KLEIPIE KRONIEK
Prediking en tekstkeuze
Wie wekelijks in de dienst van het Woord mag arbeiden, kan bovenstaande verbinding verstaan. Welke tekst zal de komende zondag in de bediening van het Woord centraal staan? Door welk Woord zal de Heere tot Zijn gemeente spreken? Dc prediking mag wel alle aandacht van predikant èn kerkeraad hebben. Daar ligt het hart van alle ambtelijke arbeid. Daardoor wordt immers de gemeente gebouwd. „De prediking bereidt de weg voor al de andere activiteiten van een dienaar. Anders is het bezoekwerk geen pastoraal bezoek, maar een sociaal bezoek" (= koffie-en theepraatje) (D. Martvn Lloyd-Jones in: Preaching & Preachers, pg 185J.
In „De Wekker" van 20 april j.1. schreef prof. dr. W. van 't Spijker een artikel over Preken uit het Oude Testament met raad en advies van de kerkeraad. Hij geeft daarin historische informatie * over het belang dat onze vaderen hechtten aan de ordening van de eredienst, maar ook aan het enorme belang van de prediking.
Prof. van 't Spijker schrijft:
„De eerste synode die op vaderlandse bodem werd gehouden heeft zich met allerlei zaken die de opbouw van het kerkelijke leven raken, bezig gehouden. Ook dc prediking kwam aan de orde. Men besloot om een enigszins ordelijk begin te creëren voor de kerkdienst. Was het voordien een heen en weer lopen, een in-en uitgaan tijdens de dienst, nu wilde men een ogenblik vaststellen, waarop de kerkdienst werkelijk zou beginnen. Vandaar de bepaling die gemaakt werd omtrent het begin van de predikatie: Men zal de predikatie beginnen met deze woorden, na 't gezang van de psalm: Onze hulp is in de naam des Heeren, enz. Men zal de predikatie besluiten met de zegen uit Num. 6.
Zo schiep de synode van 1574 een klein beetje orde wat betreft het begin en het einde van de dienst. Verder werd vastgesteld, dat de dienaren de hoorders niet met te lange preken mochten bezwaren. Langer dan een uur zou de predikatie niet mogen duren, d.w.z. dat de gehele dienst, die men predikatie noemde, zo ongeveer een uur in beslag zou nemen. Niet meer. Ook Calvijn stond op dit standpunt, terwijl andere synoden reeds soortgelijke bepalingen hadden gemaakt.
Ingrijpender nog was de bepaling omtrent de tekstkeuze. De in de roomse kerk gebruikelijke evangeliepericopen werden afgeraden en dienden zo mogelijk afgeschaft te worden: „De zondagse evangeliën, die men in het pausdom pleegt te gebruiken zullen niet bepreekt worden. Maar men zal een boek van de Heilige Schrift ordentelijk na elkaar uitleggen, opdat de predicatiën door een te grote tekst niet te lang vallen en het volk wordt afgetrokken van het misverstand en tot het rechte verstand van de gehele Schrift gebracht zal worden". Deze bepaling was vooral zeer ingrijpend. Men nam daarmee een soort principe-besluit om de gehele bijbel voor de gemeente te openen en niet maar een gedeelte eruit. Voordien had men, indien er al gepreekt werd, zich moeten vergenoegen met hier en daar een tekstgedeelte uit dc evangeliën. Het pericopenstelsel had vele eeuwen gegolden. Maar het volk had er weinig aan. Vooreerst, omdat de hoofdtaal het latijn was. En vooral ook omdat een goede preek in de roomse kerk een uitzondering was. De" mensen leefden van het sacrament. En de bediening van het Woord was achtergesteld bij de uitreiking van de hostie in de mis. Nu moest er gepreekt worden. De kerk wordt immers naar de grondovertuiging van de Reformatie uit het Woord geboren. En dat Woord is niet een woordje, een tekstje hier of daar. Dat Woord is het volle Woord Gods. Daarom hadden Zwingli, Oecolampadius, Bullinger en Calvijn evenals zo vele andere reformatoren de gewoonte gehad om hele bijbelboeken achter elkaar door te preken. Het selectieve tekstgebruik kende men niet. Men wilde buigen voor de hele Schrift. Daarom koos men bewust voor de methode om de hele Schrift te bepreken. Daarmee hebben onze vaderen reeds erkend, dat in principe een tekstkeuze, die wij maken, een vorm van heersen over de Schrift kan betekenen. En dat gevaar hebben zij bij voorbaat terzijde willen stellen.
Een andere geschiedenis is het, dat de kerken niet alle bereid waren om in dit spoor mee te gaan. Wie de Acta van de verschillende particuliere synoden uit de 16e eeuw opslaat zal bemerken, dat van tijd tot tijd het probleem van de cvangelie-pericopen, de evangelia dominicalia, zoals ze ook genoemd werden, weer naar boven komt. Maar dit neemt niet weg dat de kerken in principe zich bij deze practijk niet hebben willen aansluiten. Het ideaal was en bleef om gehele bijbelboeken achter elkaar door te preken, precies zoals Calvijn in Genève had gedaan.
De synode van Dordrecht (1574) voegde aan de genoemde bepaling nog een uitspraak toe, die ik hier aanhaal: „Aangaande de materie der predikatiën, is goed gevonden, dat men allermeest uit het Nieuwe Testament het volk leren zal. Het zal ook wel in de vrijheid der dienaren staan uit het Oude Testament te preken met raad en advies van de kerkeraad".
Men koos dus voor een prediking naar de voortgaande lezing van de Schrift. Deze lectio continua verdiende voorkeur boven het oude pericopenstelsel. Maar het hoofdaccent moest toch wel op de evangeliën blijven liggen. Allermeest moest er uit het Nieuwe Testament gepreekt worden. Wél hadden de dienaren de vrijheid om uit het Oude Tes-
tament te preken, maar dan moest dit geschieden met raad en advies van de kerkeraad.
Dezelfde bepaling werd vier jaren later herhaald, toen de generale synode van Dordrecht (1578) vaststelde: „De dienaren zullen een geheel boek van de Fleilige Schrift ordentelijk tot aan het eind toe aan de gemeente verklaren. Maar zij zullen vooral de boeken van het Nieuwe Testament gebruiken, hoewel het hun nochtans vrij zal staan, om de materie van hun preek uit de boeken van het Oude Testament te nemen, met advies van de kerkeraad, die op de stichting en gaven der dienaren acht zullen nemen". Ook hier besluit men de zondagse evangelielezingen af te schaffen.
Wanneer men de vraag stelt, waarom de kerk der Reformatie zozeer het hoofdaccent plaatste op de prediking uit het Nieuwe Testament, is het antwoord niet moeilijk. Men vond daarin het rijkst en het eenvoudigst het evangelie tot uitdrukking gebracht. Men leefde niet meer onder de wet. Zó wilde Rome soms nog doen geloven. Maar men leefde onder het evangelie. Daarom vooral moest er uit het Nieuwe Testament gepreekt worden.
Maar daar kwam nog iets bij dat in verband stond met de bijzondere omstandigheden waarin de kerk van die dagen verkeerde met betrekking tot het predikantencorps. Velen van hen hadden geen degelijke opleiding gehad. De voornaamste leiders van het kerkelijke leven waren mannen, die uit de practijk naar voren waren gekomen. Sommigen van hen hadden in Einden een zekere vorming ontvangen en waren voor hun taak wel berekend. Maar de kennis van de talen was niet groot. En vooral de kennis van het Hebreeuws was niet ieder eigen. De Universiteit van Leiden was nog slechts onlangs opgericht. Daar moest voor de toekomst het oog op geslagen worden. Maar voorlopig diende men te roeien met de riemen die men had. In dit licht dienen we de bepaling te lezen dat de kerkeraad ingeschakeld wordt, wanneer de predikant uit het Oude Testament wil preken. Daarachter schuilt niet een onderwaardering voor het Oude Testament als zodanig. Juist de gereformeerde reformatie heeft het Oude Testament immers voor de kerk bewaard door haar opvatting van de eenheid van Oud en Nieuw Verbond. Onderwaardering van een gedeelte der Schrift is dus niet aan de orde. Maar wel een iuiste waardering van de prediking. Beter helemaal geen preek over het Oude Testament dan een slechte. De kerkeraad zal toezien op de stichting en de gaven van de dienaren. Zijn deze ontoereikend voor een goede behandeling van het Oude Testament, dan dienen zij zich te beperken tot het Nieuwe Testament. Niet dat dit laatste eenvoudiger of gemakkelijker zou zijn. Maar wél omdat hier het evangelie directer naar voren komt. De evangeliën en vooral de brieven leenden zich voor een geregelde verklaring beter dan de profeten, die in het Hebreeuws gelezen moesten worden. Toen met verloop van tijd de opleiding in Leiden en op andere plaatsen vrucht begon af te werpen hebben vele Nederlandse gereformeerden uitnemende preken over het Oude Testament geleverd. Toen gold het bezwaar van de begintijd niet meer in die mate. Maar de gedachte die onze vaderen dreef tot hun besluitvorming is ook vandaag nog goed te hanteren: de prediking is niet een zaak van de prediker alleen, maar van de kerkeraad die toezicht heeft te houden ook op dit belangrijke onderdeel van de dienst des Woords. En: beter geen preek over het Oude Testament dan een slechte. Ook vandaag geldt nog steeds: er moet op de preektekst gestudeerd worden.
Misschien zouden onze kerken er wel bij varen, wanneer ook het principe van de willekeurige tekstkeuze werd losgelaten en weer het oude beginsel kracht kreeg, dat men niet maar een tekst bepreekt, een losse tekst, maar dat men het Woord bedient, het volle, het gehele Woord van God, naar de gaven en naar de stichting die iedere dienaar zich eigen dient te maken." —
Spurgeon en de tekstkeuze
In het al genoemde boek van Lloyd-Jones (zéér aan te bevelen voor dienaren van het Woord!) houdt ook deze bekende Engelse prediker zich bezig met de vraag van de tekstkeus. Moet je zomaar elke weck een willekeurige tekst kiezen of je steeds houden aan een serie? Hij vertelt dan dat Spurgeon in deze een strakke lijn trok. Spurgeon geloofde niet in het preken van series. Hij was er zelfs sterk op tegen. De tekst moet aan de prediker gegeven worden. Hij moet in deze zijn Heere zoeken en vragen om Zijn leiding bij het vinden van de juiste tekst.
De Geest moet elke week de vrijheid hebben een bepaalde dienaar bij deze of die tekst te bepalen om zo het Woord te rechter tijd te kunnen verkondigen. Ik ben het met Lloyd-Jones eens als hij hierbij aantekent, dat je ook hiervan weer geen vaste methode kan maken en ook hierin weer niet al te rigoreus kunt zijn. Uit een en ander moge wel blijken, van hoe onschatbaar belang de rechte prediking is en dat deze een grondige, geestelijke voorbereiding vraagt. De nood van de gemeente is de nood van de prediking, is menigmaal al gezegd en terecht. Waar de prediking niet is in betoning van Geest en kracht, slaapt het volk in en sluipt dwaalleer binnen, ook rechtzinnige dwaling. Daar klinken misschien nog wel de klanken, maar klinkt niet meer de stem van de Goede Herder die Zijn schapen roept bij name. Daar gaat het volk verloren, omdat het honger lijdt of door eenzijdige voeding ongezond wordt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's