Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De God, tot Wie wij bidden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De God, tot Wie wij bidden

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIDSTOND VOOR GEWAS EN ARBEID

Want God, de HEERE, is een Zon en Schild; de HEERE zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden degenen, die in oprechtheid wandelen. Psalm 84 : 13.

De God, tot Wie wij bidden

Psalm 84 is wel een van de meest geliefde psalmen van Gods Kerk. Het is een bedevaartslied. Een lied op weg naar het heiligdom Gods in Jeruzalem. Dit lied zingt van innig verlangen naar dat heiligdom, ja naar de God van dat heiligdom. Hij is immers Sions liefelijkheid en heerlijkheid. Hij woont daar boven het verzoendeksel. Hij woont daar ook op de lofzangen Israëls Zijn heerlijkheid vervult de tempel. Daar wil Hij Zijn volk zeer nabij zijn. Daar wil Hij dat volk Z'n genadige tegenwoordigheid doen genieten.

In onze tekst zingt de dichter van die God. Want God de HEERE is een Zon, zingt hij. Wat een rijk beeld! Wat een verkwikking brengt het zonlicht. Grijze en grauwe neveldagen brengen ons in een sombere stemming. De triestheid om ons heen windt zich ook om ons hart. En de nacht, de duisternis wekt vrees. In het donker voelen we ons al g? .uw bedreigd. Wat heerlijk dan als de dageraad komt, als het zonlicht doorbreekt. We kunnen weer om ons heen zien. De grauwe nevels moeten het veld ruimen. De zon geeft licht en vrolijkheid aan ons leven. Een zonnige lentedag na een lange donkere winter maakt iedereen blij.

De zon dat is licht, kracht en warmte. De zonnewarmte wekt de knoppen tot leven. Een winter lang leek het leven verstorven. Alles was koud, dor en doods. Maar de zomerse zonnewarmte wekt leven, teer le-\ ven, groen leven.

Want God de HEERE is een Zon. Hij geeft vrolijkheid en licht aan alle oprechte harten. Wat kan het donker zijn in dat hart! En treurig! Wat zijn er niet een mismoedigheden en een verlatenheden. We kunnen maar geen vrede vinden. Niets kan ons meer verzadigen. Een grote leegte is in onze ziel gekomen. Zij laat zich met niets meer vullen. Wat kunnen de zonden zwaar wegen. Het wordt maar nooit zoals het zijn moet. Hoe zal God dan nog ooit naar mij kunnen omzien? Of we hebben gesmaakt dat de HEERE goed is, maar we zijn er zo van weggezakt. Zonde, noch genade zegt ons meer iets. Een grauwe nevel vervult ons hart.

Want God de HEERE is een Zon. Bij Hem is vrolijkheid en licht. Bij Hem is leven in de dood. Bij Hem is eeuwige kracht die de dood verbreekt. Bij Hem is dat in het aangezicht van Zijn Zoon Jezus Christus. Die droeg de duisternis van onze zonde. Hij heeft doorleefd en doorworsteld: want God de HEERE is een nacht, een eeuwige nacht. Zo is Hij een Zon geworden, de Zon der gerechtigheid.

Daarom: Wie is er onder u, die de HEERE vreest, die naar de stem van Zijn knecht hoort? Als hij in de duisternis wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op de Naam des HEEREN, en steune op Zijn God. Want God de HEERE is een Zon en een Schild. Ook als een schild beleeft de dichter Zijn God. Een schild om daarmee al de vurige pijlen van de vijand op te vangen en af te weren. Een schild, dat veiligheid biedt en bescherming. Wat zou een strijder zijn zonder zijn schild. Binnen de kortste tijd zouden de pijlen van de vijand hem treffen. Wat zou de gelovige zijn zonder Zijn God! Hoeveel vijanden zijn er niet, geestelijke en natuurlijke. Aan hoeveel venijnige aanvallen staan Gods kinderen niet bloot. De satan, die wereld en hun eigen vleselijk hart, ze zitten maar nooit stil.

Want God de HEERE is een Schild; . Dat was Hij voor Abraham: Ik ben uw Schild, uw Loon zeer groot. Dat is Hij voor allen, die Hem verwachten. Een schild om achter weg te kruipen om bescherming te zoeken tegen alle gevaar. Een schild waar achter we veilig zijn, eeuwig veilig. Een schild alweer in Christus Jezus. Buiten Hem is God voor een mens immers niets anders dan een toornend en wrekend God. Maar met die giftige pijl heeft Christus zich laten doorwonden. In Zijn wonden zijn allerlei vertroostingen. In Zijn wonden mag vrij worden geschuild. Want God de HEERE is een Zon en een Schild. Dat belijdt hier een mens van God. Van de God tot Wie wij ons wenden, biddend om alle nooddruft des levens. Wat is dat groot. God zou ons een nacht moeten zijn, een vijand. Wij zouden geen bidstond moeten kunnen houden. Immers, wij hebben gezondigd. Voor wie dat leerde, wordt elk bidden weer een wonder. Wordt elk bidden weer een pleiten op Zijn genade. En die genade wordt zo rijk in dit tekstwoord betuigd: De HEERE, de God des eeds en des verbonds is een Zon en een Schild.

De gaven die Hij wil schenken

De psalmdichter zingt niet alleen over zijn God, ook over wat hij van zijn God verwacht. De HEERE is een Zon en een Schild. Hij is dat echter niet op zichzelf en voor zichzelf, Hij is dat voor mensen, voor arme zondaren. Dat is de heerlijkheid Gods. Hij is een overvloeiende fontein van alle goeds. Al wat wij nodig hebben in leven en sterven mag van Hem in ootmoed en verwondering worden verwacht. Hier noemt de dichter genade en eer en samenvattend: het goede.

Genade zal de HEERE geven. Dat gaat voorop. Wat is er ook nodiger dan genade en wat is er heerlijker. Wij zijn zondaren. Als de HEERE met ons naar recht zou handelen, bleef er slechts dood, verderf en ondergang over. Geen eeuwig leven, maar ook geen tijdelijk leven zou er mogelijk zijn. Voor het kleinste hapje brood hebben wij nog genade nodig. Genade dat is vrije ontferming, dat is nederbuigende goedheid Gods. Dat is liefde, die geen gronden nodig heeft in een mens. liefde, die in Christus een voorwerp gevonden heeft om verloren .zondaren te beminnen.

Waarom dan altijd toch nog gezocht naar die gronden in onszelf? Waarom dan altijd toch nog heimelijk gesteund OD onze bestdoenerij? Het staat ons zo in de weg om zalig te worden. De HEERE zal genade geven, genade in de Zoon van Zijn eeuwige liefde. Hij geeft die aan alles wat moegestreden voor Hem neervalt, aan alles, wat

uitgehold en leeggesohraapt door de eis van de wet zich op genade en ongenade aan Hem leert overgeven. Hij zal genade geven! Twijfel daar toch niet aan! De HEERE is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Wie dat niet ziet of ervaart, die hoort het in ieder geval hier van deze dichter, hier van de Heilige Geest. En God is toch geen man dat Hij liegen zou.

Genade, dat is veel, zo niet alles omvattend. Genade, dat geldt onze verhouding tot God, maar ook ons leven van elke dag. Hij zal genade geven. Hij zal doorhelpen. In Zijn Vaderlijke goedheid zal Hij het ons aan geen ding doen ontbreken. Genade, dat heeft ook te maken met onze verhouding tot de mensen. De eerste Pinkstergemeente vond genade bij het ganse volk. De evangelist Lukas schrijft van het kindeke Jezus dat Hij toenam in genade bij God en bij de mensen. Gods kinderen zullen zich ook mogen verblijden in de gunst van mensen. Zé zullen behalve haat toch ook liefde en sympathie ontmoeten. Niet dat het hen om de gunst van mensen te doen is. Neen, dan leeft het in hun hart: Uw gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen. Maar de HEE-RE zorgt Zelf voor die gunst. Hij zal genade geven.

Hij zal ook eer geven. Eerst genade, dan eer en heerlijkheid. Zonder genade geen eer. Wie het om de eer te d'oen zou zijn zondergenade nodig te hebben moet niet verwachten iets te ontvangen van God. De eer wordt ontvangen in de weg van genade. Die volgorde moeten we maar niet omdraaien.

Eer en heerlijkheid, dat hoort allereerst bij de HEERE Zelf! Het is de heerlijke glans die er ligt op Zijn wezen, het licht dat ook uitstraalt in al Zijn werken. In het werk van de schepping licht die heerlijkheid op. Met de psalmdichter roepen we het uit: Hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde. In het werk van de verlossing. In Christus' aangezicht zien we Gods heerlijkheid. Die zagen de discipelen op de berg, die mag nog gezien worden in de bediening der verzoening, die een bediening der heerlijkheid is.

De HEERE is heerlijkheid en eer en Hij geeft heerlijkheid en eer aan al Zijn volk. Het licht van Zijn heerlijkheid weerspiegelt zich in Zijn volk. Gods volk is een heerlijk volk. De Geest der heerlijkheid rust op hen. In henzelf is er niet dan schande, de schande van hun zonde. De HEERE zal eer geven. De eer van een nieuw en godzalig leven. Het sieraad van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Die schoonheid wordt nu nog bedorven door veel van de oude schande, maar de HEERE zal eer geven. De jongste dag zal de volle schoonheid van Gods Kerk openbaren. Dan zal de heerlijkheid der vromen op 't luisterrijkste te voorschijn komen!

De HEERE zal eer geven, dat houdt nog meer in. God Zelf wordt in Zijn heerlijkheid vereerd door Zijn Kerk. Hem wordt toegebracht eer en aanbidding en dankzegging. Zo worden ook Gods kinderen vereerd. Ze zullen eer ontvangen van anderen. Niet slechts gunst en sympathie zullen ze vinden, ook respect. Er mag van hen wat uitgaan. De wereld moet onder de indruk komen van hun oprechte levenswandel, hun ernst en hun zelfverloochenende liefde. En ook hier geldt daar is het henzelf niet om te doen. Ze hebben maar één verlangen, namelijk dat hun Koning vereerd wordt. Maar de HEERE geeft eer.

Wat staat de werkelijkheid daar veelal haaks op! In plaats van eer is er schande en smaad, spot en hoon. Over die werkelijkheid spreekt Gods Woord ook. Laten we toch deze rijke belofte van God maar laten staan. Nu wordt het misschien niet gezien. Nu wordt er misschien slechts hier en daar en zo nu en dan eer gevonden. Nu blijft de eer zo menigmaal verborgen in het hart van de wereld. Men wil immers niets laten merken van diepverborgen respekt. Toch zal eenmaal Gods Kerk eer ontvangen. Heel de wereld zal dan moeten belijden dat de HEE-RE God is en dat Zijn Kerk Zijn Kerk is. Hij zal eer geven.

En al die rijkdom, die hij van Zijn God verwacht, vat de dichter dan samen in het goede. Hij zal het goede niet onthouden. Het goede, het werkelijk goede, het waarachtig goede. Het goede in allerlei opzicht. Het tijdelijk goede, het eeuwige goede, ja het allerhoogst en eeuwig goed.

Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? We leven in een tijd waarin nog al wat mensen zich opwerpen voor het goede. Zij zullen het goede brengen voor deze aarde, voor de mensen. Vele ideologieën, systemen beweren het goede te beogen. En mensen verwachten het er van. Ze raken in de ban ervan. Anderen zijn bezig met het goede op nationaal niveau. Deze regering, of die partij zal het goede brengen. Weer anderen leven helemaal niet zo wijd. Ze beperken zich tot hun eigen enkele leven. Ze verwachten het goede van hun eigen inzicht en kracht. Maar we houden er alleen teleurstelling van over en een schouderophalen.

Wie zal ons het goede doen zien? Bidstond, dat is het goede verwachten van God. Verhef Gij het licht uws Aanschijns over ons. En Zijn Woord luidt hier: Hij zal het goede niet onthouden. O, dat kan door veel kwaads heen moeten. Maar Hij keert het ten onze beste. Wij weten niet eens wat goed is. Ons goed is zo vaak kwaad en wat wij kwaad vinden blijkt zo dikwijls juist het goede te zijn en we gaan het belijden: Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest.

Daar hebt u de gaven, die de HEERE wil geven. Daar hebt u de gaven, die een arm en behoeftig mens biddend van de HEERE mag verwachten. Daar hebt u de hoop en het vertrouwen waarin we de komende tijd tegemoet mogen gaan. De HEERE zal ons niet begeven en ons niet verlaten. Wat een gezegend leven dan om maar in alle dingen afhankelijk te zijn van deze heerlijke God, van deze genadige God in Christus Jezus.

Het leven, waarin die gaven worden ontvangen

Dat gezegend leven is ook een leven in oprechtheid. Degenen, die in oprechtheid wandelen. Met de zonde, en met de leugen wil de HEERE niet van doen hebben. O zeker, het raadsel van Asaf geldt nog: Waarom hebben de goddelozen voorspoed? Maar die voorspoed is niet anders dan een zegen uit Gods linkerhand. Een zegen die ook eigenlijk geen zegen is, maar een vloek. Neen, met de zonde wil de HEERE niet van doen hebben. Wie wel bidstond wil houden voor de zegen, maar zich niet wenst te bekeren van zijn kwade wegen, moet geen gunst van de HEERE verwachten.

Hij zal het goede niet onthouden degenen die in oprechtheid wandelen. Oprechtheid, dat is volkomenheid. Oprechtheid, dat is dat het ons waarachtig om God en om Zijn wet te doen is. En daarin wandelen, zegt hier Gods Woord. Daarin maar altijd rustig voortgaan. Daarin maar steeds vaster worden. Daarin maar leven. Daarin maarrust vinden. Degenen, die in oprechtheid wandelen! Wie brengt het op? Als dat de weg is, kan er dan werkelijk nog zegen zijn? Van ons is toch het onvolkomene? Het onoprechte, wij kijken altijd maar weer naar twee kanten. Wie zal dan verkeren in de tent Gods en wonen op de berg Zijner heiligheid? U soms? Ik soms?

Christus alleen! Zijn wandel was in oprechtheid. Volmaakt! Hij heeft de wet Gods gedragen in Zijn binnenste ingewand. En toch verkeerde Hij niet in de tent Gods. Integendeel, buiten de poort heeft Hij geleden in schande en Godsverlatenheid.

Degenen, die in oprechtheid wandelen, dat zijn mensen die zo eerlijk gemaakt werden door de HEERE, dat ze geen eerlijkheid in zichzelf meer overhielden en die in Christus alle eerlijkheid en oprechtheid gevonden hebben en nu door Zijn Geest niet anders begeren en voor niets anders strijden dan om naar al de geboden Gods te leven. Die naar niets anders verlangen dan eindelijk eenmaal Hem in volmaaktheid te mogen dienen.

In die weg mogen we veel, ja alles van de HEERE verwachten. In die weg mogen we pleiten op Gods beloften ook voor het tegenwoordige leven. David bidt: Ik zal verstandig handelen in de oprechte weg, wanneer zult Gij tot mij komen? En niet om onszelf, maar om Christus' wil geeft de HEERE genade en eer, ja het goede, het allerhoogst en eeuwig goed.

Want God, de HEER', zo goed, zo mild, Is t' allen tijd' een zon en schild; Hij zal genaad' en ere geven; Hij zal hun 't goede niet in nood Onthouden zelfs niet in de dood, Die in oprechtheid voor Hem leven. W T elzalig HEER', die op U bouwt, En zich geheel aan U vertrouwt.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De God, tot Wie wij bidden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's