Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jacob bij de grenspost

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jacob bij de grenspost

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Israël verreisde met al wat hij had en hij kwam te Berséba, en hij offerde offeranden aan de God van zijn vader Izak. En God sprak tot Israël in gezichten des nachts, en zeide: acob, Jacob! En hij zeide: iet, hier ben ik! En Hij zeide: k ben die God, uws vaders God. Vrees niet van af te trekken naar Egypte, want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten. En ik zal met u aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende. En jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. Genesis 46 : 1—4.

Jozef leeft nog, Ja, ook is hij regeerder in gans Egypteland! Met deze boodschap waren de zonen van Jacob thuisgekomen uit Egypte. Het was voor Jacob ongelooflijk geweest. Een dode leeft! Een herdersjongen zit op de troon van een wereldmacht!

Geen wonder dat Jacob in eerste instantie zijn zonen wantrouwend heeft aangekeken. Hij kón het niet geloven, maar uiteindelijk móest hij het wel geloven. En toen heeft de oude man zijn besluit genomen: Jozef leeft nog, ik zal gaan en hem zien eer ik sterf. Jarenlang was jacob aan het verdriet en de moedeloosheid prijsgegeven. Maar het bericht dat Jozef leeft geeft hem nieuwe moed en kracht. Hij is meteen bereid en gereed om naar Egypte te gaan..

Het is overigens geen kleinigheid, deze reis naar Egypte... Niet een toeristisch reisje, voor een paar maanden, maar een complete verhuizing. Jacob, die gedacht had in Kanaan te zullen sterven, moet op zijn oude dag nog naar Egypte. Zal hij het land dat God aan de vaderen heeft beloofd, nog ooit terugzien?

Als dc karavaan bij de grens, in Berséba is aangekomen, gebiedt Jacob halt te houden. Jacob gaat eerst offeren, het aangezicht van de Heere zoeken.

1) Gods antwoord op Jacobs gebed

In de grensplaats Berséba liggen rijke herinneringen. Abraham heeft er een boom geplant en daar de Naam van de Heere aangeroepen. Izak heeft er een altaar gebouwd. Jacob zelf is destijds uit Berséba gevlucht naar Paddan-Aram. Een plaats die Jacob nooit meer kan vergeten. Berséba getuigt van wat God gedaan hcc-ft in het leven van zijn vaderen en in zijn eigen leven.

Bij; deze herinneringen wil Jacob stilstaan, 'k Zal gedenken hoe voor dezen ons de Heere heeft gunst bewezen.

Er is echter nog een andere reden waarom Jacob bij Berséba halt wil houden. Hij wordt overvallen door de zorg en de vrees voor het vreemde, het onbekende. Dat blijkt hieruit dat de Heere straks tegen hem zegt: vrees niet! Jacob is dus bang geweest, hij heeft de grens niet over gedurfd.

Wat kan de reden zijn voor die vrees? Is het zijn hoge leeftijd die hem doet aarzelen? Hij is 130 jaar oud. Geen man meer om zo'n grote reis te maken. Of is de herinnering boven gekomen aan zijn geliefde-Rachel, die op die weg gestorven was? Of is hij bang voor Egypte? Het land waar de dienst van God onbekend is, waar de afgoden worden gediend? Zullen zijn kinderen, zijn kleinkinderen, de verleiding van de Egyptische cultuur kunnen doorstaan? Zal zijn nageslacht zich niet vermengen met de Egyptenaars?

Of heeft de vrees nog een andere oorzaak? Na veel omzwervingen is Jacob teruggekeerd in het land van zijn vaderen. De laatste jaren w r oonde hij in Hebron. Herhaaldelijk heeft de Heere beloofd dat Hij hem het land Kanaan zou geven. Moet hij dan nu dit land weer verlaten om naar Egypte te gaan? Is dat dan niet in strijd met Gods beloften? Jacob is al zóveel keren zijn eigen weg gegaan, hij is nu bang geworden buiten Gods weg te gaan. Dat is toch een goed teken in het leven van Jacob. Hij wordt toch meer en meer Israël. Vroeger zou hij geen ogenblik geaarzeld hebben. Natuurlijk zou hij naar Egypte zijn gegaan! Maar nu lezen we: Israël verreisde. Israël! Jacob zou het zelf gekund hebben, maar Israël heeft de Heere nodig.

Het wordt niet beter met ons, in onszelf blijven we Jacob, tot de laatste snik. Maar naarmate Christus een gestalte krijgt in ons hart, naarmate we Zijn Beeld gelijkvormig worden, naar die mate worden we steeds meer Israël. We maken nog graag zelf onze plannen, we stippelen nog graag zelf onze weg uit. Maar als het goed is komen we toch weer op het punt waarop we vragen-: Heere, als Uw aangezicht niet meegaat, doe ons dan van hier niet optrekken... Heere, zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg...

Jacob kan niet verder. Hij gaat offeren, hij gaat bidden. Hij offert offeranden aan de God van zijn vader Izak. Misschien wel op hetzelfde altaar waarop Izak destijds geofferd heeft. Maar wat veel belangrijker is: Taco'b kent en dient de God van zijn vader

Izak! Uit Izaks leven zijn ons niet zoveel bijzonderheden bekend, maar één ding weten we van hem: hij was een man des gebeds! Dat is Jaco'b blijkbaar ook! Hij heeft in zijn leven biddeloze tijden gekend — wie kent ze niet? — maar nu offert hij aan de God van zijn vader, nu bidt hij tot de God van zijn vader. Nu zoekt hij het aangezicht van die God!

En wie zo oprecht de Heere zoekt krijgt ook antwoord op zijn gebed. Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft, Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft. In de nacht, nadat Jacob geofferd heeft, spreekt de Heere tot hem: Jacob, Jacob!

Het is al lang geleden dat de Heere Zich aan Jacob heeft geopenbaard. Trouwens, nachtgezichten zijn niet talrijk geweest in zijn leven. De Heere hield Zich vaak verborgen voor Jacob. Dat kón ook niet anders-Hij leefde zo vaak zijn eigen leven. Hij vergat de Heere, dagen zonder tal. Verzet was er tegen Gods leiding, opstand tegen Gods wegen.

Houdt de Heere Zich in uw leven óók verborgen? Is er dan misschien een oorzaak? Hebt u er misschien zelf aanleiding toe gegeven dat de Heere Zijn aangezicht verbergt?

Wat een wonder dat Hij Zich toch weer laat vinden! Terstond nadat Jacob geofferd en gebeden heeft, klinkt het in de nacht: Jacob, Jacob!

Een dubbele aanspraak, dat wil wat zeggen! Uit het brandende braambos riep de Heere: Mozes, Mozes! Tegen Petrus zegt de Heere Jezus: Simon, Simon! Tegen Saulus van Tarsen: Saul, Saul! Een dubbele aan-

spraak die dubbele aandacht vereist.

En dan: Jacob! Dat is weer zijn oude naam! Hij is voor de Heere Israël, maar in zichzelf blijft hij Jacob. Daar moet hij iedere keer weer aan herinnerd worden: Jacob, zwak van moed en klein van krachten...

Hoor eens, hoe bescheiden: zijn antwoord klinkt: Ziet, hier ben ik! Hij heeft geen pretenties. Hij is alleen maar een zondaar die het bij de Heere zoekt en van de Heere alleen verwacht. Maar ook een zondaar die er iets van verstaat: Gods verborgen omgang vinden zielen waar zijn vrees in woont. Een zondaar die mag ervaren: En onze God ontfermt Zich op het gebed.

Weten we dat ook, dat we voor de Heere niet kunnen bestaan? Ook niet met alle vroegere ervaringen en Godsontmoetingen? Hoe dan wel? Alleen op grond van het offer! Niet van het offer dat Jacob heeft gebracht. Maar op grond van het enige offer, waarnaar het offer van Jacob hcenwijst. Op grond van het offer en de voorbede van Hem Die zegt: Vader, Ik weet dat Gij Mij altijd hoort!

2) Gods belofte aan Jacobs volk

Ik ben die God, uws vader God! Dat is opvallend, dat de Heere Zich zó noemt. De God van uw vader. Dat wil zeggen: dezelfde God aan Wie ge offers hebt gebracht, Wiens Naam ge hebt aangeroepen. Jacob, u hebt zich niet in Mij vergist, Ik ben inderdaad 1 de God van uw vader. Dezelfde Die Ik was in het verleden en Die Ik ben in het heden en Die Ik zal zijn in de verre toekomst. De God Wiens trouw de geslachten omspant.

De God van uw vader... Nu mag Jacob, zelf oud geworden, terugdenken aan het leven van zijn vader Izak. Terugdenken aan wat de Heere voor zijn vader Izak is geweest. Dat leven was immers ook vol van Gods trouw? Nooit heeft Abraham, nooit heeft Izak ontrouw 7 of onrecht in God gevonden. Nooit is één van Zijn woorden op de aarde gevallen.

Wat een troost voor Jacob, staande op de grens tussen Kanaan en Egypte! De God Die zijn vader heeft geleid en verzorgd zal ook met hem zijn. Met zo'n God hoef je niet bang te zijn Egypte in te gaan. Met zo'n God kom je ook in Egypte niet beschaamd uit. Het is trouw al wat hij ooit beval, het staat op recht en waarheid pal als op onwrikbare steunpilaren.

Vrees niet van af te trekken naar Egypte, zegt de Heere. Vrees niet! Dat zegt de Heere dikwijls tegen Zijn kinderen. Vrees komt altijd daar vandaan, dat we niet dicht genoeg bij Hem leven, dat we Hem verdenken in Zijn liefde. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten.

Jacob heeft niet bang te zijn om naar Egypte te gaan, want de Heere gaat mee. En het is beter mét de Heere in Egypte, dan zonder Hem in Kanaan. Ga maar gerust naar Egypte. Keer Kanaan maar de rug toe. Laat het aan de Heere over hoe Hij Zijn beloften vervult. Het zal langs een andere weg gaan dan u gedacht hebt. Maar Gods wegen zijn altijd anders dan onze wegen. Wees niet bang dat Israël tenonder zal gaan in het heidense Egypte, want het zal uitgroeien tot een groot volk, en toch weer in Kanaan terugkomen.

Ik zal met u aftrekken naar Egypte, zegt de Heere en Ik zal u doen wederoptrekken, mede optrekkende. Dat heb Ik immers al aan uw grootvader Abraham beloofd? Het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren. Het zal door diepe wegen gaan, door verdrukking en beproeving, maar Mijn Raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen. Het ^gaat dus niet alleen om Jacob, het gaat ook om zijn nageslacht. Want wanneer de Heere zegt: Ik zal u doen wederoptrekken, mede optrekkende, dan gaat het om zijn volk. Jacob leeft dan immers allang niet meer... Maar hij mag het weten: de Heere is met hém en Hij zal zijn met zijn nageslacht.

Nu kan jacob in vrede verder reizen. Reizen onder Gods beloften. Weliswaar moet hij het beloofde land verlaten wegens de honger. Het beloofde land, waarin hij bovendien geen vierkante meter grond zijn eigendom kan noemen. Hij heeft nu niets meer over dan de Heere en het Woord van Zijn belofte. Dat is ook genoeg. Want Die het beloofd heeft is getrouw, Die het ook doen zal.

Hebben wij ook genoeg aan de Heere en aan het V/oord van Zijn belofte? Zonder de belovende God hebben we alles te vrezen. Dan kunnen we vrezen dat we nooit één voet in het beloofde land. zullen zetten. Maar de werkelijke erfgenamen hebben niets te vrezen. De Heere is met hen. Ze reizen over hoogten en door diepten, soms langs onbegaanbare en onbegrijpelijke wegen cn toch gaat de tocht naar Kanaan.

Denkt u ook weieens dat het verkeerd gaat? Dat er van Gods beloften in uw leven niets terecht komt? Dat de Heere Zich vergist in de weg die Hij met u gaat? Dan moet u, net als Jacob, Zijn aangezicht zoeken in het gebed. Tot Hem naderen op grond van dat enige offer. Een wonderlijke weg is het, want Hij leidt de blinden door de weg die ze niet geweten hebben. Maar Hij leidt! En deze God is onze God, eeuwig en altoos, Hij zal ons geleiden tot de de dood toe.

3) Gods troost voor Jacobs sterven

Nu krijgt Jacob er nog een persoonlijke belofte bij: Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. Dat betekent voor Jacob dat hij niet meer zal terugkomen in het land der belofte. Hij zal in Egypte sterven..

Dat wist hij nog niet. Zijn oude vader Izak heeft destijds gezegd: ik ben oud geworden en ik weet de dag van mijn dood niet. Ook voor Jacob is die dag verborgen. Maar als die dag komt, dan zal Jozef er nog zijn. Jozef zal zijn hand op zijn ogen leggen. Dat wil zeggen: als u de laatste adem hebt uitgeblazen, dan zal Jozef erbij staan om uw

ogen dicht te drukken. Dat was een liefdedienst die werd bewezen aan een overledene door iemand van zijn gezin die hem het naast was geweest, iemand aan wie hij innig verbonden was. Wel, zegt de Heere, dat zal Jozef doen. Jozef, van wie Jacob zo lang heeft gedacht dat hij dood was. Jozef die hij had gedacht nooit meer te zullen zien. Maar nu weet hij: Jozef leeft nog. En nu krijgt hij deze troost voor het uur van zijn dood: jozef zal zijn hand op uw ogen leggen.

Nu mag Jacob zingen: D' Allerhoogste maakt het goed, na het zure geeft Hij het zoet! Nog enkele jaren zal hij in de nabijheid van Jozef leven. Zal Jozef hem onderhouden uit de volle korenschuren van Egypte. En hij zal niet het verdriet hoeven te verwerken dat Jozef hem voorgaat in de weg van alle vlees. Als hij zijn moede hoofd neerlegt, dan zal Jozef er nog zijn. Hij zal sterven met het eeuwige Kanaan in het vooruitzicht en met Jozef naast zijn sterfbed.

Zullen we nu maar gauw over Jozef heenzien? Want hij is toch een type van Christus in Zijn vernedering en in Zijn verhoging? Uitermate vernederd is Jozef: in de kuil geworpen, als slaaf verkocht, in de gevangenis terecht gekomen. Nog dieper is onze Heere Jezus Christus vernederd. Tot in de dood aan het kruis. Ondergegaan in de toorn en de gramschap van de Almachtige.

Uitermate verhoogd is Jozef: uit de gevangenis verlost, regent geworden over Egypte. De tweede man in het land, belast met het uitdelen van de graanvoorraad. De Zafnath-Panéach, de behouder des levens. Nog hoger verhoogd is Hij, Die de dood zijn macht heeft ontnomen. Opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, met heerlijkheid en eer gekroond. Hij heeft gaven genomen om uit te delen onder de mensen.

Jozef zal niet sterven voordat Jacob sterft. Maar Hij leeft in alle eeuwigheid. Hij heeft, o God, van U begeerd, het onvergankelijk leven, Gij hebt het Hem gegeven.

Dat is de troost voor allen die deze Jozef kennen en aan Hem verbonden zijn. We moeten nog sterven en we gaan vaak met vreze des doods over de aarde. Maar Hij leeft! Hij zal er nog zijn als wij er niet meer zullen zijn. Terwijl we leven zal Hij ons bedienen uit Zijn volheid. En als we sterven zal Hij er zijn. En Zijn goedheid is in nood en dood voor ons, Zijn volk, oneindig groot.

Als tenminste ons leven in Hem verborgen is... Anders zal het verschrikkelijk zijn te moeten sterven. Van alles afstand te moeten doen. Alles te moeten loslaten wat ons lief was.

Het is niet nodig, want Jozef leeft en Hij leeft eeuwig. Hij wil ons verzorgen van de wieg tot het graf. Zó bij ons zijn dat we nooit meer alleen zijn, zelfs niet in het uur van onze dood. Want Hij gaat mee en Hij gaat vóór.

Ga tot Jozef en doe al wat Hij zegt! Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen. Dan hebben we geen gebrek en geen gevaar te vrezen. Dan reizen we getroost onder 't heiligend kruis naar 't erfgoed daarboven in 't Vaderlijk huis. Naar Kanaan, waar geen honger en dorst meer is, geen moeite en geen gekrijt. Geen onbegrepen wegen. Geen onvervulde beloften.

Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. Op die ogen die hier vol tranen stonden. Tranen van verdriet, tranen van schuld, tranen van ongeloof. En Jozef — nee, God Zelf zal alle tranen van uw ogen afwissen. W. v. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jacob bij de grenspost

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's