De voorloper en de hekkensluiter
De kop boven dit artikel zal in eerste instantie wel wat vreemd overkomen en enige toelichting nodig hebben. Om u maar meteen uit de droom te helpen: het gaat om twee boeken die ik wat uitvoeriger, maar toch in één adem wil bespreken. Het eerste is van Jean Taffin, één van de oudste gereformeerde theologen in ons land, die nog dicht bij Calvijn en de Reformatie staat en tegelijk wordt beschouwd als de voorloper van de beweging die later „Nadere Reformatie" zal worden genoemd. Het tweede is van Theodorus van der Groe, een predikant die leefde in de 18de eeuw en met wie de Nadere Reformatie op een eind begint te lopen. Een eenvoudig volksgezegde luidt dan ook: „Van der Groe doet het hekje toe." Nu zal het wel duidelijk zijn: met de voorloper wordt bedoeld Jean Taffin, met de hekkensluiter Theodorus van der Groe.
Jean Taffin
Taffin, die geboren werd in 1529, in een Rooms gezin, ging in zijn jeugd met zijn ouders over tot de Reformatie en werd predikant. Hij trok door de zuidelijke Nederlanden, waar hij de hitte der vervolging meemaakte. Uitgeweken naar Duitsland werkte hij daar in verschillende Frans sprekende vluchtelingengemeenten. Uiteindelijk kwam hij in aanraking met Prins Willem van Oranje en werd hij diens hofprediker. Na de dood van de prins in 1584 werd hij weer gewoon predikant van de Waalse gemeente te Haarlem en later in Amsterdam. Daar is hij in 1602 overleden, bijna 73 jaar oud.
Taffin is bekend geworden als auteur van verschillende stichtelijke werken. Zijn eerste pennevrucht was „Merck-teeckenen der Kinderen Gods". Het verscheen oorspronkelijk in het Frans, maar werd al spoedig in het Nederlands vertaald. De eerste druk van 1586 is zeer zeldzaam, beter bekend is de herdruk van 1659.
Dit boek nu is een paar jaar geleden door Drs. K. Exalto in hedendaags Nederlands „vertaald" en van een inleiding voorzien. „De Vuurtoren" in Urk gaf het uit èn deed dat eenvoudig, maar smaakvol!
Een gouden kleinood
Het is niet teveel gezegd wanneer wij dit boekje van Taffin „een gouden kleinood" noemen. Het begint met een beschrijving van de gelukzaligheid van het eeuwige leven dat aan Gods kinderen is beloofd. Vervolgens gaat het uitvoerig in op de vraag hoe we weten dat we Gods kinderen zijn. Behalve op de vruchten van het geloof en het getuigenis van de Heilige Geest legt Taffin een zwaar accent op de beloften van het Evangelie en het gebruik van de sacramenten.
Daarna komen vragen aan de orde die vooral in die tijd aktueel waren, maar toch ook mensen van onze tijd kunnen bezig houden. De vraag bijvoorbeeld: zou ik wel een kind van God zijn wanneer ik zie dat grote mannen in de Kerk in dwalingen verstrikt raken en van de ware religie afvallen? Of deze vraag: als ik een kind van God ben, waarom overkomen mij dan zoveel verdrukkingen? Bijzonder pastoraal antwoordt Taffin op deze vragen. De verdrukkingen zijn ons juist voorzegd en vormen een bevestiging van ons kindschap. Het moet ons zelfs een eer zijn, om Christus' wil verdrukking tc mogen lijden. Na gewezen te hebben op de vruchten van de verdrukkingen die we lijden om Christus' wil en terwille van het Evangelie laat hij nog een vermaning volgen cm standvastig te volharden in de waarheid van het Evangelie.
Deze (overigens onvolledige) greep uit de inhoud moge voldoende zijn om een indruk te geven van de rijke stof die ons in dit werkje wordt geboden. Aan alles is te merken dat we hier erg dicht bij de bron van de Reformatie zijn, zodat het water klaar en helder is. De nodiging om tot Christus te komen klinkt voluit door en wordt nog niet omgeven door allerlei zekeringen en voorwaarden. Het geloof in de gewisse beloften Gods wordt verkondigd als het enige middel om deel te krijgen aan de gerechtigheid van Christus en aan het kindschap Gods. En de kenmerken van het waarachtige geloof zijn zeer schriftuurlijk en tegelijk zo eenvoudig dat de kleinste en de zwakste in het geloof erdoor wordt bemoedigd en vertroost.
Uiteraard ben ik het geheel met Exalto eens wanneer hij in zijn Inleiding schrijft dat het boek gelezen moet worden tegen de achtergrond van de tijd waarin het geschreven werd. Ik laat hem zelf even aan het woord:
„Wanneer Taffin er met zoveel woorden toe oproept alle leden van de kerk, naar de aard der liefde, te houden voor kinderen Gods, lijkt dat nogal gewaagd. En stellig is het gevaar niet uitgesloten v dat van zulk een uitspraak misbruik gemaakt wordt. Maar men bedenke dat het arme, vervolgde christenen waren voor wie hij schreef. De kerk was nog niet zozeer een volkskerk als later het geval was. Bovendien, Taffin heeft, zoals verderop in het boek blijkt, ook heel goed geweten dat er kaf onder het koren schuilgaat, en dat lang niet bij iedere hoorder van het Woord het zaad in goede aarde valt. Terwijl daarenboven de kenmerken die hij noemt van het kindschap Gods er waarlijk niet om liegen. De inzet bij hem is dat men zich houden mag en moet voor een kind van God en ook anderen zo moet zien, maar dan volgt er nogal wat...! Wij willen maar zeggen: men moet het boek in zijn geheel nemen en zowel het een als het ander laten staan."
In ieder geval, ik heb dit boek met grote innerlijke vreugde gelezen. En ik zou wensen dat velen, ouderen, maar ook jongeren, het ter hand zouden nemen. Terecht zegt Exalto:
„Men kan het lezen met de ogen van een historisch geïnteresseerde, die graag wat van Taffin wil lezen om te weten hoe de man dacht en schreef, en ook dat mag en heeft zijn nut; men kan het ook lezen om er geestelijk door gevoed te worden en dan zal men er nog meer nut van kunnen hebben."
Het is mij zo gegaan dat ik, eenmaal begonnen aan het eenvoudig en helder geschreven boek, het in één ruk uitlas. En daarbij kwam er zo'n rijkdom aan beelden, gedachten en opmerkingen op mij af dat ik grote gedeelten later opnieuw doornam en er telkens weer nieuwe dingen in ontdekte. In een tijd waarin rijp en groen maar wordt gedrukt en verslonden mogen we dankbaar zijn dat ook de klassieke werken uit de begintijd van de Reformatie weer onder de aandacht worden gebracht. Het kan ons ervoor bewaren, af te wijken ter rechteren ter linkerhand!
Theodorus van der Groe
We maken nu een grote sprong door de geschiedenis en komen van de „voorloper" bij de „hekkensluiter" terecht. Theodorus van der Groe werd in 1705 geboren in de pastorie van Zwammerdam, waar zijn vader Ludovicus van der Groe predikant was. Na zijn theologische studie in Leiden werd hij in 1730 predikant te Rijnsaterwoude en in 1740 te Kralingen, bij Rotterdam, waar hij bleef tot zijn dood in 1784.
Van der Groe is één van de meest bekende „oude schrijvers", tevens, zoals gezegd, de laatste vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie in ons land. Veel boeken en prekenbundels staan op zijn naam, onder andere een bundel lijdensstoffen, twee verzamelingen biddagpreken en een complete verklaring van de Heidelbergse Catechismus. Maar ook mengde hij zich in de theologische discussie van zijn dagen en schreef hij verschillende werken over de rechtvaardiging door het geloof.
Van der Groe is hierom zo belangrijk, om-/ dat hij, levend in de natijd en de nabloei, weer teruggreep naar Calvijn en de grote theologen uit de begintijd van de Reformatie. In de polemiek over het geloof en de rechtvaardiging beroept hij zich telkens weer op Calvijn, Taffin, Teellinck, enz. Al gaat, eerlijkheidshalve moet het gezegd worden, de eenvoud en de ruimte van het Reformatorisch belijden, bij hem wel schuil achter een grote breedsprakigheid en ingewikkeldheid. Hierin blijkt Van der Groe ook een kind van zijn tijd te zijn...
De Gereformeerde Grondlee
Het boekje waarvoor ik thans aandacht mag vragen is nooit eerder gedrukt of uitgegeven. Dat het manuscript bestond was wel bekend. Dr. A. G. Honig vermeldde het al in zijn proefschrift over Alexander Comrie. Hij had het ter leen gekregen van Dr. Abr. Kuyper, die het in eigendom had. Tweemaal achter elkaar gelukte het Uitgever Kool uit Veenendaal een handschrift te bemachtigen. Ds. J. van der Haar heeft het „voor de druk gereed gemaakt" en Kool gaf het uit. Het blijkt dat Van der Groe niet de bedoeling heeft gehad dit werkje uit te geven. Hij schreef het slechts voor vrienden die hem een probleem hadden voorgelegd. Hij bedoelde alleen de leer van de rechtvaardiging door het geloof op grond van de Hei-
lige Schrift en de Formulieren van Enigheid , , in een helder daglicht te stellen" en afwijkingen van die leer te weerleggen.
Van der Groe toont bij de stukken aan dat er over dit onderwerp veel woordenstrijd wordt gevoerd. Het geschil gaat uiteindelijk maar over één punt: of in de rechtvaardigmaking de Goddelijke toerekening van Christus' gerechtigheid als oorzaak voorafgaat aan onze gelovige aanneming, óf dat de menselijke aanneming voorafgaat aan de Goddelijke toerekening. Hij komt tot de conclusie dat er eigenlijk geen verschil over kan bestaan, want de toerekening kan niet zonder de toeëigening en omgekeerd.
Overigens maakt hij de juiste opmerking dat deze leer , , meer met het hart moest worden geloofd dan met het vleselijk vernuft beredeneerd".
Taffin en Van der Groe
Ik ben ervan overtuigd dat Taffin en Van der Groe beiden hetzelfde bedoelen. Ze prediken beide het geloof waardoor de zondaar rechtvaardig is voor God en een erfgenaam van het eeuwige leven. Toch zijn we bij Van der Groe kennelijk in een ander klimaat verzeild geraakt, ook doordat er over dit onderwerp in zijn dagen zo werd getwist dat er veel hete hoofden en koude harten waren...
Dat Van der Groe zich helemaal aansluit bij de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, zoals die door de Reformatie was herontdekt is in hem te prijzen. We zouden alleen wensen dat hij die leer wat eenvoudiger op papier had gezet. Voor de mensen van zijn tijd, en vooral voor de theologen onder hen, die de hele discussie hadden gevolgd, moet het allemaal wel duidelijk zijn geweest. Maar op ons maakt het geheel een wat vermoeiende indruk door alle onderscheidingen die hij aanbrengent. Overigens alle lof voor de bewerker die uit een niet vlekkeloos handschrift over een vrij moeilijk onderwerp dit hoek heeft samengesteld.
Persoonlijk vind ik het ontsierend dat de uitgever op blz. 130 reclame maakt voor een boekje dat bij hem zal uitkomen (en inmiddels ook uitgekomen is) van Jan de Ruiter te Hardinxveld. Ten eerste heeft dat niets met deze klassieke uitgave te maken en ten tweede is een boek niet de geëigende plaats voor verkapte advertenties. Zoiets noemen we vandaag „sluikreclame".
N.a.v. Jean Taffin, „De kenmerken der kinderen Gods", uitg. De Vuurtoren, Urk, 1977. 144 blz.. Prijs ƒ 19, 90;
en Theodorus van der Groe, „De Gereformeerde Grondleer van de genadige rechtvaardigmaking door het geloof". Uitg. G. Kool, Veenendaal, 1978. 143 blz. Prijs ƒ 19, 90.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's