Jozef leeft nog!
Toen boodschapten zij hem, zeggende: ozef leeft nog, ja ook is hij regeerder in gans Egypteland! Toen bezweek zijn hart, want hij geloofde hen niet. Maar toen zij tot hem gesproken hadden al de woorden van Jozef, die hij tot hen gesproken had en dat hij de wagens zag, die Jozef gezonden had om hem te vervoeren, toen werd de geest van Jacob, hun vader levendig. En Israël zeide: et is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! Ik zal gaan en hem zien eer ik sterf. Genesis 45 : 26—28.
Een doodstijding brengen is één van de oeilijkste opdrachten waarvoor een mens ich gesteld kan zien. Ontzettend, wanneer en mensen die niets kwaads vermoeden oet gaan meedelen: die en die is niet meer. r is tact en wijsheid nodig om de boodschap ó tc brengen dat de nabestaanden niet iets rijgen van schrik.
Maar een levenstijding brengen is ook een eenvoudige zaak! Dat komt vóór, dat ensen van wie men al jarenlang dacht dat e overleden waren, nog blijken te leven. En an moet de familie ineens wordt ingelicht: w man, uw zoon, leeft nog en hij komt aar huis!
Het was voor de oude Jacob verschrikkeijk toen die slaaf thuis kwam met de gecheurde en bebloede rok van Jozef. Toen et tot hem was doorgedrongen, toen zat hij eer in stomme smart: een boos dier heeft ozef opgegeten.
Maar nu komen zijn zonen voor de tweede eer terug uit Egypte en nu brengen ze de ngelooflijke boodschap: Jozef leeft nog! En u bezwijkt zijn hart, want hij kan het niet eloven.
) het ongeloof dat beschaamd wordt
De zonen van Jacob zijn voor de tweede eer in Egypte geweest. Vader Jacob heeft iteindelijk Benjamin moeten afstaan, niet rijwillig, maar door de nood gedwongen. ij heeft nog gezegd: en mij aangaande, ben k van kinderen beroofd, dan ben ik beroofd. et andere woorden: als het dan moet, dan oet het. Hij was er gelaten onder, maar at is nog iets anders dan het ermee eens ijn...
We weten wat er in Egypte is gebeurd. Ik ben Jozef — heeft de regent van het land gezegd . .. Leeft mijn vader nog? We kunnen ons voorstellen dat de broers niet wisten waar ze het zoeken moesten. Alles hadden ze verwacht, maar dit niet. . .
Jozef is niet vergeten wat ze hem aangedaan hebben. Ik ben Jozef, die ge naar Egypte verkocht hebt. Maar hij kan wèl vergeven. Dat is het wonder van Gods genade die schittert in het leven van Jozef.
En Jozef maakt nu ook verder de dienst uit. Ga nu maar naar huis, vertel vader alles wat ge gehoord en gezien hebt en breng hem zo spoedig mogelijk naar Egypte.
Zo heeft de karavaan zich in beweging gezet. En zo zijn de broers van Jozef weer teruggekomen bij vader Jacob.
W T at zal de oude man het moeilijk gehad hebben tijdens hun afwezigheid . . . Innerlijk verscheurd door vrees en twijfel. Zouden ze allemaal terugkomen? Zou Benjamin erbij zijn? Zou Simeon erbij zijn? En hoe vaak zal hij tegen zichzelf gezegd hebben: ik had Benjamin ook niet méé moeten geven . . .
En daar kómen ze dan. De spanning is voor Jacob tot het ondraaglijke gestegen. Zijn oude ogen spannen zich in om de mannen te tellen ... Ja, ze zijn er alle erf. Er komt weer een beetje glans in die doffe ogen.
En dan — wat roepen ze daar? Die mannen hebben alle voorzichtigheid vergeten! Zó vervuld zijn ze van dat éne grote nieuws. Voordat ze elkaar normaal kunnen begroeten, roepen ze, schreeuwen ze: Jozef leeft nog!
Jamaar, dat kan immers niet? Simcon, over hem heeft hij in angst gezeten. En Benjamin, dat is zijn opstaan en zijn naar bed gaan geweest. Maar Jozef . . . Nee, vergeten is hij hem niet, maar de hoop op zijn terugkeer heeft hij allang opgegeven. Jozef is dood, dat staat als een paal boven water. Jongens, waarom lieg je je oude vader vóór? Toen bezweek zijn hart. Er staat eigenlijk: zijn. hart versteende, hij bleef er zo koud onder als een steen.
Het is natuurlijk een begrijpelijke reaktie. Je zoon, van wie je al jarenlang denkt dat hij niet meer leeft... En dan nu te horen dat hij het vèr gebracht heeft in de wereld! Je zóu het toch besterven van schrik?
Maar het verschil is wel groot. .. Jaren geleden, toen hij die rok thuis kreeg, toen trok Jacob meteen de conclusie: Jozef is dood. Dat heeft hij al die jaren door onvoorwaardelijk geloofd. En nu krijgt hij de boodschap dat Jozef leeft en dat hij regent is over heel. Egypte ... En nu gelooft hij het niet.
Daar hebben we nu een mens in zijn ongeloof. Wat de duivel zegt en wat de mensen zeggen, dat geloven we onvoorwaardelijk. Maar als Hij spreekt, Die de Waarachtige en de Getrouwe is, dan geloven we het niet.
Jacob, een mens in zijn ongeloof. Jarenlang zat hij daar, eerst in stomme smart, toen in doffe berusting. Jozef is dood. Hij weigerde zelfs zich te laten troosten. En later, toen de Heere bezig was de weg te banen naar Jozef, toen heeft hij ook nog gezegd: al deze dingen zijn tegen mij.
Het ongeloof kan niets anders dan God verdenken en verkeerde conclusies trekken en stomme klachten uiten.
Maar de Heere is een verrassend God en Zijn daden zijn verrassende daden. Jacob, die jarenlang vastgezeten heeft in de strikken van het ongeloof en die eigenlijk niets dan nieuwe jobstijdingen verwachtte, krijgt een boodschap waarop hij niet meer durfde te rekenen. Want de Heere werkt altijd door de diepte van de onmogelijkheid heen.
Ook op de Paasmorgen, toen de discipelen en de vrouwen dachten: het is uit, het is afgelopen. Toen kregen ze de ongelooflijke boodschap: Hij is opgestaan van de doden.
Maar wat een ellende hebben ze zichzelf aangedaan door hun ongeloof. Ze hadden niet gedacht aan Zijn Woorden: Na drie dagen zal Ik opstaan. En als ze dan horen dat Hij opgestaan is, dan geloven ze het niet. Die woorden schenen hun als ijdel geklap. Hoe raak ik verlost van dat verschrikkelijke ongeloof? Wel, dat doet de Heere Zelf.
2) het kleingeloof dat versterkt wordt
Jacob kan het eerst niet geloven. Maar langzamerhand begint hij toch bij te draaien. Hoe komt dat? Doordat zijn zonen tot hem spreken alle woorden die Jozef gesproken
heeft. En wat zou het voornaamste woord van Jozef geweest zijn? Ik denk dit woord: God heeft mij voor uw aangezicht gezonden tot een behouder des leven. Er is volop koren in Egypte en hij kan het nog gratis krijgen ook, want Jozef is aangesteld over heel die graanvoorraad.
En dat laatste, daar gaat het toch om voor vader Jacob. Niet om het koren, maar om de man die het koren uitdeelt. Waar jozef is, daar hoeft hij niet van honger te sterven. Waar Jozef is, daar is de volheid. Nu kan Jacob niets meer voor Jozef doen. Nu kan Jozef alleen nog maar alles voor jacob doen . . .
Zullen we de lijn maar doortrekken naaide Paasmorgen? Daar gaan de vrouwen naar het graf, dragende de specerijen. Ze kunnen alleen dit éne nog voor Hem doen. ja, dat hadden ze gedacht! Maar het is niet nodig. Hij is opgestaan van de doden en Hij leeft in eeuwigheid. En Hij heeft de schatten maar uit te delen, de schatten van Zijn genade. Uit Zijn volheid wil Hij hen bedienen. Nu hoeven ze niets meer voor Hem te doen, nu kan Hij alles voor hen doen.
Jozef leeft! Die boodschap mag verkondigd worden. De grote Jozef Die door Zijn sterven de dood overwon. En Zijn korenschuren zitten nog vol, en Hij heeft het maar voor het uitdelen. Duizenden hebben ervan gegeten en de voorraad is nog niet uitgeput. Waarom zouden we van honger sterven terwijl het Brood er is, dat uit dc hemel nedergedaald is?
Een heerlijke taak voor de broers van Jo - zef om aan hun oude vader te mogen verkondigen: jozef leeft. Maar een nog veel heerlijker taak voor de dienaren van het Evangelie, tc mogen verkondigen: Ik zeg het allen dat Hij leeft, dat Hij verrezen is. Hij heeft het Zelf gezegd: Boodschapt al Mijn heerlijkheid die gij gezien hebt. En zó gebeurt het dat mensen die van eeuwige honger zouden moeten sterven worden uitgelokt door het Woord van de grote jozef en die heerlijkheid met eigen ogen mogen zien.
Is er iemand die het niet kan geloven? Voor wie het te groot en te wonderlijk is? Wel, de Heere heeft ook nog een middel gegeven om het zwakke geloof te versterken, jozef heeft wagens gezonden om zijn oude vader te vervoeren. Die wagens zijn de bewijzen dat Jozef leeft. Dat het woord dat de broers gesproken hebben, waarheid is.
De Heere heeft ons de tekenen en de zegelen gegeven dat Zijn Woord de waarheid is. Om ons de beloften van het Evangelie des te beter te verstaan te geven. Als het Woord van de grote Jozef ons niet kan overtuigen, dan buigt Hij Zich zo laag neer, dan geeft Hij nog tastbare blijken van Zijn grootheid cn van Zijn volheid.
Zalig worden, Jozef zien, bediend worden uit Zijn volheid, daar is niets van ons bij. Doe uw mond maar wijd open, Ik zal hem vervullen. Nu ligt het buiten mij, in de grote Jozef.
En in het luisteren naar Zijn Woord en in het zien van Zijn heerlijkheid in wat Hij geschonken heeft bloeit het geloof van jacob open.
3) het geloof dat werkzaam wordt
Toen werd de geest van Jacob hun vader levendig. We zien het vóór ons: al die tijd heeft Jacob daar als het ware voor dood neergezeten. Jozef weg, Simeon weg, straks Benjamin ook kwijt. Wat had het leven eigenlijk nog voor zin? Een neergebogen en verslagen geest — wie zal die oprichten? Dat heeft de Heere gedaan, met het woord van Jozef!
Wat een kracht ligt er toch in de bediening van het Woord! Misschien is er iemand die denkt: maar ik ben dood in zonden en misdaden. Jawel, maar doden zullen horen de stem van de Zoon van God en die haar gehoord hebben zullen leven. Misschien zegt een ander: ik ben zo doods, zo geesteloos, zo ingezonken. Vroeger heb ik wel vreugde gekend, maar het is allemaal weg. Jawel, maar — zegt de dichter — Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.
De grote Jozef trekt door Zijn Woord, waarin Zijn heerlijkheid ons toeschittert. De kracht van dat Woord is sterker dan het sterkste ongeloof. Het maakt de banden los. het doet de duisternis wijken. Het maakt heiverlangen levend om Jozef te zien.
Kijkt u maar naar die oude Jacob. V/at is die man ten prooi geweest aan het ongeloof . . . Alle dingen waren tegen hem. Hij kon het maar niet eens worden met de Heere, En nu moet u hein eens zien, nu moet u hem eens horen. Je zou gedacht hebben: die man sterft nog van verdriet. Maar nu wordt zijn geest levendig. Hij is een ander mens, een nieuw mens geworden. Want die de Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen. Denken we nog even aan de dag van Christus' opstanding. Vanuit het lege graf hebben de engelen gezegd: Hij is hier niet. Hij is opgestaan. En de vrouwen zijn weggelopen van het graf, met vreze en grote blijdschap. Zij konden het niet geloven en toch bracht de blijde boodschap hun voeten in beweging. En 's avonds, toen de Opgestane Zelf de Emmaüsgangers onderwees in de Schriften — ze hadden Hem nog niet eens herkend — werden hun harten brandende gemaakt.
Het Woord lokt uit, het Woord maakt gaande, om méér van Hem te horen, om Hem Zelf te mogen zien in Zijn Middelaarsheerlijkheid.
En Israël zeide . . . Israël! Het hele hoofdstuk door werd hij jacob genoemd. Nu heel hij ineens weer Israël. Dat is niet toevallig. Toen hij in zijn ongeloof verstrikt zat, toen was hij Jacob. Maar nu het geloof overwint, nu is hij weer Israël: vorst Gods. Want leven uit de grote daden van Israëls God, dat is een vorst Gods te zijn.
En nu gaat die oude man aan het praten. Er zijn tijden geweest dat je hem niet aan de praat kon krijgen. En als hij sprak, dan was het één klacht. Spreken tot eer van de Heere, dat was jacob bijna verleerd. Maar nu gaat hij spreken: Het is genoeg, mijn zoon Jozef leeft nog.
Nu praat hij niet meer over de ellende die hij doorgemaakt heeft. Nu praat hij niet meer over zijn opstandigheid tegen zijn God. Nu zegt hij ook niet meer: al deze dingen zijn tegen mij.
Hij praat alleen nog over Jozef. Al het andere is bijzaak geworden. Jacob, die weer Israël geworden is, heeft aan zijn God genoeg gekregen.
Het is genoeg. Genoeg meegemaakt. En genoeg gezondigd. En genoeg van het leven. Maar vooral: genoeg aan Jozef. Genoeg aan zijn volheid. Genoeg aan de genade van God.
Hebt u ook genoeg aan de grote jozef? Of praat u alleen nog maar over uw armoede en over uw honger en over uw duisternis en over uw kruis? Als u Jozef mag zien, nee, als u alleen nog maar van Jozef mag horen, dan vergeet u al het andere.
Want Jozef leeft. Hij heeft gaven genomen om uit te delen. Groter en rijker dan heel dc korenvoorraad van Egypte. Schatten van wijsheid en kennis. Gerechtigheid en heiligheid, vrede en blijdschap.
Hebt ti er genoeg aan? Of moet er nog iets van u bij? Jozef leeft en Hij kan niets van ons gebruiken. Alleen Zijn gerechtigheid redt van de dood.
Ik zal gaan en hem zien eer ik sterf. De oude man rekent nog met de dag van zijn dood. U ook? En hebt u jozef al gezien? Dc oude Romeinen zeiden: eerst Napels zien, dan sterven. Napels was zo'n prachtige stad, die moest je één keer in je leven gezien hebben. Jacob weet 'net beter: jozef zien en dan sterven.
Hij, de grote Jozef, draagt met het volste recht die naam: Zafnath-Panéach: Behouder des levens.
Als we Hem kennen, wat leven we vaak beneden onze stand. Armoede lijden, terwijl er bij Hein zo'n voorraad is. Die dwaze jacob, hij at al lang van het koren van Jozef, en hij wist niet dat het van jozef was.
Totdat hij de woorden van Jozef had verstaan. Totdat hij de wagens van Jozef had gezien. Totdat hij Jozef ontmoette en zei: dat ik nü sterve, nu ik uw aangezicht gezien heb.
Wilt u het anders en toch hetzelfde? Luistert u dan naar de oude Simeon: Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan, in vrede, naar Uw Woord. Want mijn ogen hebben Uw Zaligheid, Uw Zaligmaker gezien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's