Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onbezorgdheid door afhankelijkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onbezorgdheid door afhankelijkheid

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede Gods die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus. Fil. 4 : 6 en 7.

Oproep tot bezorgdheid

We staan weer aan het begin van een nieuw jaar. Als een route, die we nog nooit bereden hebben en waarvan zelfs de kaart ontbreekt, ligt dat jaar voor ons. Zeker, we hebben wel enigszins onze richting bepaald. Die kant zal het ongeveer oo moeten. Zo en zo zullen we doen. We hebben onze plannen de één vager, de ander duidelijker. Maar uiteindelijk is dat nieuwe jaar voor ons een groot vraagteken. Zullen we onze plannen uit kunnen voeren? Wat zal ons overkomen? Morgen dat is voor ons allen de grote onbekende.

Er zijn mensen, die dat van zich afschudden, oppervlakkig en schijnbaar vrolijk. Je moet je maar geen zorgen voor de tijd maken. En bovendien, het zal allemaal wel meevallen. Laten we maar optimistisch zijn. Maar die luchthartigheid kan de onzekerheid niet de baas worden. In een onbewaakt ogenblik breekt die toch door en springt ze ons weer naar de keel.

Anderen proberen de angst voor morgen te vergeten in de roes van het leven. Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn want morgen sterven we. Maar ook dat verdrijft de zorgen niet. Wat kunnen die zorgen ons bezig houden aan het begin van een nieuw jaar. Ja, ons vervullen, ons zo vervullen, dat ze ons de baas worden, dat we er in onder dreigen te gaan. De angst, die aan de wortel van ons bestaan knaagt verlamt ons. Over van alles zitten we in. Het bestaan is ook zo groot en zo wijd. Het neemt zulke grote vormen aan. We kunnen er niet overheen zien. Het overweldigt ons. U kent dat misschien wel uit eigen ervaring. Je zit er tot over je oren toe in. Je tobt er in rond. Het zorgen en tobben staat ons mensen op het lijf geschreven. We hebben dat overgehouden uit het paradijs. Toen de zonde gekomen is, hebben we onze rust en onze vrede verloren, zijn de angst en de onrust gekomen. De angst voor morgen omdat morgen ten diepste betekent God. God in Zijn eeuwig gericht.

Het nieuwjaarswoord dat de apostel Paulus ons meegeeft is: Weest in geen ding bezorgd. Laat de zorgen u niet benauwen. Laat ze u niet de baas worden. U hoeft, u mag er niet door gebonden worden. Dat is niet naar de maat van het Christelijk leven. Deze vermaning van Paulus aan de gemeente van Filippi staat in direkt verband met de aansporing uit vers 4. Daar roept de apostel op tot blijdschap Te allen tijde heeft het christenvolk zich te verheugen. Die blijdschap mag dan ook niet verdonkerd worden door allerlei bekommernissen. Gods Kerk hoeft zich niet te laten binden door de zorgen voor morgen. In vertrouwen mag de toekomst tegemoet worden gegaan. En dat vertrouwen is radikaal, alles omvattend. In geen ding mag u bezorgd zijn. In dagelijkse dingen niet, niet in grote dagelijkse dingen, maar ook niet in kleine dagelijkse dingen. Maar evenmin in de dingen van de eeuwigheid.

Wat kunnen ook die ons benauwen. Hoe zal het nog met ons aflopen? Als de HEERE ons oproept, waar moeten we dan met onze zonden heen? In geen ding bezorgd, roept Paulus ons toe. Maar hoe kan hij dat nu zeggen? Is dat van de apostel ook geen luchthartig optimisme? Toch niet! Er was voor Paulus ale reden om bezorgd te zijn. Hij zat immers in de gevangenis, toen hij deze brief schreef. Het leek er wel op, dat hij vrijgelaten zou worden, maar zeker was je er nooit van. Het kon allemaal nog helemaal anders uitkomen. Paulus hield daar ook wel degelijk rekening mee. En toch roept hij op tot heilige onbezorgdheid, tot vertrouwen tot rust in God.

In Hem ligt immers de grond voor deze heilige onbezorgdheid. De enige grond. Paulus zegt niet: Weest niet bezorgd, want je redt het wel. Je kracht haalt je er wel door, je vindingrijkheid of je vermogen tot aanpassing. Ook zegt hij niet: Je kunt wel op de mensen vertrouwen. Of de omstandigheden zijn vandaag aan de dag zo slecht toch niet. Zelfs zegt hij niet je geloof houdt je wel op de been. Ach, dat geloof van ons ook! Gods Kerk leeft niet op kosten van eigen geloof, maar op kosten van haar Heere en Zaligmaker. Dat ontslaat van alle zorg. De Heere heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard en met Hem zal Hij ook alle dingen schenken.

Onbezorgdheid in afhankelijkheid

Gods Kerk mag niet bezorgd zijn. Integendeel alle dingen die haar hart bezwaren en benauwen rnoet ze bekend maken bij God. Dat getob komt immers door dat we van ons hart een moordkuil maken. Maar dat mag niet. Alles moet bekend worden bij God. Stort uw hart uit voor Zijn Aangezicht, o gij volk. God is ons een toevlucht. Er is een plaats waar u alle zorgen, al uw begeerten voor dit en voor het toekomende leven kwijt kunt. Waar u ze neer kunt leggen en ze gerust kunt achterlaten. Daarvandaan hoeft u ze niet meer mee te nemen, er zwaar aan tillend. Die plaats is Gods genadetroon. Let op de tegenstelling: Over niets hoeft Gods kind bezorgd te zijn, in alles mag het zijn begeerten bekend maken bij God. Alles wil de HEERE weten. De begeerten voor de tijd en de begeerten voor de eeuwigheid. Voor niets hoeft u zich te schamen. We kunnen wel eens denken: Zou ik daarmee wel bij de HEERE aan mogen komen. Natuurlijk zijn er wel begeerten, waarvoor we ons hebben te schamen. De begeerten van ons zondige vlees. Bidden om het in onze wellust door te brengen is kwalijk bidden. Maar overigens is geen ding te gering om het aan de HEERE voor te leggen.

En, wat een wonder. Hij heeft Zelf plaats bij Zich gemaakt voor een vragend volk. Want, hoe zullen wij naderen tot Hem, wij zondaren. Alles ligt aan onze kant toch afgesneden, verbeurd en verzondigd. Onze zonde heeft God toch een gesloten muur voor ons gemaakt. Beseffen we dat? Alle vanzelfsprekendheid in ons naderen tot God moet dan wel breken. We houden het wonder over. Het wonder van Christus in Wie

de HEERE plaats heeft gemaakt. Het wonder van Christus voor Wie Gods hart gesloten werd. Hij moest de weg van Golgotha gaan zonder een plaats te hebben, waar Hij het kwijt kon. Hij werd van God verlaten opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden worden. En waar een arme zondaar Hem ten hemel hoort schreien, ten koperen hemel, mag het geweten worden, dat de hemel nu open is. Dat het oor en het hart Gods open is in Hem. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

1980 mag een jaar zijn zonder bezorgdheid als 1980 een jaar mag zijn van gebed. Een jaar waarin u met alles schuilt bij de HEERE. Een onbezorgd leven dat is een biddend leven. Een leven aan de troon van Hem die om Christus wil onze genadige God en Vader wil zijn. Die Vader zorgt voor het gras des velds voor de lelieën, die Vader zal ook voor mij wel zorgen en wegen vinden waarlangs mijn voet kan gaan.

De praktijk van die afhankelijkheid

Heilige onbezorgdheid wordt gevonden in een biddend leven. De apostel zegt in deze woorden ook nog iets over de aard van dat biddende leven. We lezen: door bidding en smeking met dankzegging. Bidden is een wat algemeen woord. Het betekent zoveel als naderen tot God. Smeken, brengt er het accent van de ootmoed en de volharding in. Het leven voor een open genadetroon is altijd een leven in armoe en ootmoed. Nooit zullen we verder komen dan de bedelaarsgestalte, hoewel we tegelijk kind aan huis mogen zijn. Maar blijvende ongerechtigheid houdt ons blijvend klein. Wie zijn we immers 2n wie blijven we: Ellendigen, vieselijken verkocht onder de zonde. Bidden in armoe in bidden met volharding. Want het is ons ; r toch om te doen. We bidden toch niet in ; n ongeïnteresseerd 'wie weet'. We houden rol als de weduwe bij de onrechtvaardige echter, als de Kananese vrouw. Geen rechfen hebbend in onszelf maar Hem aangrij-> end in Zijn eigen woord.

Bidden in armoe, maar vooral ook bidden met dankzegging. Die verwondering van de dankzegging, ja van de lofprijzing zal er tijd zijn. Wat hebben we immers voor een Vader! Hij gaf toch Zijn eigen Zoon! Wie meent niets te danken te hebben, wie het zo echt getroffen meent te hebben dat hij verongelijkt en bitter zijn klacht naar de hemel schreeuwt, moet maar eens zien in de discipelen maar eens de olijvenhof binnengaan, moet maar eens staan op de hoofd schedelplaats aan de voet van Jezus' kruis, En een open hart en een open oog om zichzelf te te zien in de w r onderen van zijn genade. Met dankzegging, ach dan houden we altijd te danken over. Doch Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave. Al heb ik dan niets dan heb ik nog alles. Ik heb een Vader in de hemel, die naar mij horen wil en die mij desnoods door een nacht van smart en zorgen voert naar de morgen van Zijn licht.

De belofte voor die afhankelijkheid

We mogen onbezorgd het nieuwe jaar in, want we mogen biddend het nieuwe jaar in. Tmmers is mijn ziel stil tot God, want van Hem is mijn heil. Ik zal in vrede tezamen nederliggen en slapen, want Gij o HEERE alleen zult mij doen zeker wonen. Ja de vrede Gods zal uw harten en zinnen bewaren in Christus Jezus. Dat is de belofte, die de apostel mag hechten aan dat afhankelijke leven. Wie als Hanna zijn hart mag uitgieten voor de HEERE ontvangt rust, ontvangt de vrede Gods.

Daar ligt heel wat in, in de vrede Gods. Dat is de vrede met God waarvan Paulus schrijft in Romeinen 5. De dingen zijn dan weer heel geworden in ons leven. De dingen van onze schuld en zonde en van de daardoor gebroken gemeenschap. Maar het mocht weer goed komen in Christus Jezus. Want Hij is onze vrede. Buiten Hem vonden we alleen maar onrust en oorlog. Ons geweten gunde ons geen rust in onszelf in het beste van onszelf nog niet. Maar door het bloed van Zijn kruis heeft Hij vrede gemaakt voor die die ver is en voor dien die nabij is. Christus is Vredevorst.

De vrede Gods die omvat alles. Mijn eigen hart maar ook heel het bestaan. Want Zijn koninkrijk komt. Dan zullen de volken geen oorlog meer leren. De bergen zullen vrede dragen, de heuvels heilig recht. De vrede Gods zal de nieuwe hemel en de nieuwe aarde vervullen als een zegenende dauw die alles vernieuwt en alles verkwikt. De vrede Gods dat zal in het verband van onze tekst echter vooral betekenen de rust in God. Het is het tegengestelde van die angstige bezorgdheid waarvoor Paulus de gemeente waarschuwt. Wat een onrust vervult ons als we toch onze wensen en verlangens voor onszelf houden, en zelf oplossingen zoeken. Zenuwachtig rennen we heen en weer, van het een naar het ander. Dit moeten we nog regelen en dat nog veilig stellen. Wat een benauwd leven!

Maar de vrede Gods daalt in ons hart als we het kwijt raken aan onze stal getrouwe van Bethlehem, Vader in Christus Jezus. In stil vertrouwen mag ik de - toekomst tegen gaan. De weg is wel onbekend. Ik weet niets van de ongemakken die zich aan mij zullen moet voordoen. maar vragen Ik weet aan niets van de dalen en diepten waar ik door heen zal moeten. Ik hoef zien het in ook de schande niet te va weten. Als Vader het maar weet. En Vader weet het. Hij weet wat goed voor mij is en Hij zal mij niet begeven en mij niet verlaten. O, de HEERE verheffe Zijn Aangezicht over u in het komende jaar en geve u vrede. En Hij zal u vrede geven. Maar dan geen verwachting meer van uzelf of van de mensen. Daar staat het zo wankel mee. Maar alle verwachting van de HEERE. Neen, dan hoeven we geen kwaad te vrezen, want Hij is-bij ons. Zijn stok en Zijn staf, die vertroosten ons.

En de vrede Gods zal uw harten en zinnen bewaren: Ja uw gevoel en uw verstand doordringen. De onbestemde angsten komen tot rust in God. De gedachten, die anders maarronddraaien in de kring van mijn eigen mogelijkheden vallen stil in het uitbreken naar Hem. Die vrede Gods is zo groot en zo wonderlijk. Ze gaat alle verstand te boven. Laten we dat ook maar in het verband zien. Dat verstand is maar aan het rekenen en redeneren. Dat kan nooit goed gaan, zegt uw verstand. Dat is onmogelijk. Dat kan nooit goed gaan als u God moet ontmoeten in het komende jaar. De vrede Gods gaat alle verstand te boven. Ze breekt door alle redenering heen. Ze vindt haar grond in Hem van Wie Jesaja al heeft verkondigd: Wonderlijk, Raad, sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst.

De vrede Gods zal uw harten en zinnen bewaren in Christus Jezus. Die vrede Gods is als een wachter die de stad bewaakt. O, erzijn aanvallen genoeg. De duivel wil niets liever dan Gods kind kwellen met onrust en onzekerheid. En wij, ach wij zijn uit onszelf alzo zwak, dat we niet een ogenblik kunnen bestaan. De bezorgdheid en bevreesdheid is ons zo maar weer de baas. We kunnen er niet tegen op. We houden het niet vol in blijde moed onze weg te gaan. Als een worm knaagt de zorg aan ons leven. Maar de vrede Gods zal uw harten en zinnen bewaren. De vrucht des Geestes is réchtvaardigheid, liefde en vrede. Die'Geest zal bij ons blijven en ons indachtig maken, hetgeen wij in Christus hebben. En dat doet Hij altijd weer en altijd meer tegen alle aanvallen van de satan in.

De vrede Gods zal uw harten en zinnen bewaren in Christus Jezus. Buiten Hem is er geen bewaring en bewaking mogelijk. Dan moet de vrede het verliezen van de strijd, van de oorlog tussen God en ons. Dan eist het recht Gods, dan vervloekt de wet. Dan hebben we alles tegen. En zo God tegen ons is in 1980, wie zal voor ons zijn. Maar ook. zo God voor ons is, en dat is Hij voor al degenen die in Christus Jezus zijn, wie zal dan tegen ons zijn. In heilige onbezorgdheid en diepe vrede, in het vertrouwen van een kind dat aan vaders hand mag gaan bewaart God een ieder die in Christus Jezus is. Nu dan, een gelukkig nieuwjaar, een onbezorgde of toekomst, moet met Gode de zij dank, door onze Heere Jezus Christus.

Maar word ik ooit met bange vrees belaan, Dan zal op U mijn vast betrouwen staan. e HEERE Ik prijs in om God Zijn woord; ik steun voortaan Op Hem; zou vlees mij deren?

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Onbezorgdheid door afhankelijkheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's