Op de weg bij Efratha
En het geschiedde als haar ziel uitging (want zij stierf) dat zij zijn naam noemde Ben-oni; maar zijn vader noemde hem Benjamin. Genesis 35 : IS.
Wie leeft er die de slaap des doods niet eens zal slapen? Wie redt zijn ziel van het graf? Dat woord zou geschreven kunnen staan boven Genesis 35. Het ene sterfgeval na het andere wordt ons in dit hoofdstuk vermeld: Debora, de oude voedster van Rebekka, Rachel, de vrouw van Jacob, tenslotte zijn oude vader Izak. Het is werkelijkheid, de verschrikkelijke bedreiging die eens uit Gods mond is gegaan: ten dage als gij daarvan eet zult gij de dood sterven. Maar diezelfde God heeft gezegd: wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.
Van dat geloof breekt een straaltje doorin het leven van jacob, die zijn Rachel niet kan missen en diepbedroefd is om haar sterven, maar die óók weet: bij U, Heere, is de Levensbron. En van dat geloof geeft Jacob getuigenis in de naam van zijn jongste kind.
Op weg bij Efratha
1) ziet een kind het levenslicht
Jacob is met zijn vrouwen, zijn kinderen en zijn vee vertrokken uit Sichem en gegaan naar Bethel. Daar heeft hij een nieuwe Godsontmoeting gehad. De Heere heeft Zijn beloften aan jacob vernieuwd. En toen is de tocht weer verder gegaan. Nu zijn ze dicht in de buurt van Bethlehem, in de velden van Efratha. Maar hier krijgen ze oponthoud, want de ure van Rachel is gekomen.
Wat heeft deze vrouw een moeilijke tijd gehad! jarenlang op een kind moeten wachten, iedere keer moeten zien dat haar zuster Lea moeder werd en zelf kinderloos gebleven. Maar uiteindelijk heeft zij toch de moedervreugde mogen smaken. Haar eerste kind heeft zij jozef genoemd, dat wil zeggen: God voege erbij! En het zag ernaar uit dat deze wens niet vervuld zou worden, want Jozef is nu inmiddels een jongen van een jaar of 15. Maar nu komt er toch nog één bij. Een „nakomertje" zouden we zeggen.
Er is echter een „maar" aan verbonden. Rachel ondervindt wat het betekent: met smart zult gij kinderen baren. Leven en dood liggen hier zo dicht bij elkaar. Als het goed afloopt lezen we het vaak: de Heere gaf leven en spaarde leven. Maar dat gebeurt hier, op de weg bij Efratha niet. De Heere geeft wel leven, maar Hij spaart het leven niet. De geboorte van het kind wordt de dood van de moeder.
Haar ziel ging uit, staat er. Dat is het ontzettende van het sterven, dat de tweeeenheid wordt verbroken, dat lichaam en ziel van elkaar worden gescheiden.
En dat gebeurt hier bij de geboorte van het kind, waar de moeder zo naar heeft verlangd. Eens heeft zij gezegd: geef mij kinderen en anders ben ik dood. Nu krijgt zij een kind en het wórdt haar dood. Rachel is één van de moeders die de geboorte van een kind moeten betalen met de zware tol van hun leven. Terwijl er een wieg gereed gemaakt moet worden, moet er ook een graf worden gedolven. >
Er is een tijd om geboren te worden - dat geldt voor de kleine Ben-oni, Benjamin. En er is een tijd om te sterven, — dat geldt voor zijn moeder Rachel. Hier, op de weg bij Efratha is het te zien: de bezoldiging der zonde is de dood. Ook dit kind is in zonde ontvangen, in ongerechtigheid geboren en daarom een kind des toorns.
En toch een kind dat geboren wordt in de tent van Jacob! Dat wil zeggen: bij het volk waarmee de Heere Zijn Verbond heeft opgericht, waaraan Hij Zijn Woord heeft bekendgemaakt.
Hebt u zo wel eens naar uw kind gekeken? Een kind, belast met de erfenis van vader Adam. Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Maar ook een kind dat onderscheiden is van andere kinderen. Een kind waaraan de zaligheid niet minder dan aan de volwassenen is toegezegd.
Want in deze velden van Efratha zal eeuwen later een engel zeggen: Ik verkondig u grote blijdschap, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker... Dat Kind wordt geboren om met Zijn volmaakte onschuld en heiligheid mijn zonde waarin ik ontvangen en geboren ben te bedekken. Was dit Kindeke niet geboren, we waren al te saam verloren...
Op de weg bij Efratha
2) uit de moeder een wanhoopskreet
We wenden nu de blik af van het pasgeboren kind en we kijken naar de moeder. Rachel gaat sterven. De vrouw die zo'n moeilijk leven heeft gehad zal dat leven ook nog vroegtijdig moeten beëindigen. Zij heeft een onverzadigbare begeerte gehad naar het moederschap, maar nu zij voor de tweede keer moeder wordt, vindt zij de dood. Wat is het waar wat de Heere Jezus gezegd heeft: Gij weet niet wat gij begeert...
En waaróm heeft zij het begeerd? Om haar zuster te kunnen overtroeven. Om de meerdere van Lea te zijn. Om zelf de eerste plaats in te nemen. Rachel was het niet eens met het welbehagen van God. En jacob stijfde haar daarin. Zij wilde niet buigen onder God. En nu maakt de Heere er een einde aan, aan dit leven van jaloezie en naijver en concurrentie. Nu wordt de eindeloze twist tussen Rachel en Lea beslecht.
Rachel voelt het: ik ga sterven. En daar staan een paar vroedvrouwen om haar heen en die zeggen: vrees niet, want deze zoon zult gij ook hebben. Het is volkomen waar, zij zai dit tweede kind hebben, maar zij zal het niet meer voeden, ook niet meer opvoeden.
Goedbedoelde en toch nietszeggende troostwoorden... Die spreken we nóg wel uit, aan ziekbedden, aan sterfbedden. Houd maar moed, je knapt nog wel wat op... Maar het zijn praatjes voor de vaak. Daar kan niemand het mee doen in het uur van de dood.
Ook Rachel is in het uur van haar dood alléén, jacob, die zoveel van haar hield, kan haar ook niet helpen. En kon zij nu maar buigen onder God! Kon zij nu maar uit de grond van haar hart zeggen: de Heere is recht in al Zijn weg en werk...
Rachel, erken toch dat de Heere God is! Bij Hem zijn immers uitkomsten tegen de dood! Maar nee, het enige dat van haar lippen komt is de naam van het pasgeboren kind. In haar barenswee dat overgaat in haar doodsnood schreeuwt zij het uit: Ben-oni, zoon van mijn smart — smartenkind!
Al haar verdriet, al haar ellende, al haar
ontgoocheling en teleurstelling schreeuwt zij uit in de naam van het kind. Dat kind, dat nog aan het begin van het leven staat zal voor het leven getekend zijn als de oorzaak van de dood van zijn moeder.
Ben-oni! roept Rachel. Het zijn haar laatste woorden. De bekentenis van een mislukt leven. Zij was een vrouw die geen deel dan in dit leven wachtte. En nu glijdt haar leven weg, nu vergaat de wereld voor haar.
Ontzettend, zó te moeten sterven. Nee, ontzettend, zó te hebben geleefd! In de tent van jacob te hebben gewoond en toch niet gedeeid te hebben in de zegen van het genadeverbond. Met de aartsvader getrouwd te zijn geweest, maar niet de God van Jacob ter hulp te hebben gehad.
Een leven zonder God en nu een sterven zonder God. Op het moment dat alles haar ontvalt geen thuiskomst en geen toekomst bij de Heere. Niets over dan een kreet van wanhoop en teleurstelling: Ben-oni, smartekindl
Daar staat vader Jacob. Hoe verwerkt hij het? We weten het niet. Eén ding weten we wel: hij is in Bethel geweest. Hij heeft nieuwe verzekeringen van Gods trouwverbond ontvangen. Zo niet — dan was het niet om dóór te komen. Vanaf de hoogte van Bethel neergestort in het dal van de schaduwen des doods. Dat is het leven van al Jacobs geestelijke kinderen: een leven van hoogten en diepten, van jubel en klacht. Maar met mijn God loop ik door een bende en spring ik over een muur. Ook over de muur van de dood waarop ik me te pletter zou lopen.
En jacob klemt zich in dit diepe dal van de dood toch vast aan de God Die eeuwig leeft en Wiens beloften ja en amen zijn. Ziende op die God mag Jacob zeggen: Deli vrouw en kinderen het graf...
En terwijl Rachel sterft met die stomme klacht op haar lippen, breekt bij Jakob het geloof door.
Op de weg bij Efratha
3) doet de vader een geloofsuitspraak
Zijn vader noemde hem Benjamin. Het heeft hem door de ziel gesneden. Moet dat kind zijn leven lang de herinnering dragen aan de dood van zijn moeder? Nee, zegt Jacob, niet Ben-oni, maar Benjamin!
Maar dat is het niet alléén. Rachel eindigt haar leven in stomme smart, in doffe wanhoop. Maar Jacob heeft een andere hoop, een andere verwachting. Zijn leven is er niet altijd naar geweest. Hoe vaak heeft hij de Heere vergeten? Maar de Heere Zelf zocht Jacob iedere keer weer op. En op die God Die trouwe houdt in eeuwigheid en niet laat varen het werk dat Zijn hand begon, op die God heeft Jacob leren hopen. En op die God hoopt hij nóg nu het liefste hem ontvalt.
Rachel sterft, maar de Heere leeft. Rachel heeft geen toekomst, maar bij de Heere is toekomst, bij Hem is geborgenheid. Als ik omringd door tegenspoed bezwijken moet schenkt Gij mij leven.
Benjamin, zoon van mijn rechterhand, zoon der vertroosting.
Geweldig moment in het leven van Jacob. Eén van de weinige ogenblikken waarop hij Rachel kan loslaten en aan zijn God genoeg heeft, waarin hij afstand kan doen van Rachel en kan buigen onder God.
Dat is de genade van God die triumieert in het leven van jacob. Want daarin heeft hij zijn vlees en bloed tegen. Maar dit is de overwinning die de wereld overwint, namelijk ons geloof.
En het kan nog zo donker zijn in ons leven, maar er zijn tijden waarin dat geloof doorbreekt. Zo Hij mij doodde, zegt Job, ik zal nog op Hem hopen. Ik was nijdig op de dwazen, zegt Asaf, maar ik zal x dan gedurig bij U zijn. De velden zijn kaal en de stallen zijn leeg, zegt Rabakuk, maar ik zal in de Heere van vreugde opspringen.
Hoe kan het? Dat moet u aan Jacob vragen. Hij zal zeggen: ik kan het niet, maar Hij werkt het in mij. Mijn geest zou bezwijken, maar deze Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn en dat noch dood noch leven ons kan scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus onze Heere.
Daar valt die Naam... Christus Jezus. De Zoon van Gods rechterhand, de Zoon van Zijn eeuwige liefde. En deze Zoon is door de Vader verstoten. Hij gaf Hem over voor een wereld, verloren in schuld. Benjamin, de Zoon van Zijn rechterhand, is Ben-oni geworden, Zoon der smart. Een Man van smarten en verzocht in krankheid. Van God geplaagd, geslagen en verdrukt. Ondergegaan in de vloed van Gods toorn. Van God verlaten aan het kruis. Hij heeft het uitgeschreeuwd uit de diepte van Zijn lijden: waarom is 't dat Gij Mij verstoot, waarom verbergt G' Uw gunstrijke ogen?
En omdat nu deze Benjamin Ben-oni is geworden, daarom kunnen Ben-oni's Benjamins worden. Dat is het geheim van Gods verkiezende liefde. Mensen die in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren zijn, worden uit genade tot kinderen Gods aangenomen. Bedelaars worden verheven in dc adelstand. Vreemdelingen en bijwoners worden medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.
Hoe word je dat? Door te belijden: Heere, ik ben een Ben-oni, een smartenkind. Ik heb gezondigd en gedaan wat kwaad was in uw oog, daarom ben ik Uw gramschap dubbel waardig. En dan zegt dc Heere: u bent Mijn Benjamin, niet om u, maar om de Zoon van Mijn eeuwige liefde.
Dat is een wonderlijk leven: Als onbekenden en nochtans bekend. Als stervenden, en ziet, wij leven. Als droevig zijnde en toch altijd blijde. Als arm, doch velen rijk makende. Als niets hebbende en nochtans alles bezittende.
Als kinderen der smart en nochtans als zonen van Gods rechterhand.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1979
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1979
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's