Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leven dat sterven baart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leven dat sterven baart

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding, en de gemeenschap van Zijn lijden, Zijn dood gelijkvormig wordende; of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden.

Fil 3 vs 10, 11

lijden en sterven inbegrepen

We overdachten, hoe Pauk is er naar verlangde om Christus te kennen en de kracht van Zijn opstanding. Hij getuigt hier van zijn hartelijk en innig begeren om meer en meer in een nieuw en godzalig leven te wandelen. Om daartoe meer en meer op de kracht van Christus' opstanding te vertrouwen, en om die kracht ook meer en meer te ervaren. Paulus wilde geheel voor Christus leven.

Maar de apostel weet ook van het sterven, dat daarbij hoort. Bekering en vernieuwing gaat met ondergang gepaard. De bekering kent twee delen: de opstanding van de nieuwe mens, maar ook de ondergang van de oude. Het nieuwe leven woont niet vredig en verdraagzaam samen met het oude. Integendeel, het gaat erop of eronder. En naarmate de een meer boven komt, verdwijnt de ander naar onder.

Het is dan ook onbestaanbaar, wel naar het nieuwe leven te verlangen, maar het oude niet te willen missen. Als dat wel bestaat in ons leven, moet er iets mis zijn, is er misschien wel alles mis. We moeten onszelf daar maar op onderzoeken voor Gods Aangezicht. Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen. En wat zijn we toch op alle mogelijke manieren, zelfs in het godsdienstige, een levenbehouders. We moeten het echter kwijt. We mogen het kwijt om Christus' wil.

Leven brengt sterven mee. Maar ook in dat lijden en sterven worden we niet op ons zelf geworpen. Paulus verlangt er naar de gemeenschap van Christus' lijden te smaken en Zijn dood gelijkvormig te mogen worden. Christus heeft immers Zelf ook geleden. Er is niet alleen de kracht van Zijn opstanding. Er is ook de kracht van Zijn overgave tot de dood toe. In die overgave van Christus begeert Paulus te delen.

lijden en sterven konkreet

Die gemeenschap met het lijden van Christus betekent allereerst Zijn smaadheid dragen in dit leven. Paulus had dat ondervonden. Hij wist van verdrukkingen, van nood en benauwdheden, van gevangen zitten en gegeseld worden, van spot en hoon. En nu verlangde hij er naar om meer en meer de smaadheid van Christus te mogen dragen.

Maar, vraagt u misschien, hoe kon Paulus daar nu naar verlangen? Dat is toch nogal wat. Al die moeilijkheden. Daar hoef je toch bepaald niet met vreugde naar uit te zien? Dat hoef je toch niet te begeren? Gaat Paulus hier niet te ver? Is dit niet overspannen en dweepziek. Is dit niet zo'n beetje als die Christenen in de dagen van Augustinus, die zich uitdagend gedroegen, om maar gevangen genomen te worden en dan op de brandstapel een getuigenis te kunnen geven? We denken in dit verband ook aan de discussie die er heden is over de militaire verdediging van ons vrije Westen. Soms hoor je daarbij dergelijke geluiden. Men schijnt haast te verlangen naar communistische overheersing om dan weer martelaar te kunnen zijn voor het geloof. Maar staan we in zo'n houding niet veel te hoog bij onszelf? Zullen wij de eerste niet zijn om afvallig te worden?

Paulus was echter niet dweepziek. Hij kende de moeite en last van het lijden. En bovenal, hij kende zijn eigen zwakheid. Als hij daaraan dacht kon hij er alleen maar tegenop zien. Net als u.

En toch was het Paulus' verlangen niet alleen de kracht van Christus' opstanding te kennen, maar ook de gemeenschap aan Zijn lijden. Het was hem immers een vreugde smaadheid te mogen dragen om Christus' wil. Het was zijn blijdschap achter de Heere Jezus aan te komen, Zijn kruis op te nemen en Hem dagelijks na te volgen. De Heere Jezus had dat immers Zelf zo aangewezen. Zijn weg was een lijdensweg geweest en voor al Zijn discipelen zou de weg niet anders zijn. Ze hebben Mij veracht en ze zullen ook u verachten. De apostel wist dat heter bij hoorde bij de weg achter Jezus. Die weg wilde hij gaan en hij schuwde het lijden op die weg niet. Hij wist, dat het Christenleven een stervend leven moest zijn en dathij alleen zo in de weg van zijn Meester kon gaan. Om Hem wilde hij de ganse dag worden gedood en daarin meer dan overwinnaar zijn.

En de gemeenschap van Zijn lijden. Is dat ook ons verlangen? De kracht van Zijn opstanding ervaren, leven uit de Paasglorie en het lijden vinden, dat hoort onafscheidelijk bijeen. Het een is niet zonder het ander. Van kracht tot kracht voortgaan, lokt ons wel, de klacht willen we maar liever vermijden. En toch kracht en klacht ze worden beide gevonden op de weg achter Jezus.

En is die klacht dan wel zo bitter? Is datlijden dan wel zo zwaar? In ieder geval is de bittere angel eruit. Wie om Christus' wil lijdt, lijdt niet om zijn zonden. Het geloof in Hem bevrijdde immers van zonde en ongerechtigheid. Wie om Christus' wil lijdt vindt daar de bitterheid van het misnoegen Gods niet meer in. Die heeft Jezus immers gevonden. Hij werd van God verlaten opdat wij nimmermeer van Hem verlaten zouden worden. In het lijden mag Gods gunst en Gods kracht gevonden worden. Christus' gemeenschap. Hij heeft Zelf het zwaarste eind van ons kruis gedragen. Hij draagt ons nu Zelf.

Wat is dat rijk, in ons lijden mogen we heel dicht bij Hem komen, mogen we gemeenschap met Hem hebben. Wat is het bittere dan zoet. Zo vind ik Christus' nabijheid en gemeenschap. In mijn lijdensgang mag ik bemoedigd worden door Zijn: Vreest niet. Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Het bittere lijden is zoet, het brengt in gemeenschap met Christus en bovendien: het kruisigt ons aan de wereld. W T e sterven er door aan de wereld. Wat kan die ons anders nog in beslag nemen. Als het goed gaat menen zelfs Gods kinderen Hem wel te kunnen missen. Ze dreigen gans en al weer in dat wereldse leven op te gaan. Wat geeft dan het lijden een goede vrucht. Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest, opdat ik dus Uw godd'lijk recht zou leren. Door het kruis van Christus wordt de wereld ons gekruisigd en wij der wereld. En in het dragen van Zijn kruis wordt dat iedere dag weer werkelijk.

Hier raken we dan meteen aan de innerlijke betekenis van het lijden en sterven met

Christus. Het is een sterven aan de zonde. Aan dat sterven krijgen al Gods kinderen deel. Hun uiterlijke levensgang .kan door Gods goedheid nog tamelijk rustig verlopen. Maar de strijd tegen en het sterven aan de zonde ontloopt niemand, die de HEERE vreest.

Dat sterven kan al vroeg een begin nemen in ons leven. Het kan er al op eenvoudige en kinderlijke manier zijn in onze kinderjaren. Maar hoe vroeg het ook begonnen is, het gaat ons hele leven door. Het eindigt pas in het graf. Daar worden wij de dood van Christus helemaal gelijkvormig.

En wie van Gods kinderen zal ook dit lijden en sterven niet liefhebben? De overblijfselen van de zonde zijn toch alleen maar een zware last. Een oorzaak van bitter verdriet. Wat doen we de HEERE met onze zonde een onrecht, en een oneer. De HEERE, die ons niet anders dan goed doet. De HEERE, die niet anders en niet minder dan onze zaligheid op het oog heeft. En daarom wat kunnen we ernaar verlangen om Gode volmaakt te mogen leven, om onszelf op te offeren Gode tot een welriekende reuk.

En ook in dat lijden en sterven is er gemeenschap met Christus. Mogen we door het geloof putten uit Christus' krachten. De Heidelbergse Catechismus vermeldt onder het „nog meer" van het nut van Christus' lijden en sterven: Dat door Zijn kracht onze oude mens met Hern gekruisigd, gedood en begraven word', opdat de boze lusten van ons vlees niet meer regeren, maar dat wij onszelf Hem tot een offerande der dankbaarheid opofferen.

Daar ligt dus Paulus' verlangen: de smaadheid van Christus dragen en sterven aan zichzelf om Gode te leven. Door het geloof in Christus mag dat ook werkelijkheid zijn. Aan de Romeinen schrijft Paulus: Alzo ook gij, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Jezus Christus, onze Heere. Wie in Christus is, is een nieuwe schepping, het oude is voorbijgegaan. Ziet het is alles nieuw geworden. Maar de cheque van het geloof moet ingewisseld worden in het kleingeld van elke dag. Dat doet de Heilige Geest uit Christus. Daar verlangt Paulus naar. Hij verlangt steeds meer te leven en steeds meer te sterven om eindelijk in volkomenheid gesteld te worden voor God en voor Christus.

lijden en sterven in perspectief

Paulus spreekt ook nog over het uitzicht van dit alles. Hij begeert Christus' dood gelijkvormig te worden en zo te komen tot de wederopstanding der doden. We moeten daarbij denken aan de verheerlijking naar lichaam en ziel, die het deel zal zijn van al Gods kinderen. Indien wij met Hem lijden, wij zullen ook met Hem verheerlijkt worden. We zullen de glorie vinden van die dag, dat ons lichaam zal worden opgewekt in onverderfelijkheid, dat ons hart volkomen vernieuwd zal zijn en ons hele bestaan Hem toegewijd om in de eeuwige zaligheid God te dienen, dag en nacht in Zijn tempel.

De apostel schrijft: Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden. Dat is het einddoel, dat hij in het oog houdt. Daar moet het op aan in zijn leven. Daar wacht de zegekrans, door het lijden zal het naar die heerlijkheid gaan. JDe apostel ziet met verlangen en vertrouwen die toekomst tegen. We moeten ons niet in de war laten brengen door dat „of ik enigszins moge komen". Dat wil geen uitdrukking geven aan Paulus' twijfel, alsof het nog maar de vraag was of hij de eindstreep zou halen. Andere plaatsen van zijn getuigenis laten wel duidelijk anders zien. Ik weet dat Hij machtig is, mijn pand bij Hem weggelegd te bewaren tot die dag. Voorts is mij weggelegd de kroon der overwinning. Neen, hij twijfelt aan de trouw Gods niet. Wel wil deze uitdrukking ons spreken van de moeite en strijd waar het door heen gaat in het Christenleven. Het is nooit een vanzelfsprekende zaak. Het is een worsteling. Een leven waarin ik duizend doden sterf. Een leven, waarin Christus al meer alles wordt en in allen.

Leer mij naar Uw wil te hand'len, 'k Zal dan in Uw waarheid wand'len. Neig mijn hart en voeg het saam tot de vrees van Uwe Naam. HEER', mijn God, ik zal U loven, heffen 't ganse hart naar boven, 'k Zal Uw Naam en Majesteit eren tot in eeuwigheid.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Leven dat sterven baart

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's