Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jeugd en kerkgang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeugd en kerkgang

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vierde gebod

Het gebeurde op de catechisatie, in een groep van 40 jongens en meisjes van 18 jaar en ouder. We hadden een begin gemaakt met de behandeling van het vierde gebod: „Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt, enz..." Ik had eerst gewezen op de positieve vorm waarin dit gebod tot ons komt. Tegenover het „gij zult niet" en „gij zult geen" van de eerste drie geboden zegt de Heere in dit vierde gebod „gedenkt". En de Heidelbergse Catechismus — zo betoogde ik — volgt in de uitleg deze vormgeving op de voet. Want terwijl bij de behandeling van de eerste drie geboden telkens wordt gevraagd: „Wat verbiedt God? " luidt de vraag bij het vierde gebod: wat gebiedt God? "

Van mijn kant was dat een poging om de dankbare discussie over wat op zondag wèl en niet mag alvast wat in te dammen. Al weet men, de jongeren kennende, natuurlijk wel dat van uitstel geen afstel komt, want ze zullen toch wel een gelegenheid vinden om te vragen waarom dit wel en dat niet geoorloofd is op zondag!

De kerkgang

De opstellers van de Catechismus — zó ongeveer probeerde ik het antwoord van de Heidelberger wat dichterbij te brengen — dringen meteen door tot de kern van de zaak. Ze zeggen: God wil in 't vierde gebod allereerst dat de kerkdienst of het predikambt en de scholen onderhouden worden. Er moeten kerken en dominees zijn, want de eredienst is het meest wezenlijke van de rustdag. Hier ligt dus een taak voor de overheid, hier ligt ook een taak voor de kerk. De bediening van het. Woord moet voortgang hebben en daar zijn we allen samen verantwoordelijk voor.

Maar dan van het groot naar het klein. Want onmiddellijk daarna laat de Catechismus deze zin volgen: „en dat ik inzonderheid op de sabbat, dat is de rustdag, tot de Gemeente Gods naarstig kom... om Gods Woord te horen, enz."

En daarmee zaten we midden in het onderwerp, want toen kwamen de tongen eerst recht los! Vragen werden op me afgevuurd als: „moet je persé twee keer naar de kerk of is één keer voldoende? ", „moet er in de kerk niet meer aandacht worden besteed aan de jongeren? ", „is het niet beter vrijwillig naar de kerk te gaan dan onder dwang? " Enzovoorts, enzovoorts!

Gewoonte of sleur

Nu werden al deze vragen enigszins gestimuleerd door een vraag uit het boekje: „Wat is het verschil tussen kerkgang-uitgewoonte en kerkgang-uit-sleur? " Het bleek nog niet eens zo eenvoudig dat verschil te omschrijven. We werden het er wel over eens dat het in ieder geval beter is uit behoefte naar de kerk te gaan dan uit gewoonte of uit sleur. Maar, vreesde één van de catechisanten, als de mensen alleen uit behoefte kwamen, dan zouden er weinig kerkgangers overblijven. Men kan uiteraard van mening verschillen over de vraag hoe groot het percentage kerkgangers is dat uit behoefte naar de kerk gaat. Maar dat er een groep is, groter of kleiner, die alleen uit gewoonte gaat, of zelfs uit sleur, ook daarover bestond eenstemmigheid.

We bleven echter zitten met dat verschil tussen gewoonte en sleur. Wat is eigenlijk „sleur? " Ik had Van Dale niet bij de hand, maar die bleek bij thuiskomst de volgende definitie te geven: „Handelwijze waarbij men gedachteloos de gewoonte volgt". En als voorbeeld wordt daar zelfs aan toegevoegd: „sleurgeloof, sleurgodsdienst: eredienst uit gewoonte, zonder gevoel of aandacht".

Zo hadden de meeste jongelui op de catechisatie het ook wel aangevoeld: in de sleur zit ook iets van een gewoonte, maar dan een gewoonte die zó afgesleten is dat alle bezieling eruit verdwenen is. Men „sjokt" naar de kerk, jaar-in, jaar-uit, zonder dat men zich rekenschap geeft waarom.

Voor deze kerkgang-uit-sleur-konden de jongeren weinig waardering opbrengen. Maar ook de kerk-uit-gewoonte stond blijkbaar bij hen niet zo hoog genoteerd. Terwijl het woord „gewoonte" toch in ons spraakgebruik een veel gunstiger klank heeft dan „sleur". Gewoonte is — alweer volgens Van Dale — „wat men gewoon is te doen, of de gebruikelijke wijze van doen in een bepaalde kring." Daarmee is op zichzelf nog niets ongunstigs gezegd. In ons gezin leven we volgens bepaalde gewoonten, ook in het maatschappelijk, verkeer volgen we bepaalde gewoonten. Waarom zou het kerkelijk leven geen (goede) gewoonten kennen waarnaar men zich gedraagt? Welnu, één van de goede gewoonten onder mensen die zich christenen noemen is de zondagse kerkgang.

Echter, de meerderheid blééf erbij: als je geen behoefte hebt kun je beter thuis blijven, want dan luister je immers toch niet?

Ik kom dan altijd aandragen met het voorbeeld van de maaltijd in het gezin. We eten gewoonlijk in het gezin drie keer per dag. Hebben we altijd evenveel trek in eten? Welnee, soms denk je bij jezelf: ik kan evengoed een keer overslaan. Maar dat is zo ondankbaar tegenover moeder, die de zorg aan het eten heeft besteed en de tafel heeft gedekt. We zullen dan toch maar meedoen. En ben je eenmaal bezig, dan valt het nog mee ook, en dan zeg je: het smaakt me toch eigenlijk wel!

Naar Zijn gewoonte

Nu stond achter de genoemde vraag ook nog een tekst vermeld: ukas 4 : 16. We sloegen de bijbel op en daar bleek te staan: Hij ging op de dag van de sabbat naar Zijn gewoonte in de synagoge..." De Heere Jezus is weer thuis, in Nazareth. Hij heeft het Evangelie verkondigd in de omgeving, zieken genezen, discipelen tot Zich geroepen. En nu is Hij weer voor korter of langer tijd in het ouderlijk huis en nu gaat Hij gewoon, ik denk met Zijn moeder en Zijn familie, naar de kerk. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is! Als er één toch reden had om niet te gaan, dan Hij wel. Hij kent de Schriften beter dan welke rabbi ook. Hij kan het Woord beter uitleggen dan welke voorganger ook. En toch gaat Hij, naar Zijn gewoonte. Welnu, als er van de Heere Jezus gezegd wordt dat Hij uit gewoonte naar de kerk ging, zouden wij dan nog iets kwaads durven zeggen van kerkgang-uit-gewoonte?

Dat laatste argument overtuigde de groep blijkbaar wel een beetje. Althans, ze hadden geen weerwoord.

Verzet

Ik had toch zin er nog wat over dóór te praten. Hoe zou dat nu komen, jongens, dat jullie zo protesteren tegen die kerkgang-uitgewoonte? De Heere zegt dat het geloof is uit het gehoor en het gehoor door de prediking van het Woord. De Heere wil dat we zalig zullen worden, tot geloof en bekering zullen komen. En daarom laat Hij ons Zijn Woord verkondigen: „Hoort en uw ziel zal leven!" En vandaar zegt ook onze Catechismus dat we op de rustdag tot de Gemeente Gods naarstig zullen komen om Gods Woord te horen. Waarom zouden we nu altijd weer argumenten daartégen aanvoeren? Waarom zouden we nu zeggen: „ik zie er het nut niet van in" of „als je er nu toch geen behoefte aan hebt? "

Is er iemand, die daar een antwoord op weet?

En toen zei er één, heel eenvoudig: „ik denk, omdat we er niet aan willen". Dat was natuurlijk een schot in de roos. De Heere laat Zijn Woord verkondigen, Hij stelt ons in de gelegenheid om het te horen, elke zondag opnieuw, en Hij heeft daaraan Zijn belofte verbonden: „Wie Mijn Woord hoort en gelooft, die heeft het eeuwige leven". Maar nu zijn wij zulke ondankbare mensen dat we het enige middel dat God gegeven heeft tot de zaligheid weigeren te gebruiken. Zo zien we dus — aldus richtte ik me nog steeds tot de catechisanten — dat we niet alleen vijanden van God zijn, maar ook van onze eigen zaligheid.

Aandacht voor de jongeren

Met deze constatering zijn we er uiteraard niet. Het is gemakkelijk genoeg om de kritiek van jongeren af te doen met enkele kreten en dan over te gaan tot de orde van de dag. Maar als we graag willen dat zij in de kerk komen en het Woord des levens horen, dan zullen we ook moeten doen wat in ons vermogen is om hen te trekken.

Dat geldt allereerst de ouders. Het is opvallend dat er altijd weer jongeren zijn, in alle gemeenten, die protest aantekenen tegen het naar de kerk gaan onder dwang. En we kennen allemaal in onze eigen kring wel voorbeelden van mensen die zeggen: „vroeger móest ik, nu wil ik niet meer". Dat velen dit gebruiken als een stok om de hond te slaan is een feit. Maar dat vele jongeren gedwongen werden en nog worden, zonder dat het van thuis uit ook maar enigszins wordt gemotiveerd staat eveneens vast. Waarom moet ik naar de kerk? Omdat ik het wil en daarmee uit! Als het zo toegaat moeten we niet verwonderd zijn als de jongeren later niet meer willen. Er zal van thuis uit voortdurend met de jonge mensen gesproken moeten worden. En dan zó dat de kerkgang niet een plicht is die ze nu eenmaal moeten vervullen, maar dat het een genade is dat de Heere ons nog doet leven onder het Woord dat onze zielen kan zaligmaken.

En dat geldt — ik zeg dit ook tegen mezelf - 1 - niet minder allen die verantwoordelijk zijn voor de dienst des Woords: de ambtsdragers en vooral de predikanten onder hen. Sommigen zijn verbaasd dat de jongens en meisjes niet graag naar de kerk gaan, maar ze zouden eigenlijk verwonderd moeten zijn dat er nog jongeren in de kerk komen! Als wij het Woord niet zó brengen dat het de jeugd aanspreekt en boeit, dan staan wij mede schuldig aan hun vervreemding van de kerk en van het Woord Gods.

Daarmee pleit ik geenszins voor jeugddiensten of voor allerlei experimenten die niet meer dan een strovuurtje zijn dat éven oplaait en dan snel uitdooft. Maar daarmee wil ik wèl onderstrepen dat het Woord zó moet worden gebracht dat de jongeren zich erbii betrokken en zich erdoor aangesproken weten.

Het gaat uiteindelijk om de vervulling van Gods belofte: „Het zaad zal Hem dienen, het zal de Heere aangeschreven worden tot in geslachten. Zij zullen aankomen en Zijn gerechtigheid verkondigen aan het volk dat geboren wordt, omdat Hij het gedaan heeft."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jeugd en kerkgang

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's