Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De daden des Heeren gedenken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De daden des Heeren gedenken

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Mordechai beschreef deze geschiede nissen; en hij zond brieven aan al de joden, die in al de landschappen van de koning Ahasveros waren, die. die nabij en die, die ver waren, om hen te bevestigen, dat zij zouden onderhouden de veertiende dag van de maand Adar en de vijftiende dag derzelve, in alle en in een ieder jaar. Esther 9 : 20.

de daden des HEEREN

Eindelijk is dan de dertiende van de twaalfde maand aangebroken. Wat had die datum de gemoederen beziggehouden. Haman had er met duivels verlangen naar uitgezien. Eindelijk zou hij zijn woede kunnen koelen op Mordechai en zijn volk. En met Haman al de verklaarde vijanden der Joden. Susans volk had' met weerzin die datum tegemoet gezien. Het gros van hen kon geen vreugde vinden in een moordpartij onder het Joodse volk. Dat volk zelf had met vrezen en beven aan die datum gedacht. Ze zouden dan immers gedood worden, verdelgd en uitgeroeid.

Maar eer die datum aanbrak was alles zo anders geworden. De HEERE had het lot bestuurd, dat de wijzen in Hamans schoot geworpen hadden. De dertiende van de twaalfde maand dat had nog lang geduurd. Daar moest nog wel bijna een jaar overheen gaan. Dat jaar hadden Mordechai en Esther niet ledig voorbij laten gaan, zich koesterend in de ijdele waan, dat het alles nog lang duurde, en dat het misschien nog wel mee kon vallen.

Zo willen wij nog wel eens omgaan met het korte respijt, ons gegeven voor de dag van onze dood. Esther en Mordechai hadden niet stilgezeten. Ze hadden alles op alles gezet om aan de dood te ontkomen. En wat heeft de HEERE dat gezegend. Zo gezegend, dat ze nu heel anders de dertiende van de twaalfde tegemoet konden zien.

Als die dag is aangebroken, ziet het er heel anders uit dan Haman en dc zijnen zich hadden voorgesteld. Zo is het. omgekeerd, vertelt ons de gewijde schrijver. De dag van de ondergang is voor Israël de dag van het wreken der wrake geworden. Het is omgekeerd. De HEERE heeft het omgekeerd. De Bewaarder Israëls heeft gesluimerd - noch geslapen. Ja, 't moet gezongen: Dit werk is door Gods alvermogen, door 's HEEREN hand alleen geschied. Wat is die hand machtig, maar bovenal, wat is die hand genadig. Die omkering op de dertiende van de twaalfde kan immers op geen enkele manier geschreven worden op de rekening van Mordechai of Esther. Ze staat slechts op de rekening van de ware Jood Christus. Om Hem en in Hem heeft de HEERE Zijn volk lief en verlost Hij hen uit alle nood.

Dan .mag alles meewerken ten goede. Alles wat Mordechai en Esther in het werk hebben gesteld. Maar ook alles wat erop die dag zelf gebeurt.

We lezen allereerst, dat overal de overheden de Joden gunstig gestemd zijn. Dat is het gevolg van de verhoging van Mordechai. Men hing de huik naar de wind. Moest men eerst Haman te vriend zien te houden, nu gold datzelfde van Mordechai. Aldus dan de gunst van mensen! Maar de HEERE wil het wel mede gebruiken om Zijn volk door te helpen.

Voorts sluit het Jodenvolk zich hecht aaneen tot verdediging tegen hen die het toch waagden aan te vallen. Eendracht maakt immers macht! Tweedracht verzwakt. Een huis, dat tegen zichzelf verdeeld is kan niet bestaan. Wat zou ons dat toch in het hart gegrift moeten staan. We zaaien zo gemakkelijk twist en nogal vaak om dingen die dat eigenlijk helemaal niet waard zijn. Wat moesten allen die Gods Woord waarachtig liefhebben toch veel meer samen staan tegen de vijand. De aanvallen zijn toch voorwaar niet gering! Wat heeft Gods Kerk niet te verduren vandaag aan de dag. De machten en ideologieën maken zich tegen haar op. Wat zou het rijk zijn als er van ons kon gezegd v/orden: En zij vergaderden zich. We mogen het wel ernstig betrachten en wel vurig bidden van de HEERE. Opdat we in één geest en met één gemoed tezamen mogen strijden door het geloof van het Evangelie. Helaas, van ons moet het veel meer gelden: En zij verdeelden zich. En wie hier geen troost vindt, maar slechts schuld en onmogelijkheid, mag toch ook bedenken dat uiteindelijk niet onze strijd weegt, maar die van Christus.

Bedient de HEERE Zich van omstandigheden en mensen. Hij kan ook onmiddellijk werken. Dat komt op die dag ook machtig en heerlijk naar voren. De schrik der Joden viel namelijk op alle volken. Een panische angst beving hun hart. Een angst, die hen geheel en al verlamde. Al zouden ze nog wat gewild hebben, ze konden eenvoudig niet. Alle mioed ontzonk hen. De schrik der Joden, dat is het beslag waaronder de HEERE zo menigmaal de volken heeft gebracht, die zich tegen Israël verhieven. Rachab horen we ervan gewagen, hoe. vrees en ontzetting haar stadgenoten heeft vervuld. En ten diepste is niet het volk, maar de God van het volk de oorzaak van die schrik. Hij houdt de volken in bedwang om Zijn volk te zegenen en te redden. Dat is Zijn belofte ook. Ik de HEERE, Ik zal voor u strijden en gij zult stil zijn. Dat is Zijn belofte, die Hij ondanks alles gelden laat. Dat is Zijn belofte, die Hij nu nog gelden laat. Laat ieder, die Hem vreest, dan maar stil schuilen achter Hem. De schrik des HEEREN zal de volkeren bevangen. Hij heerst en zal Zijn almacht tonen. Nu kan dat nog verborgen zijn, slechts zichtbaar voor het oog des geloofs, de grote dag van Christus' komst zal het openbaar maken. Dan zal ontzetting der volkeren bevangen en Christus eeuwig Overwinnaar zijn. Moeten we soms vrezen voor die dag.? Ach, uit 's Konings mond wil het u nu nog tegen klinken: Vreest niet, Ik ben met U. Daarom, aan Hem maar alles overgegeven en van Hem maar alles verwacht.

In Susan worden op de eerste dag vijfhonderd mannen omgebracht. Aan het eind van die dag vraagt de koning aan Esther of er nog meer is wat ze wenst. Ze vraagt om nog zo'n dag voor de Joden te Susan. Dat klinkt hard uit een vrouwenmond, maar het moet. Weekheid en slapheid kunnen nu niet lijden. Ze zouden immers de oorzaak kunnen zijn van nieuwe haat en nieuwe vervolging. Alle vijanden van Gods volk moeten vergaan. De koning der Amalekieten kon toch ook geen genade vinden. Zijn gedachtenis zal nu ten volle worden uitgeroeid.

Dat het de Joden alleen om de verdediging

van hun leven te doen was, mag duidelijk zijn als we telkens weer lezen, dat ze hun hand niet sloegen aan de roof. Ze hebben niet om vuil gewin gedood, maar uit lijfsbehoud. Ze wilden zich niet ten koste van de vijanden verrijken. Ze bleven ervoor bewaard. Wat een lage hartstochten kunnen er anders in zulke omstandigheden uit het menselijk hart naar boven komen. Laten we ons daar maar niet te goed voor achten. Ook wij gaan in het verdedigen van onze zaak vaak verder dan strikt noodzakelijk is. We geven nog eens een trap na. W 7 e halen iemand nog eens extra naar beneden. De HEERE beware ons maar voor al die duisternissen van ons zondige hart.

gedenken

Misschien kunnen we ons enigszins indenken, hoe blij de Joden geweest zijn, dat het zo is afgelopen. Overal werd feest gevierd. In Susan op de vijftiende, op de andere plaatsen al een dag eerder. Men ruste, bedreef vrolijkheid en hield maaltijden der vreugde. De bittere tegenspoed had hun benauwd gemoed geperst, nu verleende de HEERE stof tot juichen en verblijden. Zijn Naam moest geloofd en geprezen worden. Het kon lijden. Ja, ze mochten niet anders. Hun vreugde moest opstijgen tot voor Gods troon.

Bleven we nog achter? Waren er de verlossingen Gods in ons leven? Maar zweeg het vreugdelied? En welk een verlossing Gods is er niet in de Heere Jezus Christus! Hij heeft met Zijn dierbaar bloed voor al de zonden der Zijnen volkomen betaald. Ja, de macht gebroken niet maar van een Haman. Haman was maar een stroman. Hij heeft de macht gebroken van de vorst der duisternis zelf. Hij heeft ons uit alle macht van de duivel verlost.

Is er dan geen rijke juichensstof, als het geloofsoog mag zien op Hem. Neen, we mogen de droefheid niet verheerlijken, hoezeer ze ons zwaarmoedige hart aanspreekt. Dat hart is zo ongelovig en het onthoudt de HEERE wat Hem toekomt. Laat Gods eer uit het stof toch klimmen! Hij is waard om geloofd en gedankt te worden voor al de weldaden aan ons bewezen. En ach, als we ons hart er niet bij kunnen krijgen. Christus is toch ook hierin Borg geworden. Hij heeft toch ook hiertoe de Geest verworven. Die Geest wil ons hart verwijden. Daarom, looft de HEERE mijn ziel en vergeet geen van Zijn weldaden.

Wat door het volk spontaan gebeurde, wordt door Mordechai officieel tot een inzetting gemaakt voor altijd. Elk jaar zal er op de veertiende en de vijftiende dag van de twaalfde maand blijdschap zijn onder Israël in het gedenken van Gods grote daden. Nooit zal het volk mogen vergeten wat de HEERE onder hen heeft gewrocht.

Wat is dat toch nodig! Dat er gedenkdagen zijn, dat er gedenkdagen zijn die op vaste tijden terugkeren. We zijn zo licht geneigd tot vergeten. Welt de blijdschap en de dankbaarheid even op in ons hart, al spoedig zakken we weer terug in de grauwe vanzelfsprekendheid van elke dag. We vinden de dingen zo gewoon dat we ons nergens meer over verwonderen, laat staan, dat we danken. Hoe nodig dan, die gedenkdagen, die ons telkens weer herinneren aan de grote daden Gods. Wat een zegen dat de gemeente van het nieuwe verbond haar Kerstfeest viert, haar Pasen en Pinksteren. Wat mag dat het leven van Gods kind stijl en inhoud geven. Het hart mag dan telkens weer afgestemd worden op de hoogte van de heilsf ei ten.

O neen, vanzelf zal dat niet gaan. Het kan een gedenkdag zijn voor de gemeente, maar ons hart wil niet meekomen in de vreugde. Die laat zich immers niet organiseren en programmeren, die is immers telkens weer genadegave Gods. Maar toch, al kan ons hart dan niet meekomen. De daden des HEEREN zijn het gedenken waard. Wat zou ervan terechtkomen als het afhankelijk bleef van de wisselende stemmingen van ons hart. Alle en ieder jaar mag dat terugkomen, het gedenken van de magnalia Dei. Christus' komst in het vlees, Zijn gaan naar het kruis. Zijn verhoogd worden aan de rechterhand des Vaders en het uitgaan van Zijn Geest in de harten van zondaren.. Wat een grote daden Gods. Wat een verlossende daden Gods. Daden Gods vol van heil en zaligheid voor verloren zondaren. Daden die een arm en ellendig volk mag gedenken, zich mag tegenwoordig stellen, mag vieren met grote vreugde. En dat van jaar tot jaar en van eeuw tot eeuw totdat Hij komt,

En wat komt het in dat gedenken dan op de trouw aan. Laat de beleving de ene keer inniger zijn dan de andere, toch maar doorgaan. Toch maar gedenken, trouw gedenken. Zo krijgt ons bestaan stijl. Zo mogen we horen bij het volk, dat de getrouwigheden bewaart. Zo mag het volk gedenken en het mag met vreugde gedenken. Het Purimfeest is een vrolijk feest. Een feest van vreugdemaaltijden. Ook een feest waarop de naaste niet vergeten wordt. Men zal delen zenden aan elkaar. D.w.z. men zal van dc maaltijden uitdelen aan hen die niet de middelen bezaten om een vreugdcmaal aan te richten. Een ieder moet in de vreugde delen! We mogen elkaar niet vergeten. We mogen elkaar doen delen in onze vreugde. Och, als de HEE-RE ons hart verwijd heeft, mogen we anderen daar deelgenoot van maken. We mogen niet laatdunkend neerzien op hen, die in ongeloof mismoedig terneer zitten. Neen, we zullen ze vermanen en vertroosten. We zullen ze voorhouden, hoe groot en rijk koning Jezus is. We zullen ze jaloers willen maken, zodat ze ook bij Hem terecht komen en ook in Hem gaan roemen.

Hij heeft Zijn gaven toch ook niet voor Zichzelf gehouden. Toen het feest werd in Zijn leven en Hij ten hemel voer vol eer, heeft Hij gaven genomen om de mensen uit te delen, ja ook aan wederhorigen.

Wat is dat groot. Als het feest moest worden door de gaven die wij elkaar schenken, bleef het maar een armoedige zaak. Nu geeft Hij gaven. En welk een gaven: vergeving van zonden, gerechtigheid en eeuwig leven. Al de gaven die een mens nodig heeft om welgetroost te leven en te sterven. Gaven tot der mensen troost, ja, tot der mensen vreugde, opdat uw blijdschap vervuld zij.

Na de brief die Mordechai aan de Joden stuurt over deze zaken komt er nog een tweede brief, die is van Esther, al heeft Mordechai haar mede ondertekend: Daar staat hetzelfde nog eens in. Daarin wordt echter vooral benadrukt om niet te vergeten het vasten en het geroep om hulp dat er bij Joden geweest was ten dage van hun benauwdheid. De vreugde mag nooit ontaarden in lichtzinnigheid. Altijd moeten zij meedragen de herinnering aan de grote nood en dood waaruit ze zijn gered. Daarom zal er aan de dagen van vreugde een vastendag voorafgaan.

Dat mag ons ook tot lering strekken.. De blijdschap om de grote daden Gods wordt oppervlakkig als we niet van de nood weten en ons de nood ook niet blijvend herinneren. Aan ware vreugde ontbreekt de ernst nooit; noch de verwondering. In zulke vreugde zingt de dichter:

Gij hebt, o HEER' in 't dood'lijkst tijdsgewricht Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen, Mijn voet geschraagd; dies zal ik voor Gods ogen. Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De daden des Heeren gedenken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's