Een nieuw begin
Daarna zeide God tot Jacob: Maak u op en trek op naar Bethel en woon aldaar; en maak daar een altaar voor die God Die u verscheen toen gij vluchtte voor het aangezicht van uw broeder Ezau.
Toen zeide Jacob tot zijn huisgezin en tot allen die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden die in het midden van u zijn en reinigt u en verandert uw klederen.
En laat ons ons opmaken en optrekken naar Bethel en ik zal daar een altaar maken voor die God Die mij antwoordt ten dage van mijn benauwdheid en met mij geweest is op de weg die ik gewandeld heb. Genesis 35 : 1—3.
Daarna! Een veel voorkomend woord in de bijbel. Een bepaalde episode is afgesloten en een nieuwe geschiedenis begint. Daarna. Het leven staat niet stil, de weg leidt altijd weer verder. Het ene is gebeurd en het andere gaat gebeuren. Dan een droeve en dan een blijde gebeurtenis, maar zolang we leven is er altijd weer een „daarna".
We zien allereerst
1) een nieuw begin van Jacobs God
Er is niet weinig gebeurd in het leven van Jacob. Hij is teruggekeerd uit Paddan-Aram, hij heeft op die terugweg zijn God ontmoet en is door Hem gezegend. Hij heeft ook zijn broer Ezau ontmoet en ze zijn met elkaar verzoend.
En toen heeft Jacob zich gevestigd in Sichem. Daar hoorde hij niet thuis, want hij moest naar Bethel. En dat verblijf in Sichem is hem zuur opgebroken. Want zijn enige dochter Dina zocht er vriendinnen, maar vond er een vriend. En we weten hoe dat afgelopen is: Jacobs eer is geschonden, de vrede is weg uit zijn huis en er is een duisternis gekomen over zijn ziel.
Maar Jacob ziet het niet! Het is al begonnen met de afgodsbeelden die Rachel meegebracht heeft, gestolen heeft van haar vader. En nu staan de afgodsbeelden in de tent van jacob, waar toch alleen de enige ware God zou moeten worden gediend. Een invalspoort voor de satan, een open deur naar de wereld. En Jacob heeft dat allemaal maar door de vingers gezien. Hij hield zoveel van Rachel en hij wilde niet altijd ruzie...
Zó ver kan het komen in het leven van Gods kinderen. Want Jacob is een man die in zijn leven een Bethel kent en een Pniël!
Daarom bevat deze geschiedenis uit Jacobs leven voor ons een waarschuwende vinger. Wat komt er in ons huis? Wat lezen we? Waar kijken we naar? Wat voor vrienden hebben we? Dingen die eerst taboe waren worden op den duur gewoon. En de kinderen? Och, we zijn immers ook jong geweest, ze mogen toch weieens wat hebben?
En Jacob zit daar maar in Sichem. Het Verbondsvolk midden tussen de heidenen... En dan, ineens, dan is de Heere daar weer in het leven van Jacob. Hij maakt een nieuw begin. Hij laat immers nooit varen wat Zijn hand begon, ook al laten wij het er nóg zo schandelijk bij zitten... ?
Daarna zeide God tot Jacob... De gebeurtenissen in Sichem hebben geen invloed op Jacob gehad. Toen schoof hij de schuld op zijn kinderen. De nood heeft hem ook niet leren bidden. Maar nu spreekt God tot hem. En alleen het Woord kan hem op z'n plaats brengen. Maak u op, zegt de Heere, trek op naar Bethel en woon daar. Trek óp. Dat moeten we letterlijk opvatten, want Bethel ligt hoger dan Sichem. De weg naar Bethel is een weg die omhoog gaat. Een moeilijke weg dus. Want Gods wegen zijn wel de beste en de veiligste, maar niet de gemakkelijkste.
Wat moet Jacob nu in Bethel gaan doen? Een altaar bouwen voor de God Die hem verschenen is. Jacob, weet je het nog? zegt de Heere. In Bethel heb je gedroomd, daar lag je onder een open hemel. Ik heb daar beloofd dat Ik mèt je zou zijn in alle gevaren en dat Ik je zou wederbrengen in dit land. En Ik heb je nogeens aan Bethel herinnerd: Ik ben die God van Bethel. Maar je bent er nóg niet geweest. Er staat in Bethel nog een stom monument van een nietingeloste belofte.
Een vertroosting, dat de Heere nog aan Jacob verschijnt, hij heeft dat niet verdiend. Maar een ontdekking ook, want de Heere herinnert hem aan zijn schuld, aan wat hij nagelaten heeft.
Is het voor u ook een wonder? De Heere komt tot mensen die het erbij laten zitten, telkens weer en Hij zegt tot zulke mensen: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.
We zien vervolgens
2) een nieuw begin in Jacobs huis
Toen zeide Jacob. Onmiddellijk daarna. Jacob begrijpt wat de Heere bedoelt. Hij neemt hét Woord' van de Heere ernstig. De zonde wordt voor hem zonde! Maar hij begrijpt ook: als hij naar Bethel gaat om zijn belofte in te lossen, dan kan het niet bij het oude blijven. Dan moeten de vreemde goden weg. Die terafim van Rachel en alles wat daar nog bij gekomen zal zijn. Want al die slaven en slavinnen hebben natuurlijk ook hun eigen goden. En die plundering van Sichem, die heeft misschien ook weer afgodsbeelden opgeleverd. De afgoderij tiert welig in de tent van Jacob en onder de mensen die bij hem wonen...
Staat u ervan te kijken! Houdt u er geen afgoden op na? Nee, wij vereren geen stomme beelden, we zijn wel wijzer. En toch — worden ook onder ons de goden van de tijd niet geëerd en gediend? Ja, u noemt ze al op: de sport en de sex en de drugs en de mode en de alcohol en ga zomaar een poosje door.
En toch zijn dat de gevaarlijkste afgoden
nog niet. Want die herkennen we tenminste nog als afgoden. Maar we kunnen van veel meer dingen onze afgod maken. En de gevaarlijkste afgod is wel de afgod van binnen: zijne majesteit Ik voor wie alles knielen moet. Dat verdorven vlees dat ons altijd weer in de weg staat. Hebt u er last van? Hebt u dagelijks met de boze lusten van uw vlees te strijden? Niet zeggen dat het zo erg is en dat we toch zo verdorven zijn, maar ertegen vechten!
Jacob doet het! Weg ermee, zegt hij. En weet u wat ons nu opvalt? Dat heeft de Heere helemaal niet gezegd. Hij heeft alleen maar tegen Jacob gezegd dat hij naar Bethel moet gaan. Anders niet. Maar dat Woord heeft beslag gelegd op het leven van Jacob en nu gaat hij méér doen dan de Heere gevraagd heeft. Dat gaat allemaal vanzelf.
Al die vreemde goden opruimen, zegt Jacob, want de Heere duldt geen afgoden naast-Zich. En zich reinigen, want door de zonde zijn Jacobs mensen besmet. En de kleren veranderen, want met die kleren is de zonde bedreven. Haat ook de rok die door het vlees bevlekt is. Een radicale verandering. Het Woord heeft beslag gelegd op zijn leven en nu is er opnieuw een lust en een liefde gekomen om te leven tot eer van de Heere. Als dat er niet is, als het alleen maar vorm is, dan zie je alleen maar afgoden bij een ander. Er zijn mensen die het huis van een ander willen reformeren. Maar Jacob reformeert zijn eigen huis. En ze doen allemaal mee: zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn personeel. Niemand verzet zich tegen deze reformatie. Want als we in Gods weg mogen gaan, dan krijg je de mensen mee. En ai zou je ze allemaal tegen krijgen, wat dan nog, als je de Heere mee hebt? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
En nu het laatste:
3) een nieuw begin op Jacobs weg
Waarom moeten die afgoden eruit? Heel eenvoudig, die stomme beelden hebben nog nooit één woord gezegd, maar de levende God heeft tot Jacob gesproken. Afgoden zwijgen, wat er ook gebeurt. Je kunt er tegen praten, je kunt ze vereren, je kunt ze offers brengen, je kunt er je vertrouwen op stellen, maar als de nood aan de man komt laten ze je in de steek.
En die God, Die Jacob vergeten was, is weer gekomen en heeft weer gesproken. En Jacob zegt: nu heb ik er genoeg van. Ik heb Gods stem gehoord en ik zal die stem gehoorzamen.
Of u gelooft, dat blijkt hieruit, of u gehoorzaam bent. Het is onmogelijk dat wie Christus door een waar geloof is ingeplant, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid. En vruchten der dankbaarheid, dat is niets anders dan leven tot eer van God.
Letterlijk herhaalt Jacob wat de Heere gezegd heeft: en laat ons ons opmaken en optrekken naar Bethel en ik zal daar een altaar maken voor die God Die mij antwoordt ten dage van mijn benauwdheid. Hoort u het? Jacob zegt: die stomme afgoden hebben me in de steek gelaten, maar de Heere niet, Hij heeft mij geantwoord.
Benauwdheid. Er staat eigenlijk: barenswee. Zó benauwd heeft Jacob het gehad. Meermalen in zijn leven, maar vooral nü, in Sichem. Maar in die benauwdheid is de Heere gekomen. Hij heeft niet eens tot de Heere geroepen, maar de Heere is tot hem gekomen. En die God, zegt Jacob, wil ik dienen, die God Die antwoordt, éér ik riep...
Hoe is dat toch mogelijk dat God antwoord geeft? Wij hebben Hem zoveel keren laten roepen en gedaan alsof we niets hoorden. En Hij heeft toch geantwoord, Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.
Hoe kan dat, dat God hoort? Wel, omdat er Eén was Die geen antwoord kreeg. De Zoon van Zijn eeuwige liefde. En Hij was in een dag der benauwdheid duizendmaal erger dan Jacob, duizendmaal erger dan u en ik. Al Gods baren en golven zijn over Hem heengegaan. Hem horen we klagen: Mijn God, Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet, en des nachts, doch Ik heb geen stilte. Hij heeft Zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en. ziel, aan het hout des kruises, toen Hij uitriep: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?
Om Zijnentwil is er een God Die antwoord geeft. Loof, loof mijn ziel, de Hoorder der gebeden!
Die mét mij geweest is, zegt Jacob, op de weg die ik gewandeld heb. Die met mij geweest is. En ik was helemaal niet met Hem! Ik heb Hem zoveel keren de rug toegekeerd. Ik ben zoveel keren mijn eigen weg gegaan. Maar Hij heeft woord gehouden. Hij heeft mij niet begeven en Hij heeft mij niet verlaten.
Wie ben ik dat Hij naar mij heeft omgezien? Er was niets in mij waarom Hij mij zou liefhebben. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
Gaat u zó naar Bethel? Met de begeerte in uw hart een altaar te bouwen voor die God? Een nieuw begin te maken? Jamaar, ik ben Jacob niet. jacob was een bekeerde man, een gelovige man. Jawel, maar een man die elke dag opnieuw bekeerd moest worden en een man die elke dag opnieuw verlost moest worden van zijn ongeloof.
En Jacob neemt alles mee naar Bethel. Hij zegt niet: jullie moeten maar hier blijven, want jullie kennen die God toch niet. Nee, laat óns ons opmaken en optrekken naar Bethel.
Leeft dat ook in uw hart? Kom, ga met ons en doe als wij? Zou u die anderen ook graag mee willen nemen? Wie werkelijk de Heere heeft ontmoet, die nodigt iedereen uit. Komt, bukt mede voor Hem neer!
En dan is die weg naar Bethel zo'n veilige weg. Want — u kunt het lezen in het vervolg — zij reisden heen en Gods verschrikking was over de steden die rondom hen waren. Dat is nu het verschil. Toen jacob ver van de Heere leefde was hij overal bang van. Maar nu zijn de vreemde goden weg en nu gaat hij naar Bethel, nu is hij in Gods weg en nu zijn ai die vijanden bang van hèm. Want als God mijn Schild en Hulp wil wezen, wat zal een nietig mens mij doen?
Dan reizen we onze weg met blijdschap. En dan zullen we het nog duizend keer bederven en verknoeien, maar de Heere maakt een nieuw begin, iedere keer weer, want Hij is zo getrouw als sterk en Hij zal Zijn werk voor mij volenden. Want Hij heeft het gezegd en Hij zegt het telkens weer; ziet, Ik maak alle dingen nieuw.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1979
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1979
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's