Christus alleen gelaten
En zij, Hem verlatende, zijn allen gevloden.
En een zeker jongeling volgde Hem hebbende een lijnwaad omgedaan over het naakte lichaam, en de jongelingen grepen hem. En hij, het lijnwaad verlatende, is naakt van hen gevloden. Markus 14 vs 50-52.
door Zijn discipelen
De Heere Jezus is gevangen genomen. Al de discipelen maken zich uit de voeten. Tussen de bomen en struiken van Gethsémané vluchten ze weg. En zij, Hern verlatende, zijn allen gevloden.
Daar gaan ze, de discipelen van Jezus. Daar gaan de mannen, die Hem van het begin af gevolgd zijn. Hij had ze geroepen met Zijn koninklijk machtswoord. Ze hadden alles verlaten en waren Hem nagevolgd. En wat hadden ze niet gezien van Zijn heerlijke machtstekenen. Wat hadden ze niet gehoord van Zijn gezegende lippen. Vaster en vaster had dat alles hen aan Hem verbonden. Zó vast dat ze leerden belijden: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Zo vast, dat toen de scharen het af lieten weten en niet langer meer met Hem gingen en Jezus hen beproevend vroeg: Wilt gij ook niet heengaan, zij mochten antwoorden: Heere, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. En nadat ze met Hem het Avondmaal hadden mogen vieren, hebben ze betuigd met Petrus: Al moest ik met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen. En daar lopen ze nu, die discipelen van Jezus.
In onze voorspoed zeggen we zo gemakkelijk: Ik zal niet wankelen in der eeuwigheid. Wat kunnen er niet een grote en hoge woorden uit onze mond komen, als het ons goed gaat en de verdrukking ver van ons is. We kunnen zelfs zo hoog staan, dat we een ander veroordelen en niet begrijpen kunnen, hoe hij in zware wegen zo ongelovig en wankelmoedig kan zijn. Wat moeten we dan nog veel leren. Veel leren over ons eigen hart, leren, dat dat hart tot hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed is. Wat moeten we dan nog veel afleren. Al dat hoge, dat grote, dat overmoedige en zelfbewuste, ..
Wie zichzelf kent houdt slechts een gebed over: Bewaar mij toch, o alvermogend Op-, perheer! Bij mij ligt geen enkele garantie van trouw en volharding. Als het aan mij ligt breken de dingen zomaar stuk. Wie zichzelf kent, mag ook God kennen en houdt in dat gebed toch vertrouwen over, toch een belijdenis over: Indien wij ontrouw zijn, God is getrouw. Ja, Hij is getrouw over en door onze ontrouw heen. De HEERE wordt niet veranderd, en daarom zal er geen kind van Jakob worden verteerd.
Daar gaan ze, de discipelen, daar gaan ze allen. Ook Petrus, Johannes en Jakobus. Ook die drie, die op de berg Zijn heerlijkheid hadden aanschouwd en die Elia en Mozes met Hem hadden horen spreken over Zijn uitgang te Jeruzalem. Ze konden toch weten, dat het alzo moest geschieden. Ze slaan echter net als al de anderen op de vlucht. Allen, de een niet minder dan de ander. Ach, als het er op aankomt zijn we ook allen gelijk. We hoeven elkaar niets te verwijten. We kunnen alleen maar samen buigen in het stof.
De discipelen slaan allen op de vlucht. Ze worden aan Jezus geërgerd. Ze nemen een aanstoot aan Hem. Ze kunnen en willen er niet aan, dat het zo moest aflopen met Jezus. Ze hadden zoveel van Zijn heerlijke macht gezien. Meer dan ze ooit hadden kunnen en durven dromen. En moest het nu zo gaan? Moest Hij zich nu weerloos gevangen laten nemen, moest Hij maar met zich laten doen? O, ze hadden nog wel voor Hem willen strijden, zich doodvechten desnoods. Maar zo'n weerloze en willoze overgave lag hen helemaal niet. Daarop breekt alles in hen stuk. Ze kunnen alleen nog wegrennen in een wilde vlucht. Voor zo'n Jezus hebben ze hun leven niet over.
Worden we niet aangeklaagd door die vluchtende discipelen? Wie wil er nu de kruisweg achter Christus? Als we Hem dienen, willen we met Hem omhoog. De discipelen hebben ook gedroomd van heerlijkheid in het rijk van Jezus, van aardse heerlijkheid. Omlaag dat ligt ons niet. We worden geërgerd. We worden helemaal geërgerd, als die kruisweg ook nog een weg blijkt te zijn van stille overgave. Een weg, waarop iets zichtbaar moet worden van het willoze lam, dat Hijzelf was. Een heldendaad van onze godsdienst willen wij nog wel stellen. Iets waarmee wij tenminste indruk maken bij God en bij de mensen. Stoere strijders willen we nog wel zijn, maar een lam, dat ligt ons niet. En toch, zalig wie er voor ingewonnen werd. Zalig in wiens leven de lieflijke vrucht der deemoed rijpte. In de wijnstok Christus is daartoe levenskracht genoeg. Zelfs die vluchtende discipelen worden straks mannen die gegord worden en gebracht waarheen ze niet willen.
door een zeker jongeling
Alleen de evangelist Markus vertelt ons dan nog van een jongeling, die de stoet gewapende mannen met Jezus in hun midden volgt. Wie is die jongeling? Niet onwaarschijnlijk is het Markus zelf geweest. Was , het soms in het huis van zijn moeder dat Jezus met Zijn discipelen het avondmaal vierde? Hoe het ook zij, deze jongeling is kennelijk wakker geworden, heeft vlug een linnen kleed om het lichaam geslagen en is naar buiten gegaan, Jezus achterna.
Wat heeft hem gedreven? Liefde tot Jezus toch zeker. Wat is dat rijk. Een jongen van een jaar of tien twaalf, die zich aan Jezus verbonden voelt. Een jong hart, waarin genegenheid is voor de Heiland. We moeten dat maar niet verachten! We moeten daar maar niet laatdunkend over doen, alsof dat toch niet veel wezen kan. De liefde Gods is aan geen leeftijd gebonden. Kinderen mogen de Heere Jezus liefhebben, jongelui mogen Hem liefhebben en ouderen ook nog. Laat maar geen jongen en geen meisje aarzelen om Jezus te volgen en Jezus lief te hebben.
Deze jongen gaat er om die liefde tot Jezus zelfs 's nachts op uit. Hij heeft er wat voor over. Hij heeft er zelfs meer voor over dan de discipelen. Zij zijn allang gevlucht. Die jongen is er nog. Het enige mensenkind dat op dit ogenblik Jezus nog volgt is een jongeling. De jeugd geeft hier het voorbeeld! Dat zou nog wel eens voor kunnen komen. Nee, we willen niet meedoen aan de moder-
ne verachting van de oudere generatie. Gods gebod leert ons wel anders. Maar er kunnen tijden zijn dat de jeugd voorgaat in het dienen en vrezen van de HEERE. En daar zijn ook in onze tijd voorbeelden van te vinden. Het zijn veeleer jongeren dan ouderen bij wie het blijmoedig getuigenis van Jezus' heerlijkheid is te vinden. We kunnen als ouderen ook nog wel eens wat van jonge mensen leren.
Maar toch, als het er op aankomt, slaat ook deze jongeling op de vlucht. Ijverzuchtige soldaten zien hem en grijpen hem vast om hem ook mee te nemen. In panische schrik rukt hij zich los, laat zijn kleed achter in de handen der soldaten en holt weg. Net als de discipelen is hem zijn leven te lief. Van de martelaren wordt geschreven, dat ze hun leven niet liefgehad hebben totde dood toe. Dat is dan wel een vrucht van de Geest. In onszelf hebben wij dat leven zo lief. We hebben onszelf er maar niet voor over! Een klein offer hebben we er niet eens voor over, laat staan ons leven. Haters van God en liefhebbers van onszelf, dat zijn wij ten voeten uit.
Leerden we dat verstaan? En belijden? Dan worden de rollen omgedraaid in ons leven. We gaan de HEERE liefkrijgen in Christus en gaan een walging krijgen van ons zelf. We leren ook alles over krijgen voor Christus. En de soms maar al te grote resten van ons oude ik-zuchtige leven, baren ons niet dan moeite en verdriet. We Ieren ons kruis te dragen achter Jezus en met Hem te lijden, in de zekere hoop dat we ook met Hem verheerlijkt zullen worden. Nu moeten we dan nog wel een weinig tijds bedroefd zijn door menigerlei verdrukking, we mogen ons echter verheugen in de zaligheid die voor ons bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd.
naar Gods raad
Laten we ons tenslotte richten tot de hoofdpersoon van deze geschiedenis, Christus. Dat wordt wel tijd. Al te lang waren we druk aan de figuranten. Christus, watmoet Hij een verdriet gehad hebben om die vluchtende discipelen. Allen lieten ze Hem in de steek. Toen Hij de hof was ingegaan en heel het donkere van Zijn lijden en sterven op Hem afkwam had Hij steun gezocht bij de Zijnen. Blijft hier en waakt met mij. Zo doen wij mensen dat. Een ernstige zieke zoekt tastende de hand van een geliefde. In angst en pijn zijn we niet graag alleen. Maar in Gethsemané hebben de discipelen geslapen, tot driemaal toe. En nu vluchten ze. Nu laten ze Hem helemaal alleen. Alle gemeenschap, alle nabijheid van mensen moet Christus missen. We horen daar vromen onder het O.T. onder zuchten. Job klaagt: Mijn broeders heeft Hij ver van mij gedaan; en die mij kennen, zeker ze zijn van mij vervreemd.. Mijn nabestaanden houden op en mijn bekenden vergeten mij. Datzelfde moest Heman, de dichter van psalm 88, ervaren. Christus vervult het echter. De innigste banden worden verbroken en het verdrietigste daarvan is dat ze zichzelf verbreken. De discipelen, ze verlaten Hem in een smadelijke vlucht. En de jongeling, die het nog even langer volhield, kan Hem ook al geen troost geven.
Wat een verdriet voor Christus, vooral omdat Hij ze toch zoveel had gesproken en getoond van Zijn heerlijke opdracht. Tot hen had Hij niet in verborgenheden gesproken. Hij had ze ingeleid en ingewijd in wat Hij was en waartoe Hij kwam. Wat bleef er nu van over? Wat een onbegrip, wat een smaadheid.
Wat een vernedering voor Christus ook. De overpriesters en Schriftgeleerden en die vreemde tempelsoldaten konden nu niet bepaald onder de indruk komen van de trouw van de volgelingen van die Jezus. Nu het maar even begon te spannen, sloegen ze al op de vlucht.
Kunnen we peilen, wat we Hem aandoen met ons weglopen, met onze ontrouw? Waar er iets van verstaan wordt, kan er alleen maar verdriet zijn, bitter verdriet zijn, kunnen er alleen maar tranen van droefheid zijn. De tranen van een Petrus, die naar buiten ging en bitter weende. Ik deed door mijne zonden Hem al die jammeren aan,
Christus alleen gelaten. Christus volslagen eenzaam en verloren tussen Zijn vijanden. Maar zo is Hij toch geen tragische figuur, die alleen maar ons medelijden kan wekken. Dat het toch zo met Hem moest aflopen. Neen, zo is Hij Borg. Borg en Middelaar voor zondaren. Wat hier geschiedt is naar de bepaalde raad en voorkennis Gods. Alzo moest het geschieden. Alleen moest Hij de pers treden. Niemand der volken mocht met Hem zijn, kon met Hem zijn, hoefde met Hem zijn. De ganse last van Gods toorn over de zonde kon slechts rusten op Hem. De Herder wordt geslagen, de schapen verstrooid. Zo heeft Zacharias het van oude tijden al gemeld. Zo heeft Hij het even geleden nog Zijn discipelen voorgehouden. Ze geloofden toen nog in eigen trouw, en meenden daarmee wat te zijn. Zo heeft Hij ook nog Zijn vijanden voorgesteld: Indien gij Mij zoekt, zo laat deze heengaan. Ik alleen trek al de moeite en al de last op Mijn leven samen.
Neen, Hij is niet tragisch, maar lieflijk voor allen die de schande van hun weglopen verstonden. Hij nam de eenzaamheid op Zich, opdat zondaren gemeenschap zouden vinden in Zijn lichaam, ja in Hem. Dan moeten wij ook maar niet proberen er aan te pas te komen. De discipelen met hun zwaarden werden afgewezen. Wij niet minder, met onze best-doenerij, met onze gelovige inspanning, met onze vroomheden en gerechtigheden. Wij komen er toch niet bij. Hij alleen. Gelukkig maar. Nu is voor weglopers en loslaters vergeving, gerechtigheid en leven. Hij laat Zelf niet los, maar Hij bevrijdt en redt en zegent.
Mijn brocd'rcn ben ik vreemd, door elk onteerd. En onbekend de zonen mijner moeder; 'k Vind onder hen noch schutsheer, noch behoeder; Want d' ijver van Uw huis heeft mij verteerd
A.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's