Koningin naar Gods raad
En de koning beminde Esther bove alle vrouwen, en zij verkreeg gena en gunst voor zijn aangezicht, boven alle maagd.en; en hij zette de koninklijke kroon op haar hoofd, e hij maakte haar koningin in de plaats van Vasthi. Esther 2 vs 17.
Opgemerkt
Als Vasthi vernederd is wordt er na enige tijd een andere koningin gezocht. Aan vrouwen heeft Ahasveros zeker geen gebrek gehad. Het koninklijk vrouwenverblijf was nog goed gevuld. Dat hoorde bij de statie van een koninklijk hof in die dagen. Dat paste bij weelde en overvloed. Het past overigens op geen enkele manier bij de wet Gods, die het huwelijk in ere houdt en daarin vrouw en man beschermt tegen onreine, vleselijke lust. Wat was een vrouw uit zo'n harem anders dan een lustobject? Wat kon ze nog meer zijn dan een lichaam? De vergelijking met onze dagen dringt zich op. Waar Gods wet wordt veracht gaat men dezelfde kant op. En moet soms de zgn. emancipatiebeweging de schrale vergoeding zijn voor de verlichamelijking van de vrouw? Gods wet beschermt het verhevene van het Vrouw zijn, het eigene daarvan.
Dus aan vrouwen had Ahasveros geen gebrek, maar aan een vrouw wel. Hij miste een levensgezellin, bij wie hij liefde, geborgenheid en belangstelling vond. Bij wie hij dat alles vond wat het samen-zijn van een man en een vrouw tot een huwelijk maakt. Dat had hij bij Vasthi gevonden en dat miste hij.
Zijn hovelingen weten er wel raad op. Er moet een nieuwe koningin gezocht worden. Niet verstoken van uiterlijk schoon, en tegelijk ook wijs en innemend. Het oog valt op Esther, die als pleegdochter bij haar oom Mordechai woonde. Immers zij was een jonge dochter, schoon van gedaante en schoon van aangezicht. En zo wordt Esther opgenomen onder het getal van de meisjes die kandidaat mogen staan voor de koninklijke eer.
Gelukkig maar, dat Christus Zijn bruid zo niet opmerkt! Als we toch moesten opvallen door onze schoonheid! Het zou een hopen loze zaak zijn! Als Christus' dienaren eens de moesten uitgaan om de schoonsten in te zamelen! Wie zou er dan in koninklijke waardigheid worden gesteld? Wij vallen n veeleer op door onze lelijkheid, door onze schande. Laten we dat niet verbloemen, maar belijden. Wat een wonder dat Hij Zijn bruid juist opmerkt in die schande. Ik zag u vertreden in uw bloed! Op deze zal Ik zien, op de arme en op de verslagene van geest.
Toebereid
Zo werd Esther samen met een aantal andere meisjes opgenomen in het huis van de koning. Een zekere Hegaï had daar tot taak de meisjes voor te bereiden op de ontmoeting met de koning. Ze moesten zo voordelig mogelijk uitkomen. Daartoe ondergingen ze een langdurige schoonheidsbehandeling, naar we lezen in ons tekstgedeelte. In het oude oosten wist men daar kennelijk het een en ander van. Wat een lichaamszorg! Van zielszorg lezen we niets. Een levenssfeer, die een waarachtig christenmens met weerzin zal vervullen. Neen, we willen niet zeggen dat in Gods Woord de schoonheid veracht wordt, ook niet de lichamelijke schoonheid. Evenals de schoonheid van beemden en bossen is die immers scheppingsgave Gods. En gepaste verzorging is hier zeker op zijn plaats. Het is echter wat anders als dat een soort cultus wordt, als we uren en uren doorbrengen met de versiering van ons lichaam en onze ziel vergeten. Hoe vaak verbergt een mooi gezicht een lelijk hart. We moeten ons maar niet door de schijn laten bedriegen. Het lichaam moet verzorgd worden, jawel, maar niet tot begeerlijkheid. En het sieraad van een godzalige vrouw bestaat niet in hetgeen uiterlijk is, in vlechten des haars, in omhangen van goud, in klederen aan te trekken, maar de verborgen mens des harten in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God.
Als de meisjes zo een jaar lang waren voorbereid, werden ze bij de koning gebracht, die dan zou beslissen over hun toekomst: koningin of haremvrouw. We gaan maar voorbij aan het afschuwelijke en goddeloze van deze praktijken. Ook Esther werd behandeld als de andere. Ja, ze kreeg zelfs een voorkeursbehandeling. Ze was opgevallen aan Hegaï als bijzonder schoon en bekoorlijk. Niet voor niets was haar Joodse naam: Hadassa, dat is: mirtetak. Zo kwam ze eerder dan anderen aan de beurt, mocht ze de hulp en de dienst genieten van jonge dochters en vertoeven in de mooiste appartementen.
Esther liet het zich welgevallen. Ik dacht, geen blijk van bijzondere vroomheid. Kon zij, die een dochter Abrahams was, dit alles zo maar laten geworden? Ze wist toch van andere schoonheid. Ze was toch onderwezen in de wetten des HEEREN. Is het eigenlijk al wel goed te keuren dat Esther zich liet opmerken door des konings dienaren? Had ze zich niet moeten verbergen, toen ze van het decreet van de koning hoorde? Had Mordechai haar niet schuil moeten houden? Een huwelijk met een heiden als Ahasveros kon voor zijn pleegdochter toch nooit veel goeds brengen. Kennelijk zijn Mordechai en zijn dochter ook wel onder de bekoring van dat perzische leven geweest. Dat het een heidens en goddeloos leven was woog voor hen niet zwaar. Het mag toch al te denken geven, dat ze hier nog woonden in Susan en niet waren teruggekeerd naar het erfland Sion. Ze lagen in die ballingschap onder het oordeel des HEEREN. Maar het is zeer de vraag of het voor hen wel zo'n oordeel was, of ze de HEERE er wel in misten. In ieder geval de gelegenheid tot wederkeer hadden ze voorbij laten gaan.
Mordechai en Esther waren kinderen des verbonds, die naar de God des verbonds en Zijn Woord en wet nauwelijks meer vroegen. Kinderen des verbonds verleid en betoverd door de schijn van het wereldse leven. Hoeveel zouden het er zijn vandaag aan de dag? Bent u het soms? Ben jij het soms? Wat steekt Esther hier schamel af bij Daniël en zijn vrienden, die in dezelfde omstandigheden trouw mochten blijven aan de inzettingen des HEEREN.
Tekenend is in dit verband ook, dat Mordechai Esther geboden had haar afkomst te
verzwijgen en dat zij hem daarin trouw volgde. Mordechai en Esther zwijgen erover dat ze behoren bij het volk van God. Ze konden door die afkomst immers gevaar lopen. Esther zou bij haar dingen naar koninklijke v/aardigheid al direct achter liggen, daarom maar liever gezwegen en Hegaï maar laten begaan. En het moge ons tot ontdekking dienen als we ook naar de gunst van de wereld dingend, verzwijgen wat onze afkomst is. Niet er voor uit willen komen dat we van een ander volk zijn, omdat we gevaar lopen van schade en schande. Zulk schuil-Christendom kan op de duur niet bestaan. De wereld kan ons dan misschien lief en aardig vinden, maar de HEERE zegt: Mijns niet waardig. Het lijkt zo veilig om maar stil te houden, waar we vandaan komen, maar het is zo gevaarlijk, dodelijk gevaarlijk, omdat we straks onze afkomst verloochend hebben en met de wereld ondergaan.
Maar ondanks dat alles: de Bewaarder Israëls sluimert niet! Het zou zo recht geweest zijn als de HEERE Mordechai en Esther en dat ganse Joodse volk, dat nog achter gebleven was in de ballingschap maar aan de haat en de vijandschap der heidenen had overgegeven. Ze wilden immers niet eens buigen onder Zijn gerichten. Ze maakten van het oordeel een voordeel. Ze taalden er niet naar om terug te keren naar de berg Zijner heiligheid, omdat ze naar Hem niet taalden. O, als de HEERE niet getrouw was, waar zouden we terecht komen, maar Hij is getrouw, hoog boven onze ontrouw uit. Getrouw in de Getrouwe, in Christus.
Uitverkoren
Na een jaar van lichaamscultus breekt de dag aan, dat Esther voor de koning moet verschijnen. Zelf mag ze kiezen in welk toilet. Alles wat ze tot versiering van haar uiterlijk nog hebben wil, kan ze krijgen. Ze hoeft maar te spreken en het wordt haar verleend. De andere meisjes maakten van dit voorrecht gebruik om zich nog eens extra op te sieren. Esther echter niet. Ze wilde zelf geen initiatieven nemen. Ze liet het maar aan Hegaï over. Ze vertrouwde zichzelf niet. Schuchter en aarzelend als ze was, ging ze door op zijn advies. Hij kon weten wat bij de koning in de smaak zou vallen. Zelf wist ze dat niet en voor die onwetendheid schaamde ze zich niet.
Esther laat hier toch iets zien van de gestalte van Christus' bruid. Bij haar is niet minder aarzeling, niet minder schroom, niet minder onwetendheid. Een natuurlijk mens siert zich op. Hij weet wel, hoe dat moet. Hij heeft zijn deugd en zijn gerechtigheid. Bij de een is dat godsdienst in uiterlijke vorm en plicht, bij de ander dat hij toch ieder het zijne geeft en nog nooit een mens heeft kwaad gedaan. Ja, waarmee willen wij ons vlees allemaal niet versieren! We willen het er zo vroom mogelijk uit laten zien.
Maar hebben we het geleerd dat het ondanks alle sier en smuk vlees blijft en verkocht onder de zonde? Dan raken we met onze versieringen aan een eind, aan hèt eind. Dan gaan we ons voor laten lichten door het W T oord des HEEREN. Dat Woord laat ons zien dat het bruiloftskleed dat de koning behaagt het boetekleed is. De tollenaar, die zelfs zijn ogen niet durfde opheffen en die van verre stond en op zijn borst sloeg en zeide: O God, wees mij zondaar genadig, die tollenaar ging gerechtvaardigd heen. Christus' bruid mag zwart zijn van dienstbaarheid, zwart van de slavernij der zonde, juist in de belijdenis van die zwartheid is zij haar bruidegom lieflijk. In het dal der ootmoed bloeit deze hadassa, deze mirte. Het zijn zondaren, die Christus zoekt en zaligmaakt en dat nog niet eens om hun belijdenis, want och wat zal het daarmee ook zijn, maar alleen omdat Hij ze liefheeft. Wat is dat groot, voor u die geen sieraad meer vinden kunt in uw leven. Zwart, zegt u, ik kan niet zeggen hoe zwart ik ben. Ja en toch, in Zijn oog lieflijk. Op deze zal Ik zien. Op u! Zo wordt dan Esther uit het volk verhoogd. De koning beminde haar boven alle vrouwen. Zij verkreeg genade en gunst voor zijn aangezicht boven alle maagden en hij zette de koninklijke kroon op haar hoofd, en hij maakte haar koningin in de plaats van Vasthi.
De Bewaarder Israëls sluimert niet. Ja, Hij is de duivel die het op de ondergang van Zijn volk gemunt heeft, altijd voor. Als de naam van Haman nog niet eens is genoemd, is Esther al koningin geworden om straks zijn snode plannen te verijdelen. Naar Zijn raad en welbehagen leidt de HEERE alle dingen. Wat een rijk deel, ons leven veilig te mogen weten in Zijn handen in leven en in sterven. Veilig in de handen van Hem, die om Christus' wil onze genadige God en Vader wil zijn. Dat geloofsvertrouwen mag daar openbloeien, waar een mens met zijn verloren en geschonden leven zich verliest aan Christus. Hem heeft de Bewaarder Israëls wel begeven en wel verlaten tot in de diepste verlorenheid toe. Hij moest immers de zonde dragen om voor Zijn bruid de bewaring Gods te verwerven. Zo is de HEERE getrouw aan zondaren. Niet en nooit om enige verdienste hunnerzijds, maar om de verdienste van Zijn Enige, Zijn Geliefde.
Esther werd de bruid van een heidense koning. Maar een arm en verloren zondaar mag de bruid worden van Christus. Neen, dan kan onze afkomst niet verzwegen. Dan moet het beleden: Ik ben een zondaar, een zondares, afkomstig van Adam. Ik ben Uw gramschap dubbel waardig. Maar wat groot: die afkomst kan uw verhoging niet meer in gevaar brengen. Zo, zoals u bent, niet opgesierd of opgetooid, maar in uw zonden en ongerechtigheid, mag u gunst verkrijgen en genade vinden voor het aangezicht van de Koning. Hij wil u kronen met goedertierenheid en barmhartigheden. Hij zet een koninklijke hoed op uw hoofd, niet om uw schoonheid of uw wijsheid, maar uit enkel genade. Christus verleent Zijn bruid koninklijke eer. Hier nog wel verborgen en in aanvechting. Straks echter volkomen!
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne [kracht; Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht; Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon [dragen. Door U, door U alleen om 't eeuwig welbehagen; Want God is ons ten schild in 't strijdperk van [dit leven En onze Koning is van Isrels God gegeven.
A.
Jac. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1979
Gereformeerd Weekblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1979
Gereformeerd Weekblad | 22 Pagina's