Het wonder van de liefde
(11)
De spiegel van de liefde
Als we nu iets willen gaan zeggen over de aard en het wezen van de liefde tot de naaste kunnen we het beste ons de spiegel van de bijbelse liefde laten voorhouden. Met die spiegel bedoel ik dan het machtige hooglied der liefde zoals Paulus daarover geschreven, beter gezongen heeft in 1 Corinthe 13.
Heel de Bijbel is van het begin tot het eind het boek van de liefde. Zeker er staan genoeg andere dingen in de Bijbel. Daar is ook sprake van zonde, van toorn Gods over de zonde. Het is juist tegen die donkere achtergrond dat de liefde Gods helder oplicht. Voor wie met de liefde Gods in aanraking komt is de Bijbel ten diepste het boek van de openbaring van Gods liefde. Over de naastenliefde, een diamant met duizend facetten, wordt heel de Schrift door gehandeld, met name door Jezus en de apostelen. Teveel om op te noemen. Van deze overvloed is 1 Corinthe 13 de samenvatting. Alle stemmen die klinken worden hier verenigd tot één koor. Dat zijn nu al twee beelden. Een spiegel die ons voorhoudt wat naastenliefde is, een koor dat de liefde bezingt. Nog een ander beeld kan op dit hoofdstuk toegepast worden. Bij het lezen of zingen van dit lied der liefde, kan men het gevoel krijgen in het bergland te reizen, waar de ene bergtop na de andere massief en majestueus voor ons oprijst.
Waar we als het ware over de toppen van de liefde worden meegenomen, en ons wijdse perspectieven van de liefde openen, die wij nooit hadden vermoed. Het is niet de bedoeling om dit lied der liefde in den brede te behandelen, hoewel dit de moeite waard is. Ons gaat het er meer om dat we een blik slaan in deze heldere spiegel, dat we de toon der liefde aanslaan willen we tenminste geen klinkend metaal of luidende schel worden (vs. 1). We behoeven ons immers op geen enkele gave te laten voorstaan, zelfs niet op gaven van de Geest, zoals profetische gaven van inzicht, of de gave van bergenverzettend geloof, of het feit dat ik me arm geef aan de armen, of zelfs mijn lichaam aan de brandstapel prijs geef voor de goede zaak. Dat kan blijkbaar allemaal zonder de liefde te bezitten. Ons lied is dan vol van zelfverheffing.
Dan lopen we met het hoofd in de wolken, maar zonder dat ons hart de gebaande wegen van de liefde gaat en onze ziel als met hindenvoeten op de hoogten treedt. (Habakuk 3 : 18-19). Wat er ook allemaal mag zijn, als de liefde er niet is ben ik niets en ben ik nergens. Wie in zijn leven is komen te staan voor de spiegel van de wet, heeft zich ontdekt als een overtreder. Maar wat dunkt u als de Spiegel van de liefde wordt voorgehouden? Dan blijven we ook nergens meer.
Tenzij we door het geloof ons bergen mogen in de wonden van de wondere liefde die
ons tonen hoe lief niet alleen Christus, maar de Vader zélf ons heeft gehad. (Joh. 16 : 27) Maar in deze liefde ingehuld komt het ook met volle kracht op je af. Dient elkander door de liefde, geiijkerwijs Christus ons heeft liefgehad.
Op de hoogte van de liefde gaan we niet zweven, maar beginnen we pas echt te leven, wijl herboren tot nieuwe mensen die weten wat liefde is. Buiten de liefde ben ik niets. Wat wordt hier in de liefde afsnijdend gepreekt. Alle kronen en kroontjes rollen in de modder. Alle vroomheid ten spijt zal het je maar gezegd worden, al had ik, al was ik, al deed ik, al zei ik, en ik had de liefde niet het zou mij geen nuttigheid geven. Wet en evangelie zijn beide even afsnijdend, als het er om gaat dat geen vlees zal roemen voor God. Als we op Gods zangkoor het lied der liefde leren, en dan kun je geen repetitie overslaan, dan wordt je vrome reputatie de grond in geboord en dan leer je elke dag een toontje lager zingen. Maar hoger klinken de tonen van het lied der liefde, en vaster wordt onze gang over de bergtoppen der liefde.
Aard en wezen van de liefde. Paulus zingt er van, met sprekende stem in het koor waarvan de Heilige Geest de Opperzangmeester is. Hoe ziet die liefde er dan uit? De liefde is de grootste Geestesgave. Dat staat voor Paulus vast. Ieder krijgt van de Heilige Geest zijn eigen gave, gave van profetieën, van spreken in tongen, gave van kennis en inzicht. Niet ieder heeft dezelfde gave, de Geest deelt uit aan wie Hij wil, en aan ieder zijn eigen gave. Echter één gave hebben ze allen gemeenschappelijk, de liefde. De liefde is het kenmerk van het kindschap Gods. Zij blijft niet verborgen, maar neemt gestalte aan en haar rijkdom wordt bezongen in dit hooglied. Uit alles blijkt dat deze liefde meer dan menselijke liefde is, want dat kan menselijke liefde niet opbrengen.
Deze liefde wordt gevoed uit de bron, uit de liefde van God Zelf. Ze heeft aan de liefde van Christus niet slechts een voorbeeld, ze heeft er haar voedingsbodem in. Iedere eigenschap van die liefde kan herleid worden tot op God, het is daarom liefde met een zeer speciaal karakter. Het is de toon der liefde die hier de muziek maakt. Luister maar goed.
De liefde is lankmoedig. Zoals God lankmoedig is en met oneindig veel geduld de wereld en ons mensen verdraagt, Zijn toorn uitstelt om genade te kunnen bewijzen. De liefde geeft het verlorene zo maar niet op, en ze geeft de mensen zo maar niet prijs. Ze kan wachten zoals de vader uit de gelijkenis wachtte op zijn verloren zoon. Wie zelf van de lankmoedigheid Gods dag voor dag leven mag, geeft de moed voor anderen zomaar niet op. Hier geldt in de ware zin, leven en laten leven. De liefde is goedertieren. Ze wacht niet slechts lankmoedig af wat er gebeurt, maar treedt positief de ander tegemoet. Is er op uit om het leven van die ander te vullen met weldaden, ook als het er om gaat goed te vergelden voor kwaad. Ze tracht de verbroken relaties te herstellen en schrijft het verlorene niet af, maar gaat in het voetspoor van de Goede Herder, Die de negen en negentig schapen in de steek liet om het éne verloren schaap te zoeken. De liefde is niet op vergelden uit maar op vergeven. De liefde die echt christelijk mag heten vertoont het gevoelen dat ook in Christus Jezus was, die als Hij gescholden werd niet wederschold en als Hij leed niet dreigde. De liefde is niet afgunstig. Zij gunt een ander de plaats, zij gunt de ander de gaven. Zij geeft de ander de voorrang. In de liefde acht de een de ander uitnemender dan zichzelf. Dat is een heilige kunst.
In de liefde te leven die niet afgunstig is, is gunst van God en die gunst wordt geschonken aan de voet van het kruis, in de gelovige gemeenschap met Christus, Die zijn discipelen en ons wilde leren hoe wij elkanders voeten moeten wassen.
De liefde bederft de goede gaven die een ander geeft niet door die te besmeuren met een laag-afbrekende kritiek. De liefde kraakt niet af, maar stimuleert.
De liefde zegt niet met een mooi gezicht „dat is aardig" terwijl het hart van binnen de ialoezie niet kan verkroppen. Niet afgunstig. Prof. van Ruler die een zeer waardevol boekje geschreven heeft over de liefde noemt deze eigenschap van de liefde heel kernachtig: het vermogen om de ander te bewonderen. Mij dunkt daar moet je wel radicaal voor wedergeboren zijn, om dat ten diepste te kunnen, mij dunkt daar moet je dagelijks de voetstappen van Christus voor drukken.
Het vermogen om een ander te bewonderen, dat is óók het wonder van de liefde. Als dat kan, dan leert u dagelijks af uzelf te laten bewierroken. Dat vraagt dagelijkse vernieuwing van ons leven, dagelijkse bekering.
De liefde handelt niet lichtvaardiglijk. Eigenlijk staat er: zij praalt niet. Ze gaat niet prat op de gaven, capaciteiten, kwaliteiten, maar beseft heel diep en innig, wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen. In het dagelijks leven en in het geestelijk leven worden we bedeeld uit Gods genade. De liefde loopt niet met de borst vooruit.. Ze leeft niet in een kramp het toch ook te moeten halen.
Wie in de liefde wandelt vermijdt de nekaan-nek-races, waar het leven vol van is. Laten we elkaar eens eerlijk in de ogen kijken. Letten we goed op de spiegel van de liefde. Zij praalt niet. Zij niet, wij wèl. W T c doen niets liever.
Eén ding vervult ons en wordt dikwijls tot een obsessie. Hoe vindt een ander mij. Hoe vinden mijn collega's mij, hoe denken ze over mijn bestuurlijke kwaliteiten. Wat zullen ze wel zeggen van mijn opvoeding, van mijn optreden, van mijn preken. Vinden ze mijn preken geen pronken en ben ik als ouderling of diaken niet uitermate geschikt? Wat zegt Paulus?
De liefde praalt niet. Heeft geen ambities voor een ereplaats. Het vlees wel, het vrome vlees ook. De liefde niet. De liefde zegt: als ik maar dienen mag. Als ik maar iets mag doorstralen van de liefde van Christus. Zou ik een gouden kroon willen dragen terwijl Hij de doornenkroon droeg? De liefde houdt zich liever klein, de liefde weet, als ik zwak ben, dan ben ik machtig. De liefde is niet opgeblazen. Wie is opgeblazen? Iemand die leeft in bewondering voor zichzelf. Kijk dat doet de liefde nu juist niet.
De echte christelijke liefde, waarin we in het spoor achter Christus gaan, reduceert de mens tot nul. Hoewel ik niets ben, zegt Paulus elders. Niet opgeblazen. Geen bewondering voor zichzelf meer te hebben, wel een walg aan zichzelf te hebben.
De liefde heeft een behoorlijke dosis zelfspot, in diepe ernst wel te verstaan. Wie in de liefde leeft „straalt geen veroordeling uit en geeft de ander geen aanleiding om zich minderwaardig te voelen. Wie zijn naaste liefheeft zal hem zulke vernederingen sparen" (F. J. Pop). U wordt het toch niet moe om in de spiegel der liefde te kijken. U hangt er toch geen doek over, het doek van de „jamaars". Ik hoop maar dat er snaren geraakt worden en dat u gaat meezingen.
De liefde handelt niet ongeschiktelijk. Letterlijk vertaald: de liefde gedraagt zich niet ongemanierd. De liefde zet een stempel op de omgang met de mensen. Ongemanierdheid, brutaliteit is gebrek aan liefde. Het optreden van jongeren tegen ouderen, van onderdanen tegen overheden, van gemeenteleden tegenover ambtsdragers, verraadt in onze tijd gebrek aan manieren niet alleen, maar vooral gebrek aan liefde. De christelijke liefde erkent haar plaats. Ongemanierdheid is gewoonweg gebrek aan liefde. Brutaliteit en arrogantie komt in de wereld niet christelijk over, past niet in de kerk en hoort niet thuis onder ambtsdragers. Liefde, deze liefde brengt een stuk beschaving mee. Wat was Abraham niet beschaafd tegenover de zonen van Heth, toen hij voor Sara de grafspelonk kocht.
Hij gaf hun de volle prijs, het volle pond. Hoe beschaafd trad Paulus op toen hij merkte dat hij de hogepriester Ananias beledigd had. Dan zegt hij: Ik wist niet, broeders, dat het de hogepriester was, want er is geschreven: de overste uws volks zult gij niet vloeken (Hand. 23). Wie een ander liefheeft weet zich dienovereenkomstig te gedragen. De liefde zoekt zichzelven niet. Dat betekent dat deze liefde haaks staat op de eigenliefde. Van nature zijn we bar verliefd op onszelf. Zijn steeds uit op eigenbelang. Hetniet-zichzelven-zoeken, is de weg van de zelfverloochening gaan en gericht zijn op de ander. De liefde ziet het eigenbelang over het hoofd en leert zichzelven offeren aan de voet van het kruis. Zelfs mijn leven acht ik dan niet dierbaar voor mijzelf. Mozes wil wel voor de ander uit Gods boek gedelgd worden en Paulus wenst voor de joodse volksgenoten van Christus verbannen te zijn. Zover gaat het-niet-zichzelven-zoeken. Wij zeggen: er zijn grenzen. De liefde kent blijkbaar geen grenzen. Ging Christus niet voor vijanden in de dood? De liefde wordt niet verbitterd. De liefde geselt niet en striemt niet. De liefde bidt wel: Heere, reken hun deze zonde niet toe. Wat wordt er veel geslagen, veel weggeslagen, veel dood geslagen onder het mom van de liefde. Ook uit zogenaamde liefde tot de waarheid. Waar lees ik dat? Zei Paulus dat tegen de mensen
in Athene: jullie zijn een stelletje verloren heidenen, er is geen doen aan? Neen, hij beklom de Areopagus en verkondigde het evangelie. Niet verbitterd. Is dan de liefde blind? Geen sprake van, De liefde ziet zo scherp. Maar lees nu even verder. De liefde denkt geen kwaad. Betekent dat nu dat de liefde nergens kwaad in ziet? Dat de liefde optreedt als een vader of moeder, die van hun kinderen geen kwaad willen horen? U kent dat wel: zoiets doet mijn jongen niet, dat zit niet in mijn dochter. Geen sprake van. Bedoeld is: de liefde rekent het kwaad niet toe. De liefde kan vergeven, de liefde kan er overheen komen. Zoals Gods liefde over de bergen van zonde en schuld is heengekomen, zo huppelt de liefde over de bergtoppen de zondaren met vergeving tegemoet. Wat we zelf ontvangen hebben en dagelijks ontvangen, willen zij anderen graag geven. Leven van en leven in de vergeving, dat doet alleen de liefde. Daarom verblijdt zich de liefde niet in de ongerechtigheid.
Bij het woord ongerechtigheid kunnen we denken aan de zonde. De zonde is de ongerechtigheid. Maar bedoeld zal wel zijn het onrecht dat alom in de wereld geschiedt. Waar onrecht heerst tiert zij niet. In deze atmosfeer kwijnt de liefde. De liefde heeft daar smart over dat de wereld vol boosheid en slechtheid en misdaad en godsverzaking is. Dat de wereld doorholt, God voorbij, naar haar eigen ondergang.
De liefde leeft niet van het rondvertellen van allerlei schandaaltjes, daar gaat ze aan stuk. Maar wel verblijdt zich de liefde in of samen met de waarheid. Onrecht en waarheid staan hier tegenover elkaar. Beide worden zij als personen voorgesteld. Dat is ook het geval met de liefde. Komt zij het onrecht tegen, dan gaat ze dat uit de weg, maar komt zij de waarheid tegen, dan vinden die twee elkaar, dan verheugen zij zich in elkaar. En in deze ontmoeting van liefde en waarheid ligt ten diepste de verzoening van de ongerechtigheid. Zo hebben gerechtigheid en vrede, liefde en waarheid elkander gekust, en gevonden in het hart van de Zaligmaker. Hier zijn we bij het mysterie der liefde, dat het mysterie der verzoening is. Hoger en hoger klinken de tonen van het lied der liefde, opstijgend als een leeuwerik in de ijlblauwe luchten van de zomermorgen. De liefde bedekt alle dingen. Nee, ze verdoezelt de feiten niet, ook de zonde niet, ze tilt er juist zwaar aan. Want net te doen alsof iets niet bestaat is zo moeilijk niet. Dan negeer je gewoonweg de werkelijkheid. Maar als de werkelijkheid van onrecht, zonde, schuld cn ellende rauw open en bloot ligt, en dat doet zij voor Gods heilig aangezicht, om dan dit alles te bedekken. Dat doet denken aan de liefde Gods. Maar dat geldt ook van de liefde tot de naaste.
Bedekken is niet het kwade goedpraten, maar er uit liefde niet meer over willen praten. De liefde brengt alles onder dak. , , De liefde kan er het grote goddelijke zwijgen toe doen" (van Ruler). Daarom gelooft de liefde ook alle dingen. Nee, dat moet u niet opvatten als goedgelovigheid, alsof de liefde zou beweren „dat zwart wit is" (van Ruler). Maar de liefde heeft vertrouwen in de belofte Gods, en daarom gelooft zij dat er nog mogelijkheid van redding is voor afgeschreven gevallen. Laat de dingen maar op je afkomen zoals ze zijn. God loopt immers niets uit de hand. Als het evangelie de mogelijkheid opent dat vijanden met God verzoend worden, dan kan de liefde er op vertrouwen dat niemand van de genade is uitgesloten dan die zichzelf buiten sluit. Als de liefde dat allemaal gelooft, dan zal zij daar ook naar handelen en zich in liefde opstellen tegenover de wereld en dan is de liefde zelfs bereid om, zoals van Ruler zegt, „liever ten onrechte het goede van iemand denken, dan ten onrechte het kwade van iemand denken". Of zoals eens een eenvoudige christin opmerkte: Ik dwaal liever in de liefde dan in de haat. En zo, op deze wijze, kan van de liefde gezegd worden: zij hoopt alle dingen. Zich richtend op de vervulling van Gods beloften, ziet zij naar de toekomst. „Omdat zij liefheeft verwacht zij alles van de toekomst en dus geeft zij niets en niemand als hopeloos geval op" (F. J. Pop).
Tenslotte verdraagt zij alle dingen. Zij blijft op haar post als een soldaat op wacht, zij duldt en houdt uit tot de dag der verlossing aanbreekt, zij is verbonden met geloof en hoop. En zoals Jezus heeft liefgehad tot het einde4 zo zal de liefde ook blijven tot het einde.
Als we in de spiegel der liefde kijken, waar blijven we dan? We buigen beschaamd ons hoofd. Maar als de liefde Gods in Christus ons bedekt, dan worden we blij en zingen mee en weten ons geborgen in Gods liefde.
Zo lief te hebben, dat kan, als we bemind zijn en dan zien we ook welk een waarde het heeft wedergeboren te zijn. Wedergeboren door het geloof, wedergeboren tot een levende hoop, en het bewijs daarvan is de liefde, want die liefheeft is uit God geboren.
N. Tonge.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's