doel van de tuchtmaatregel. Opdat hij tot inkeer kome, staat er letterlijk. De gemeente moet de omgang met de betreffende persoon afbreken, opdat hij tot andere gedachten zou komen. Opdat er schuldbesef en verootmoediging en breken met de zondige weg zou geboren worden, waar de Heere de tuchtmaatregel wil zegenen. Dat moeten we nooit vergeten als het over de bijbelse tucht gaat. Het is geen kwestie van royeren van lastige leden. Niet de mond stoppen van kritische mensen. Niet wegmanoeuvreren van mensen die het met ons op ondergeschikte punten niet eens zijn. Nee, het gaat hier om broeders die de orde Gods doorbreken, daarover vermaand zijn, maar niet buigen willen voor God en die daarom tijdelijk buiten de geestelijke gemeenschap gezet worden, opdat ze tot berouw en inkeer zouden komen. Om dat laatste gaat het de levende gemeente Gods. Dat de gecensureerden berouwvol zouden wederkeren van hun dwaalwegen. Tucht wil behouden, terugroepen, terugbrengen binnen de schaapskooi van de hemelse Herder.
Dat blijkt ook uit wat nog volgt: „En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder".
Dit geeft de toon aan van de tuchtmuziek. Geen nijdige gezichten, geen bitse woorden, geen geestelijke trap na, geen geestelijke hersenspoeling. Houdt hem niet als een vijand. Het blijft een broeder, ook al is er een tuchtmaatregel van toepassing. De tucht wil overgoten worden met de geur der liefde en door de adem van het gebed. Het gaat er immers om de afgedwaalde terug te brengen van de dwaling zijns wegs om zo een zondaar van de dood te behouden. Uit de houding der gemeente moet blijken dat ze bezield is van een heilige liefde tot God en de heilighouding der gemeente (Lindeboom). En die liefde zoekt te behouden. Liefde wil laten leven. Ze zoekt niet zichzelf, maar de ander. Daarom: houdt hem niet als een vijand. Zo hoort de gemeente van Christus met elkaar om te gaan: in liefde. Niet in haat en nijd, zoekende naar wat van onszelf is, eigen eer en hoogheid. Ook niet in de uitoefening van de tucht. Veeleer hoort het zo te zijn: vermaant hem als een broeder. Ziet u: als een broeder. De broederschap is nog in tact. Op die basis hebbe de vermaning plaats. Meestal kiest de Schrift voor vermanen een ander Grieks woord dan hier gebruikt. Het hier gebruikte wil zoveel zeggen als: iemand tot rede brengen, iemands inzicht veranderen. De dwalende broeder moet met redenen omkleed, redenen uit de Schrift genomen en op de Schrift gebaseerd, tot andere gedachten gebracht worden. Tucht is geestelijk. Tucht kan slechts plaats vinden waar ieder buigt onder het gezag van het Woord. Waar dat gezag verdwijnt, verdwijnt ook de tucht. Daar gaat ieder doen en daar laat ieder doen wat goed is in eigen oog. Is dat niet de zorg om lidmaat te zijn van een kerk waar deze tucht niet functioneert? Is het ook niet de zorg wie ziet dat in andere kerken de tucht menigmaal nauwelijks geestelijk, veeleer vleselijk is en wordt gehanteerd. Waar de tucht vaak gebruikt is om lastige mensen
het zwijgen op te leggen? Wat zijn we in veel opzichten ver af van het gemeentelijk leven naar de Schrift en wat is wederkeer tot het Woord een eerste vereiste.
Groet vol vrede
De apostel is nu echt aan een einde gekomen. Hij heeft gezegd wat hij te zeggen had. Hij houdt er niet zomaar mee op. Gebruikelijke groeten volgen er nog. Ik neem aan dat de apostel niet in formele zin wat klanken uit. Dit geeft hij nog mee: „De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze".
De eerste brief eindigde met „de God des vredes". Hier de Heere des vredes. Christus is het die meer bedoeld wordt. Christus is de Heere, de Gebieder van de vrede. Hij gebiedt de vrede op aarde en in de ziel. Vrede in het hart die uitwaaiert in vrede onderling. Hij geeft vrede en Hij is vrede. Hij geve u de vrede. Geve, staat er. Niet wij maken die, maar we kunnen die slechts krijgen. Dè vrede, staat er letterlijk. Niet zomaar vrede, maar dè vrede. Te allen tijd. Bedoeld is: door alle tijden en omstandigheden heen. In alle tijden. Tijden van vreugde en hoop. Maar ook in tijden van veel strijd en moeite. In al zulke tijden geve de Heere des vredes u Zelf dè vrede. DE vrede. Die zijn we van nature kwijt. Die is er bij ons en bij een ander niet. Bent u er om verlegen geraakt? U krijgt hier het adres te lezen waar die vrede te vinden en te krijgen is. In Hem Die vrede op aarde is komen brengen door Zijn dood en lijden heen. Hij geeft vrede. In alle tijden, allerlei tijden, tijden van allerlei aard. Steeds geeft Hij vrede. Hij is de Heere van de vrede. Hij beschikt daarover. En dan „in allerlei wijze". Duidelijker is het te lezen: in allerlei wegen, manieren, gangen. Paulus bedoelt: die Heere geve ook vrede in de omgang met elkaar, zelfs met de ongeregelden. Hij geeft vrede opdat wij in vrede binnen de gemeente met elkaar zouden leven. Dat gaat dan ook altijd samen op. Als de Heere in de harten vrede geeft, dan wordt die vrede ook zichtbaar en tastbaar in alle verbanden binnen de gemeente. Maar wordt die vrede in het hart gemist, dan kwijnt ook de vrede binnen de gemeente Gods. O, de Heere des vredes geve veel die vrede onder Zijn duurgekochte gemeente. De Heere Zelf, ja. Wij zijn zulke vredeverstoorders, ruziezoekers, liefhebbers van eigen gelijk. Maar de Heere Zelf, ja Hij is onze Vrede, maar ook onze Vredestichter. Tot Hem gevloden, onder Hem gebogen. Uit Zijn doorboorde handen vloeit de Goddelijke vrede voort. Vrede geef Ik u, Mijn vrede laat Ik u. Vrede zij ulieden, klonk het, na Zijn opstanding toen Hij binnen de kring van de Zijnen verscheen. Dat klinkt nog waar Hij verschijnt en waar Hij woont door Woord en Geest in hart en gemeente.
„De Heere zij met u allen." Paulus heeft geen voorkeuren in de gemeente. Ook de „ongeregelden", ook de „lastposten" liggen op zijn hart. Met u allen. Niemand uitgezonderd. Hij wenst allen toe de nabijheid des Heeren. Wie zelf nabij leeft, wenst allen dat nabije leven toe. Daar is het goed. Onder de schaduw Zijner vleugelen. Daar heeft een gemeente het goed, waar de Heere met haar is.
Dan volgt nog een regel die Paulus eigenhandig heeft geschreven, na het voorgaande kennelijk te hebben gedicteerd aan een secretaris. Het is aan het handschrift te zien. Kijk maar, wil de apostel zeggen, je ziet aan mijn handschrift dat de brief van mij afkomstig is. „De groetenis met mijn hand, van Paulus, hetwelk is een teken in iedere zendbrief; alzo schrijf ik."
Een soort persoonlijke handtekening dus, die de echtheid van de brief als afkomstig van Paulus moet bewijzen. De groetenis, staat er. Letterlijk: een hartelijke begroeting die met bepaalde plichtplegingen gepaard gingen. De apostel verzekert ze door voor dit woord te kiezen dat hij ze heel hartelijk en aanhankelijk groet. We hebben al eerder gehoord, hoe uitermate Paulus aan de gemeente van Thessalonica hing met heel z'n hart en ziel. Dat komt weer tot uiting in het woord dat hij hier kiest onder 'groetenis'. Dat hoort ook bij de christelijke omgang met elkaar. „Voor alle stugheid, onbeleefdheid, onhartelijkheid zowel jegens de gemeente als ook jegens alle mensen hebben de belijders van Jezus en vooral Zijn gezanten zich te wachten. Een opzichter moet vriendelijk zijn jegens allen" (Lindeboom). Wat schiet er tenslotte over voor apostel en gemeente. „De genade van onze Heere Jezus Christus met u allen." Genade, Ja. Niet alleen voor de ongeregelden. Maar ook voor de 'geregelden'.
Genade alleen! Die genade zegt de apostel in Naam van Christus, onze Heere Jezus Christus, toe aan de ganse gemeente! Genade, rijk èn vrij. Genade voor de grootste der zondaren. Genade die goddelozen vrij spreekt. Om de éne Heere wiens gezegende namen zijn Christus en Jezus, Jezus en Christus. Kent u die Naam, die Namen al? Geschreven door de pen van de Heilige Geest aan de wanden van uw 7 ziel? Hangt aan Hem al uw heil en eeuwige vrede? Hang Hem dan maar aan met een oprecht geloof, in vurige liefde en met blijde hoop. Hij komt Zijn Bruid spoedig ophalen voor de bruiloftsdag.
B.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's